12

Dr. Jerry Halpern had op minder dan drie kilometer van de campus een appartement in een gebouw van twee woonlagen, dat veertig jaar geleden waarschijnlijk heel aardig was geweest. Hij deed onmiddellijk open toen Deborah aanklopte, en knipperde met zijn ogen tegen het zonlicht op zijn gezicht. Hij was halverwege de dertig en dun, maar hij zag er niet fit uit en had zich in geen dagen geschoren. ‘Ja?’ zei hij op klaaglijke toon die precies bij een tachtigjarige wetenschapper zou passen. Hij schraapte zijn keel en probeerde het opnieuw. ‘Wat wilt u?’

Deborah stak haar badge omhoog en zei: ‘Mogen we alstublieft binnenkomen?’

Halpern staarde naar de badge en leek iets in te zakken. ‘Ik heb niet… wat, wat… waarom binnenkomen?’ zei hij.

‘We willen u graag een paar vragen stellen,’ zei Deborah. ‘Over Ariel Goldman.’

Halpern viel flauw.

Ik maak niet vaak mee dat mijn zus verbaasd kijkt, daarvoor heeft ze zichzelf te veel in de hand. Dus het was absoluut de moeite waard om te zien dat haar mond open zakte toen Halpern op de vloer terechtkwam. Ik plakte een gepaste uitdrukking op mijn gezicht, bukte en voelde zijn pols.

‘Zijn hart doet het nog,’ zei ik.

‘Laten we hem maar naar binnen brengen,’ zei Deborah en ik sleepte hem het appartement in.

Het appartement was waarschijnlijk niet zo klein als het leek, maar de muren hingen vol uitpuilende boekenplanken, op een werktafel lagen hoge stapels papieren en nog meer boeken. In de kleine ruimte die overbleef stonden een haveloze, uitgewoond ogende tweezitsbank en een dik gestoffeerde stoel met een lamp erachter. Ik wist Halpern op te tillen en op de bank te werken, die alarmerend onder hem kraakte en inzakte.

Ik stond op en botste bijna tegen Deborah aan, die al over Halpern heen hing en boos naar hem keek. ‘Je kunt beter wachten tot hij bijkomt voordat je tegen hem tekeergaat,’ zei ik.

‘Die klootzak weet iets,’ zei ze. ‘Waarom zou hij anders zomaar neervallen?’

‘Slecht eten?’ zei ik.

‘Breng hem bij,’ zei ze.

Ik keek haar aan om te zien of ze een geintje maakte, maar natuurlijk was ze bloedserieus. ‘Wat had je in gedachten?’ vroeg ik. ‘Ik ben m’n reukzout vergeten mee te nemen.’

‘We kunnen hier niet gewoon wat staan wachten,’ zei ze. En ze boog zich voorover alsof ze hem door elkaar wilde schudden, of hem misschien een stomp op z’n neus wilde verkopen.

Maar gelukkig voor Halpern koos hij juist dat moment om weer bij bewustzijn te komen. Hij knipperde een paar keer met zijn ogen tot ze open bleven en toen hij naar ons opkeek was zijn hele lijf zo gespannen als een veer. ‘Wat willen jullie?’ vroeg hij.

‘Belooft u dat u niet weer flauwvalt?’ vroeg ik. Deborah gaf me een elleboogstoot in mijn zij.

‘Ariel Goldman,’ zei ze.

‘O god,’ jammerde Halpern. ‘Ik wist dat dit zou gebeuren.’

‘U had gelijk,’ zei ik.

‘U moet me geloven,’ zei hij terwijl hij zich overeind worstelde. ‘Ik heb het niet gedaan.’

‘Oké,’ zei Debs. ‘Wie dan wel?’

‘Ze heeft het zelf gedaan,’ zei hij.

Deborah keek me aan, misschien om te zien of ik haar kon vertellen waarom Halpern overduidelijk krankzinnig was. Helaas kon ik dat niet, dus keek ze weer naar hem. ‘Ze heeft het zelf gedaan,’ zei ze, met een stem vol smeriswantrouwen.

‘Ja,’ hield hij vol. ‘Ze wilde het eruit laten zien alsof ik het had gedaan, zodat ik haar een goed cijfer zou geven.’

‘Ze heeft zichzelf dus verbrand,’ zei Deborah heel nadrukkelijk, alsof ze het tegen een driejarig kind had. ‘En toen heeft ze haar eigen hoofd afgehakt. Zodat u haar een goed cijfer zou geven.’

‘Ik hoop dat u haar minstens een 8 hebt gegeven, ze heeft er heel wat werk aan gehad,’ zei ik.

Halpern staarde ons aan, zijn kaken hingen open en gingen spastisch heen en weer, alsof hij ze dicht wilde doen maar er een pees ontbrak. ‘Wa,’ zei hij ten slotte. ‘Waar hebt u het over?’

‘Ariel Goldman,’ zei Debs. ‘En haar kamergenootje Jessica Ortega. Dood door verbranding. Hoofden afgehakt. Wat kun je ons daarover vertellen, Jerry?’

Halpern stuiptrekte en zei een hele poos niets. ‘Ik, ik… zijn ze dood?’ fluisterde hij uiteindelijk.

‘Jerry,’ zei Deborah, ‘hun hoofd was afgehakt. Wat denk je?’

Ik keek met grote belangstelling hoe een heel scala aan uitdrukkingen over Halperns gezicht gleed die verschillende soorten onbegrip uitbeeldden, en ten slotte, toen het kwartje viel, weer op de opengesperde kaak bleef hangen. ‘U… u denkt dat ik… u kunt niet…’

‘Ik ben bang van wel, Jerry,’ zei Deborah. ‘Tenzij je me kunt vertellen waarom niet.’

‘Maar dat is… dat zou ik nooit doen,’ zei hij.

‘Iemand heeft het wel gedaan,’ zei ik.

‘Ja, maar, mijn god,’ zei hij.

‘Jerry,’ zei Deborah, ‘waarover wilden we volgens jou iets vragen?’

‘De, de verkrachting,’ zei hij. ‘Terwijl ik haar niet heb verkracht.’

Ergens bestaat er een wereld waarin alles klopt, maar daar waren wij nu duidelijk niet. ‘Terwijl je haar níét hebt verkracht,’ zei Deborah.

‘Ja, dat… wilde ze van me, ah,’ zei hij.

‘Ze wilde dat je haar verkrachtte?’

‘Zij, zij,’ zei hij en hij begon te blozen. ‘Ze bood me, eh, seks aan. Voor een goed cijfer,’ zei hij, terwijl hij naar de grond keek. ‘En ik heb geweigerd.’

‘En toen vroeg ze je om haar te verkrachten?’ vroeg ik. Deborah porde me met haar elleboog.

‘Dus je hebt nee gezegd, Jerry?’ zei Deborah. ‘Tegen zo’n mooi meisje?’

‘Op dat moment ging ze, hm,’ zei hij, ‘zei ze dat ze hoe dan ook een 10 zou krijgen. En toen scheurde ze haar eigen shirt en begon te gillen.’ Hij slikte maar keek niet op.

‘Ga door,’ zei Deborah.

‘En ze zwaaide naar me,’ zei hij terwijl hij zijn hand in een afscheidsgroet omhoogstak. ‘En daarna rende ze de gang door.’ Hij keek eindelijk op. ‘Ik kan dit jaar mijn vaste benoeming krijgen. Als zoiets als dit de ronde gaat doen, kan ik mijn carrière wel vergeten.’

‘Ik begrijp het,’ zei Debs heel begrijpend. ‘Dus je hebt haar vermoord om je carrière veilig te stellen.’

‘Wat? Nee!’ sputterde hij. ‘Ik heb haar niet vermoord!’

‘Wie dan wel, Jerry?’ vroeg Deborah.

‘Dat weet ik niet!’ zei hij en hij klonk bijna nukkig, alsof we hem ervan hadden beschuldigd dat hij het laatste koekje had gepikt. Deborah staarde hem alleen maar aan en hij staarde terug, flitste met zijn blik beurtelings van haar naar mij en weer terug. ‘Ik heb het niet gedaan!’ hield hij vol.

‘Ik zou je graag geloven, Jerry,’ zei Deborah. ‘Maar daar ga ik niet over.’

‘Wat bedoelt u?’ zei hij.

‘Ik moet je vragen met me mee te gaan,’ zei ze.

‘Gaat u me arrestéren?’ vroeg hij.

‘Ik neem je mee naar het bureau om een paar vragen te beantwoorden, meer niet,’ zei ze geruststellend.

‘O, mijn god,’ zei hij. ‘Jullie gaan me arresteren. Dat is… nee. Nee.’

‘Laten het op de gemakkelijke manier doen, professor,’ zei Deborah. ‘We hebben toch geen handboeien nodig, wel?’

Hij keek haar een lang ogenblik aan, sprong plotseling overeind en rende naar de deur. Maar helaas voor hem en zijn meesterlijke ontsnappingsplan moest hij langs mij, en Dexter wordt wijd en zijd geprezen om zijn flitsende reacties. Ik stak mijn voet uit, de professor viel op zijn gezicht en gleed met hoofd en al naar de deur.

‘Oef,’ zei hij.

Ik glimlachte naar Deborah. ‘Ik vermoed dat je toch handboeien nodig hebt,’ zei ik.

Загрузка...