Wat is dit voor maan? Niet de heldere, fonkelende maan van hakkend geluk, absoluut niet. O, hij trekt en klaagt en schijnt als een goedkoop en druipend aftreksel van wat hij zou moeten doen, maar de scherpte is eraf. Deze maan heeft geen wind in zich om roofdieren langs de heerlijke nachtelijke hemel en tot een extase van hakken en snijden te voeren. In plaats daarvan flakkert deze maan verlegen door een brandschoon raam op een vrouw die opgewekt en parmantig op de rand van de bank zit en het heeft over bloemen, canapés en Parijs.
Parijs?
Ja, met een ernstig vollemaansgezicht, op die langgerekte stroperige toon van haar heeft ze het over Parijs. Ze praat over Parijs. Alweer.
Dus wat is dit in hemelsnaam voor maan, met zijn bijna ademloze glimlach en aanstellerige kantjes om de randen? Hij rammelt halfhartig aan het raam, maar langs al dat ziekmakend zoete gekweel kan hij niet echt naar binnen komen. En welke Zwarte Ruiter kan nu zomaar in de kamer zitten, zoals de arme Verdwaasde Dexter op dit moment, en doen alsof hij luistert terwijl hij tegelijk wazig op zijn stoel zit weg te dromen?
Komaan, dit moet een huwelijksmaan zijn – door de avondlijke woonkamer ontvouwt hij zijn echtelijke banier, hij roept iedereen op bijeen te komen, laat de kerkklokken klinken, de kerk weer in, lieve vrienden – want Dexter met de Dodelijke Kuiltjes gaat trouwen. Wordt het gelukzalige huwelijksbootje in geduwd door de lieftallige Rita, die, naar nu blijkt, haar leven lang al een passie koestert om Parijs te zien.
Getrouwd, huwelijksreis in Parijs… Horen die woorden werkelijk in hetzelfde plaatje thuis als onze Fantoom Viller?
Kunnen we ons nou werkelijk een plotseling bezadigde en onnozele hakker voorstellen, die in Fred Astaire-das en dito rokkostuum voor het altaar van een heuse kerk staat en de ring aan een wit-omwikkelde vinger schuift terwijl de goegemeente snift en straalt? En neem nou Dexter de Demon, die in madras-shorts naar de Eiffeltoren staat te gapen en bij de Arc de Triomphe gulzig een café au lait opslobbert? Handjes vasthouden en wuft langs de Seine kuieren, en afwezig naar elke protserige snuisterij in het Louvre staren?
Natuurlijk zou ik een pelgrimstocht naar de Rue Morgue kunnen maken, een heilige plek voor seriehakkers.
Maar laten we nu eens een heel klein beetje serieus blijven: Dexter in Parijs? Mogen Amerikanen om te beginnen Frankrijk nog wel in? Maak ’t een beetje, Dexter in Parijs? Op húwelijksreis? Hoe kan iemand met Dexters middernachtelijke veroveringen in hemelsnaam zoiets platvloers verzinnen? Hoe kan iemand die seks net zo boeiend vindt als rood staan bij de bank in het huwelijksbootje stappen? Kortom, waarom is Dexter dit bij alles wat goddeloos, duister en dodelijk is werkelijk van plan?
Allemaal schitterende vragen en heel redelijk ook. En om je de waarheid te zeggen, ietwat lastig te beantwoorden, zelfs voor mijzelf. Maar hier zit ik dan, verdraag de watermarteling van Rita’s verwachtingen en vraag me af hoe Dexter hier in godsnaam mee kan doorgaan.
Goed dan. Dexter gaat hiermee door omdat hij wel moet, deels om zijn broodnodige dekmantel in stand te houden en zelfs te verbeteren, waardoor de wereld in extenso niet kan zien wat hij is, namelijk op zijn zachtst gesproken niet iets waarmee iemand met de lichten uit aan tafel wil zitten, zeker niet als er ergens zilverwerk rondslingert. En het spreekt vanzelf dat er heel zorgvuldig te werk gegaan moet worden om ervoor te zorgen dat het niet algemeen bekend wordt dat Dexter door die Zwarte Ruiter wordt voortgedreven, een fluisterzachte stem op de schemerige achterbank, die zo nu en dan op de voorbank klimt, het stuur overneemt en ons naar het Pretpark van het Ondenkbare brengt. We moeten niet hebben dat de schapen in de gaten krijgen dat Dexter de wolf onder hen is.
En dus timmeren we aan de weg, de Ruiter en ik, werken we heel hard aan onze dekmantel. In de afgelopen paar jaar is er een Dating Dexter geweest, bedacht om de wereld een opgewekt en bovenal normaal gezicht te laten zien. Deze charmante schepping heeft Rita tot de Vriendin verheven, en dat was in veel opzichten een ideale regeling, want zij was net zomin als ik in seks geïnteresseerd en wilde toch het gezelschap van een Begrijpende Heer. En Dexter begrijpt het ook echt. Niet mensen, romantiek, liefde en al die onzin. Nee. Wat Dexter begrijpt is de dodelijk grijnzende kern van de zaak, hoe je in Miami de o zo vele gegadigden moet zien te vinden die het meer dan verdienen om voor die laatste duistere uitverkiezing voor Dexters bescheiden eregalerij in aanmerking te komen.
Dat wil echter niet per se zeggen dat Dexter charmant gezelschap is; hij heeft jaren op die charme moeten oefenen en ze is puur het kunstmatige resultaat van hard zwoegen in de praktijk. Maar helaas ziet de arme Rita – gehavend als ze is door een verschrikkelijk ongelukkig en gewelddadig eerste huwelijk – nog niet het verschil tussen een pakje boter en een pakje margarine.
Nou, goed dan. Gedurende twee jaar hebben Dexter en Rita briljant hun sporen nagelaten in het uitgaansleven van Miami, ze werden overal gezien en bewonderd. Maar toen, door een reeks gebeurtenissen waarbij een verlicht toeschouwer wellicht enigszins sceptisch de wenkbrauw optrekt, raakten Dexter en Rita per ongeluk verloofd. En hoe meer ik erover piekerde hoe ik mezelf aan dat belachelijke lot kon onttrekken, hoe meer ik me realiseerde dat het in de ontwikkeling van mijn dekmantel een logische volgende stap was. Een getrouwde Dexter – een Dexter met twee kant-en-klare kinderen! – lijkt in de verste verte niet op wat hij werkelijk is. Een spectaculaire stap voorwaarts op de weg naar een nieuw niveau in menselijke camouflage.
En dan zijn de beide kinderen er nog.
Het mag misschien vreemd schijnen dat iemand wiens enige passie bestaat uit het verrichten van vivisectie op mensen, werkelijk geniet van Rita’s kinderen, maar toch is het zo. Dat doe ik namelijk. Stel je eens voor, ik krijg geen vochtige ogen bij de gedachte aan een kwijtgeraakte tand, want daarvoor moet je emoties kunnen voelen, en ik ben heel gelukkig zonder zo’n mutatie. Maar over het geheel genomen vind ik kinderen heel wat interessanter dan hun ouders, en ik raak bepaald geërgerd wanneer iemand ze kwaad wil doen. Sterker nog, soms kom ik zo iemand op het spoor. En wanneer ik die roofdieren heb achterhaald en er heel zeker van ben dat ze ook echt hebben gedaan wat ze hebben gedaan, zorg ik ervoor dat ze absoluut niet meer in staat zijn om dat ooit nog eens te doen. Dat doe ik met plezier, niet gehinderd door een geweten.
Dus het feit dat Rita twee kinderen uit haar rampzalige eerste huwelijk had, was verre van onaantrekkelijk, te meer toen duidelijk werd dat ze Dexters speciale ouderlijke hand nodig hadden om hun eigen ontluikende Zwarte Ruiters op een veilige, knusse Donkere Achterbank vast te binden tot ze zelf konden leren rijden. Want vermoedelijk hadden Cody en Astor als gevolg van de emotionele en zelfs psychische schade die ze door hun drugsverslaafde biologische vader hadden opgelopen zich net als ik naar de Donkere Kant toegekeerd. En nu zouden ze mijn kinderen worden, zowel naar letter als naar geest. Ik zou bijna gaan denken dat het leven ergens toch nog een soort leidend principe in zich heeft.
En dus waren er voor Dexter een paar heel goede redenen om hiermee door te gaan… maar Parijs? Ik weet niet waar het vandaan kwam, dat idee dat Parijs zo romantisch is. Heeft iemand, los van de Fransen en Lawrence Welk, ooit een accordeon sexy gevonden? En was het inmiddels niet duidelijk dat ze ons daar niet bepaald aardig vinden? En willen ze nota bene niet per se hardnekkig Frans blijven praten?
Misschien was Rita gehersenspoeld door een oude film, iets met een kwiek-kranige blondine en een romantische, donkerharige man, terwijl er van die modernistische muziek wordt gespeeld, en zij rond de Eiffeltoren achter elkaar aan zitten en lachen om de curieuze vijandigheid van de vieze, Gauloise rokende man met baret. Of misschien had ze ooit een plaat van Jacques Brel gehoord en besloten dat haar ziel daardoor werd geroerd. Wie zal het zeggen? Maar op de een of andere manier had Rita het idee dat Parijs de hoofdstad was van opperste romantiek stevig in de stalen valstrik van haar brein gesmeed, en zonder een omvangrijke operatie was ze niet van die gedachte af te brengen.
Dus boven op de eindeloze discussies over kip of vis, wijn of een bar waar de gasten zelf voor hun drankje betalen, stak een serie monomane, ratelende monologen over Parijs het kopje op. Een hele week konden we ons toch zeker wel veroorloven, dan hadden we de tijd om de Tuileries én het Louvre te bekijken, en misschien een stuk van Molière in de Comédie-Française te bezoeken. Ik vond het fantastisch dat ze het zo goed had uitgezocht. Wat mij betrof, mijn interesse in Parijs was al lang geleden compleet verdwenen toen ik hoorde dat het in Frankrijk lag.
Gelukkig werd me de noodzaak bespaard om haar dit alles op diplomatieke wijze te vertellen omdat Cody en Astor stilletjes de kamer binnenkwamen. Zij denderen niet met schietende geweren een kamer in zoals de meeste kinderen van zeven en tien. Zoals ik al zei, waren ze ietwat beschadigd door hun dierbare biologische papa en één gevolg daarvan is dat je ze nooit ziet komen en gaan; ze glijden als het ware de kamer in. Het ene moment zijn ze nergens te bekennen en het volgende staan ze stilletjes naast je te wachten tot je ze opmerkt.
‘We willen verstoppertje spelen,’ zei Astor. Zij deed altijd het woord voor hen tweeën, Cody zei op een dag nooit meer dan vier woorden achter elkaar. Hij was niet dom, verre van dat. Het grootste deel van de tijd praatte hij gewoon liever niet. Nu keek hij me alleen maar aan en knikte.
‘O,’ zei Rita, en ze onderbrak haar overpeinzingen over het land van Rousseau, Candide en Jerry Lewis. ‘Nou, dan kunnen jullie toch…’
‘We willen met Déxter verstoppertje spelen,’ voegde Astor eraan toe en Cody knikte heel luidruchtig.
Rita fronste haar wenkbrauwen. ‘We hadden hier misschien eerder over moeten praten, maar vind je niet dat Cody en Astor, ik bedoel, zouden ze je nu niet iets meer moeten gaan noemen dan alleen Dexter? Ik weet ’t niet, hoor. Het lijkt een beetje…’
‘Wat dacht je van mon papere?’ vroeg ik. ‘Of Monsieur le Comte?’
‘Wat dacht je van ik dacht ’t niet?’ sputterde Astor.
‘Ik denk alleen…’ zei Rita.
‘Dexter is prima,’ zei ik. ‘Ze zijn eraan gewend.’
‘Ik vind het niet erg respectvol,’ zei ze.
Ik keek naar Astor. ‘Laat je moeder horen dat je “Dexter” respectvol kunt uitspreken,’ zei ik tegen haar.
Ze sloeg haar ogen ten hemel. ‘Asjeblíéééft zeg,’ zei ze.
Ik glimlachte naar Rita. ‘Zie je wel. Ze is tien jaar. Ze kan helemaal níéts respectvol uitbrengen.’
‘Ja, nou ja…’ zei Rita.
‘Het is oké. Zij zijn oké,’ zei ik. ‘Maar Parijs…’
‘We gaan naar buiten,’ zei Cody en ik keek hem verbaasd aan. Vier hele woorden… voor hem was dat praktisch een oratie.
‘Goed dan,’ zei Rita. ‘Als je echt denkt…’
‘Ik denk bijna nooit,’ zei ik. ‘Dat zit het mentale proces in de weg.’
‘Dat slaat nergens op,’ zei Astor.
‘Het hoeft nergens op te slaan. Het is de waarheid,’ zei ik.
Cody schudde zijn hoofd. ‘Verstoppertje,’ zei hij. En liever dan in zijn spraakwaterval in te breken, liep ik simpelweg achter hem aan de tuin in.