26

Ik wist niet zeker of ik officieel weer voor het feestje was uitgenodigd, maar ik wilde niet zo ver uit de buurt zijn dat ik de kans misliep om minzaam de verontschuldigingen van mijn zus in ontvangst te nemen. Dus treuzelde ik net binnen de voordeur van het appartement van wijlen Manny Borque, waar ik op het juiste moment zou kunnen worden opgemerkt. Helaas had de moordenaar niet de reusachtige artistieke bal beestenbraaksel van de piëdestal naast de deur gestolen. Die stond er nog, precies in het midden van mijn hangplek, en tijdens het wachten was ik gedwongen ernaar te kijken.

Ik vroeg me af hoe lang het zou duren voordat Deborah de oude man naar de tattoo zou vragen en dan het verband zou leggen. En tegelijk hoorde ik dat ze haar stem verhief met de officiële rituele afscheidswoorden, de oude man bedankte en hem vroeg of hij haar wilde bellen als er nog iets anders in hem opkwam. En toen kwamen ze beiden naar de deur. Deborah hield de oude man ferm bij de elleboog en leidde hem uit het appartement.

‘Maar hoe zit het met mijn krant, miss?’ protesteerde hij toen ze de deur opende.

‘Het is Brigadier Miss,’ zei ik tegen hem en Deborah keek me boos aan.

‘Bel de krant,’ zei ze tegen hem. ‘Die vergoedt het wel.’ En ze smeet hem praktisch de deur uit, waar hij even trillend van woede bleef staan.

‘De slechteriken gaan het winnen!’ riep hij en toen deed Deborah gelukkig voor ons de deur dicht.

‘Hij heeft gelijk, weet je,’ zei ik tegen haar.

‘Nou, je hoeft er heus niet zo blij bij te kijken, hoor,’ zei ze.

‘En jij mag daarentegen wel eens je best doen om er blijer uit te zien,’ zei ik. ‘Hij is het, de vriend, hoe heet-ie ook weer.’

‘Kurt Wagner,’ zei ze.

‘Heel goed,’ zei ik. ‘Kat in ’t bakkie. Het is Kurt Wagner en dat weet je.’

‘Ik weet helemaal niks,’ zei ze. ‘Het kan altijd nog toeval zijn.’

‘Ja hoor,’ zei ik. ‘Er is zelfs een mathematische kans dat de zon in het westen opkomt, maar dat is niet erg waarschijnlijk. Wat heb je verder nog?’

‘Die verdomde engerd, Wilkins,’ zei ze.

‘Hij wordt toch door iemand in de gaten gehouden, hè?’

Ze snoof. ‘Ja, maar je weet hoe die jongens zijn. Ze doen een tukje, of laten het sloffen en vervolgens zweren ze dat die vent geen moment uit hun ogen is geweest. Intussen is degene die ze in de gaten moeten houden cheerleaders in stukken aan het snijden.’

‘Dus je denkt nog steeds dat hij de moordenaar kan zijn? Ook al was die knul hier op precies hetzelfde tijdstip waarop Manny werd vermoord?’

‘Jij was hier ook op hetzelfde tijdstip,’ zei ze. ‘En deze is niet als de andere moorden. Eerder een goedkoop aftreksel.’

‘Hoe komt Tammy Connors hoofd dan hier?’ vroeg ik. ‘Kurt Wagner doet dit, Debs, dat moet wel.’

‘Oké,’ zei ze. ‘Waarschijnlijk wel.’

‘Waarschijnlijk?’ zei ik en ik was echt verbaasd. Alles wees naar die knul met de nektattoo en Deborah twijfelde nog.

Ze keek me een hele poos aan en het was geen blik vol warme, liefhebbende, zusterlijke genegenheid. ‘Jij bent er ook nog,’ zei ze.

‘Arresteer me in dat geval dan maar,’ zei ik. ‘Dat zou nog eens slim zijn, hè? Hoofdinspecteur Matthews is blij omdat je iemand hebt gearresteerd en de media likken hun vingers erbij af omdat je je broer in de kraag hebt gevat. Schitterende oplossing, Deborah. Daar wordt zelfs de echte moordenaar gelukkig van.’

Deborah zei niets, draaide zich alleen maar om en wandelde weg. Nadat ik er even over had nagedacht, realiseerde ik me wat een goed idee dat was. Dus dat deed ik ook en wandelde in tegengestelde richting weg, het appartement uit en weer naar mijn werk.

De rest van de dag gaf veel meer voldoening. Twee lijken, blanke mannen, waren in een BMW gevonden die in de berm van de Palmetto Expressway geparkeerd stond. Toen iemand de auto probeerde te stelen, vonden ze de lijken en belden de politie, nadat ze de geluidsinstallatie en de airbags hadden gejat. De doodsoorzaak was blijkbaar diverse geweerschoten. De kranten zijn dol op de zinsnede ‘in bendelandstijl’ als het om in zeker opzicht nette en efficiënte moorden gaat. Deze keer zouden we niet op zoek gaan naar een bende. De twee lijken in de auto waren letterlijk doorzeefd met lood en zwommen in het bloed, alsof de moordenaar niet goed wist welke kant van het geweer hij vast moest houden. Te oordelen naar de kogelgaten in de ramen was het een wonder dat er ook geen passerende weggebruikers waren neergeschoten.

Een drukke Dexter zou een gelukkige Dexter moeten zijn, er was genoeg afschuwelijk geronnen bloed in de auto en op het omliggende wegdek om me uren bezig te houden, maar het was niet verbazingwekkend dat ik nog steeds ongelukkig was. Er overkwamen me zoveel gruwelijke dingen en nu had ik ook nog ruzie met Debs. Het klopte niet helemaal als ik zeg dat ik van Deborah hield, aangezien ik niet tot liefde in staat ben, maar ik was aan haar gewend en ik had haar liever om me heen wanneer ze redelijk tevreden met me was.

Los van het normale, kinderlijke gekibbel tussen broer en zus hadden Deborah en ik zelden echt ruzie, en ik was enigszins verbaasd toen ik merkte dat dit me heel erg dwarszat. Ondanks het feit dat ik een zielloos monster ben dat het heerlijk vindt om te doden, stak het me dat ze zo over me dacht, vooral omdat ik als bruut mijn erewoord had gegeven dat ik volkomen onschuldig was, althans in dit geval.

Ik wilde met mijn zus meegaan, maar het ergerde me ook dat ze wat te enthousiast leek over haar rol als vertegenwoordiger van de Volle Allure van de Wet en niet bepaald als mijn gewillige sidekick en vertrouwelinge.

Natuurlijk vond ik het niet meer dan logisch dat ik mijn volkomen terechte verontwaardiging hieraan spendeerde, aangezien ik op dat moment mijn aandacht verder helemaal nergens op hoefde te richten, dingen als trouwerijen, mysterieuze muziek en vermiste Ruiters kwamen toch zeker altijd op hun pootjes terecht? En met bloed spatten is een eenvoudig ambacht dat minimale concentratie vergt. Om dat te bewijzen liet ik mijn gedachten de vrije loop terwijl ik me mentaal wentelde in mijn treurige toestand, en om die reden gleed ik over het gestolde bloed uit en viel op een knie aan de straatkant van de BMW.

De schok van het contact met de weg werd onmiddellijk weerkaatst door een innerlijke schok, een steek van angst en koude lucht ging door me heen, steeg uit de afschuwelijke kleverige rommel recht in mijn lege zelf omhoog, en het duurde een hele tijd voor ik weer kon ademen. Rustig aan, Dexter, dacht ik. Dit is slechts een kleine, pijnlijke reminder aan wie je bent en waar je vandaan bent gekomen, veroorzaakt door stress. Het heeft niets te maken met koude drukte.

Ik wist zonder te jammeren op te staan, maar mijn broek was gescheurd, mijn knie deed pijn en een broekspijp zat onder het walgelijke, half opgedroogde bloed.

Eigenlijk hou ik niet van bloed. En wanneer ik omlaag kijk en het feitelijk op mijn kleren zie zitten, dat het me feitelijk áánraakt, en dan ook nog boven op de volslagen chaos die mijn leven was geworden, evenals de grote lege Ruiterloze put waarin ik was gevallen… het bloed deed de deur dicht. Ik had nu absoluut emoties en die waren niet aangenaam. Ik merkte dat ik huiverde en het bijna uitschreeuwde, maar het lukte me, amper, om mezelf in te houden, schoon te maken en door te marcheren.

Ik voelde me niet veel beter, maar ik kwam door de dag heen doordat ik me kon omkleden in een extra stel kleren die verstandige bloedspattechneuten achter de hand hebben, en uiteindelijk was het tijd om naar huis te gaan.

Toen ik via Old Cutler zuidwaarts naar Rita reed, kleefde een kleine rode Geo aan mijn bumper en wilde niet weggaan. Ik hield hem via de spiegel in de gaten, maar ik kon het gezicht van de bestuurder niet zien en ik vroeg me af of ik soms zonder het te weten iets had gedaan waardoor hij of zij boos was geworden. Ik kwam heel erg in de verleiding op de rem te gaan staan en het erop aan te laten komen, maar ik was nog niet zo ver heen dat ik geloofde dat het er beter op werd als ik mijn auto in de prak reed. Ik probeerde de andere auto te negeren, gewoon de zoveelste mallotige automobilist uit Miami met een raadselachtige verborgen agenda.

Maar hij bleef bij me, een paar centimeter achter me, en ik begon me af te vragen wat die agenda dan wel niet was. Ik schoot naar voren. De Geo schoot naar voren en bleef aan mijn bumper kleven.

Ik ging langzamer rijden en de Geo deed dat ook.

Ik stak twee files door, een koor van woedende claxons en opgestoken vingers in mijn kielzog achterlatend. De Geo kwam achter me aan.

Wie was dit? Wat wilden ze met me? Wist Starzak soms dat ik degene was geweest die hem had vastgetapet, waardoor hij nu in een andere auto achter me aan kwam, vastbesloten zich op me te wreken? Of was het deze keer iemand anders, en zo ja, wie dan? Waarom? Ik kon niet geloven dat Moloch aan het stuur zat van de auto achter me. Hoe kon een god uit de oudheid zelfs maar een voorlopig rijbewijs halen? Maar er zat iemand achter me, duidelijk van plan om een tijdje bij me te blijven en ik had geen idee wie het was. Ik merkte dat ik verwilderd naar een antwoord zocht, naar iets reikte wat er niet langer was, en door het gevoel van verlies en leegte werden mijn onzekerheid, woede en onbehagen nog eens groter. Ik realiseerde me dat ik sissend tussen opeengeklemde tanden in- en uitademde, dat mijn handen zich om het stuur klemden en bedekt waren met een kille zweetglans, en ik dacht: nu is het genoeg.

En terwijl ik me geestelijk voorbereidde om op de rem te trappen, uit de auto te springen om het gezicht van de andere bestuurder tot rode moes te slaan, glipte de Geo plotseling van mijn bumper af, sloeg rechts af en verdween door een zijstraat het nachtelijke Miami in.

Het was dus toch niets geweest, gewoon een volkomen normale spitsuurpsychose. De zoveelste verknipte doorsneeautomobilist in Miami, die de verveling van de lange rit naar huis doodde door achtervolginkje te spelen met de auto vóór hem.

En ik was niets meer dan een verdwaasd, toegetakeld, paranoïde voormalig monster met samengebalde vuisten die met zijn tanden knarste.

Ik ging naar huis.

De Waker liet zich terugvallen en reed in een cirkel weer terug. Hij bewoog zich nu onzichtbaar voor de ander door het verkeer en draaide ver achter de ander de straat naar het huis in. Hij had ervan genoten hem zo dicht op de hielen te zitten, hem had gedwongen een milde paniek uit te stralen. Hij had de ander uitgedaagd om te zien of hij al zover was en wat hij had aangetroffen was uitermate bevredigend. Het was een geraffineerd uitgebalanceerd proces om de ander precies in de juiste geestesgesteldheid te krijgen. Hij had het al vele malen eerder gedaan en hij herkende de signalen. Geagiteerd, maar hij zat niet op de rafelige rand waar hij hem wilde hebben, nog niet.

Het was duidelijk tijd om de zaken wat te versnellen.

Het zou een heel bijzondere avond worden.

Загрузка...