6

Een moordtafereel zonder bloedspetters zou voor mij echt een uitje moeten zijn geweest, maar op de een of andere manier kon ik niet in die opgewekte stemming komen om ervan te genieten. Ik hing er een tijdje rond, liep het afgezette terrein op en af, maar er was niet veel voor me te doen. En Deborah leek met me te zijn uitgepraat, waardoor ik er wat eenzaam en verloren bij stond.

Het was heel vergeeflijk voor een redelijk menselijk wezen om een klein beetje te mokken, maar ik had nooit beweerd dat ik redelijk was en dus bleven er maar heel weinig opties voor me over. Misschien was het maar het beste om verder te leven en na te denken over de vele belangrijke zaken die mijn aandacht opeisten: de kinderen, de cateraar, Parijs, lunch… Als je de waslijst bekeek waar ik me zorgen over moest maken, was het geen wonder dat de Ruiter daar een beetje voor terugschrok.

Ik keek weer naar de twee doorbakken lijken. Ze deden niets onheilspellends. Ze waren nog steeds dood. Maar de Zwarte Ruiter zweeg in alle talen.

Ik wandelde naar de plek waar Deborah met Angel-zonder-iets stond te praten. Ze keken me beiden verwachtingsvol aan, maar ik had geen kant-en-klare kwinkslag paraat, wat helemaal niets voor mij was. Met dank aan mijn wereldberoemde reputatie dat ik altijd opgewekt stoïcijns ben, keek Deborah voordat ik echt zwaarmoedig kon worden over mijn schouder en snoof: ‘Dat werd verdomme tijd.’

Ik volgde haar blik naar een patrouillewagen die net kwam aanrijden en zag dat een helemaal in het wit geklede man uitstapte.

De officiële babalao van de stad Miami was gearriveerd.

Onze schone stad verkeert in een permanente verblindende mist van vriendjespolitiek en corruptie waar Boss Tweed jaloers op zou worden, en elk jaar worden er miljoenen dollars over de balk gesmeten aan denkbeeldige consultingklussen, kostenoverschrijdingen ten behoeve van projecten die nog niet zijn begonnen omdat ze waren toegekend aan iemands schoonmoeder, en aan andere speciale zaken die van groot belang waren voor de burger, zoals luxeauto’s voor mensen die de politiek steunden. Dus is het helemaal niet verbazingwekkend dat de stad het salaris en de voordeeltjes van een Santeria-priester voor zijn rekening neemt.

Verbazingwekkend is wel dat hij werkt voor zijn geld.

Elke ochtend bij zonsopgang arriveert de babalao bij het gerechtsgebouw, waar hij doorgaans een paar kleine dierenoffers aantreft die zijn achtergelaten door mensen die in een belangrijke rechtszaak verwikkeld zijn. Geen enkele inwoner van Miami haalt het in zijn hoofd om die dingen met een vinger aan te raken, maar uiteraard zou het een slechte zaak zijn als er kadavers rond Miami’s grootste gerechtstempel zouden rondslingeren. Dus haalt de babalao de offerandes, slakkenhuizen, veren, kralen, amuletten en afbeeldingen zodanig weg dat de orisha’s, de leidende geesten van Santeria, zich niet beledigd voelen.

Hij werd zo nu en dan ook opgeroepen om bezweringen uit te spreken over andere belangrijke burgerzaken, zoals het zegenen van een nieuw viaduct dat door een goedkope aannemer was gebouwd of om de New York Jets te vervloeken. En deze keer was hij kennelijk door mijn zus Deborah opgeroepen.

De officiële stadsbabalao was een zwarte man van een jaar of vijftig, een meter tachtig lang, met heel lange vingernagels en een aanzienlijke buik. Hij droeg een witte broek, een witte guayabera en sandalen. Hij sjokte vanaf de patrouillewagen die hem had gebracht naar ons toe, met de norse uitdrukking op zijn gezicht van een lage ambtenaar die tijdens belangrijke archiefwerkzaamheden was gestoord. Tijdens het lopen poetste hij met de punt van zijn shirt een bril met zwart hoornen montuur. Hij zette hem op toen hij bij de lijken aankwam en toen hij die zag, bleef hij stokstijf staan.

Hij stond daar een hele tijd alleen maar te staren. Daarna, met zijn ogen nog altijd strak op de lijken gericht, liep hij achteruit. Na ongeveer tien meter draaide hij zich om, liep naar de patrouillewagen terug en stapte in.

‘Wat krijgen we verdomme nou?’ zei Deborah en ik gaf toe dat ze dat aardig had verwoord. De babalao sloeg het autoportier dicht en bleef daar onbeweeglijk op de voorbank door de voorruit zitten staren. Even later mompelde Deborah: ‘Shit,’ en ze liep naar de auto toe. En omdat ik net als alle andere onderzoekende geesten alles wil weten, liep ik achter haar aan.

Toen ik bij de auto was, stond Deborah tegen het raam aan de passagierskant te tikken, terwijl de babalao nog altijd met opeengeklemde kaken recht voor zich uit keek en hardnekkig deed alsof hij haar niet zag. Debs tikte harder, hij schudde zijn hoofd. ‘Doe de deur open,’ zei ze in haar beste politieachtige leg-je-wapen-neer-stem. Hij schudde harder met zijn hoofd. Ze klopte steviger tegen het raam. ‘Maak open!’ zei ze.

Uiteindelijk draaide hij het raampje omlaag. ‘Dit heeft niets met mij te maken,’ zei hij.

‘Wat is het dan?’ vroeg Deborah.

Hij schudde slechts zijn hoofd. ‘Ik moet weer aan het werk,’ zei hij.

‘Is het Palo Mayombe?’ vroeg ik hem en Debs keek me boos aan omdat ik tussenbeide kwam, maar het leek een redelijke vraag. Palo Mayombe was een ietwat duistere zijtak van Santeria, en hoewel ik er bijna niets van wist, waren er geruchten geweest over een paar heel akelige rituelen die mijn nieuwsgierigheid hadden geprikkeld.

Maar de babalao schudde zijn hoofd. ‘Luister,’ zei hij. ‘Er zijn daar dingen, daar hebben jullie geen idee van en je wilt het niet weten ook.’

‘Is dit zo’n ding?’ vroeg ik.

‘Dat weet ik niet,’ zei hij. ‘Misschien.’

‘Wat kunt u ons erover vertellen?’ vroeg Deborah op eisende toon.

‘Ik kan niks vertellen, want ik weet er niks van,’ zei hij. ‘Maar het staat me niet aan en ik wil er niets mee te maken hebben. Ik heb vandaag belangrijke dingen te doen, zeg tegen die smeris dat ik weg moet.’ En hij draaide het raampje weer omhoog.

‘Shit,’ zei Deborah en ze keek me beschuldigend aan.

‘Nou, ik heb niets gedaan,’ zei ik.

‘Shit,’ zei ze opnieuw. ‘Wat bedoelt-ie verdomme?’

‘Ik tast volledig in het duister,’ zei ik.

‘Ja ja,’ zei ze, en ze keek me helemaal niet overtuigd aan, wat ietwat ironisch was. Ik bedoel, mensen geloven me aan de lopende band als ik niet volkomen eerlijk ben, en hier stond mijn eigen stiefvlees en -bloed, dat weigerde te geloven dat ik werkelijk volledig in het duister tastte. Los van het feit dat de babalao kennelijk dezelfde reactie vertoonde als de Ruiter, wat had dat dan te betekenen?

Voor ik langs die fascinerende gedachtelijn verder kon denken, merkte ik dat Deborah me nog altijd met een uitermate onaangename uitdrukking op haar gezicht stond aan te kijken.

‘Heb je de hoofden gevonden?’ vroeg ik, volgens mij behoorlijk hulpvaardig. ‘Misschien krijgen we een idee van het ritueel als we zouden zien wat hij met de hoofden heeft gedaan.’

‘Nee, we hebben de hoofden niet gevonden. Ik heb helemaal niets gevonden, behalve een broer die dingen voor me achterhoudt.’

‘Deborah, echt, het is niet goed voor je gezichtsspieren als je de hele tijd zo akelig wantrouwig kijkt. Zo krijg je fronsrimpels.’

‘Misschien krijg ik ook een moordenaar,’ zei ze, en ze liep naar de twee verschroeide lichamen terug.

Aangezien ik kennelijk niet meer van nut kon zijn, althans waar het mijn zus betrof, was er voor mij eigenlijk niet veel meer te doen. Ik pakte mijn bloedkoffer, nam nog wat monstertjes van het opgedroogde zwarte spul rond de beide halzen en ging ruim op tijd voor een late lunch terug naar het lab.

Maar helaas, op de rug van de arme Onverdroten Dexter was duidelijk een doelwit geschilderd, want mijn problemen waren nog maar amper begonnen. Net toen ik mijn bureau aan het opruimen was en me voorbereidde om me in de opgewekt moordlustige avondspits te mengen, liep Vince Masuoka mijn kantoor binnen. ‘Ik heb net met Manny gepraat,’ zei hij. ‘Hij kan morgen om tien uur met ons praten.’

‘Dat is geweldig nieuws,’ zei ik. ‘Het enige wat dat eventueel nog geweldiger zou maken, is dat ik weet wie Manny is en waarom hij met ons wil praten.’

Vince keek werkelijk wat gekwetst, een van de weinige oprechte uitdrukkingen die ik ooit op zijn gezicht heb gezien. ‘Manny Borque,’ zei hij. ‘De cateraar.’

‘Die van MTV?’

‘Ja, die,’ zei Vince. ‘Die vent heeft alle prijzen gewonnen en het tijdschrift Gourmet heeft hem de hemel in geprezen.’

‘O ja,’ zei ik, tijd rekkend in de hoop dat een briljante ingeving me zou helpen dit afgrijselijke lot te ontlopen. ‘De prijzen winnende cateraar.’

‘Dexter, deze kerel is geweldig. Hij kan je hele trouwdag maken.’

‘Nou, Vince, dat is vast geweldig, maar…’

‘Luister,’ zei hij, op een soort resoluut bevelende toon die ik nog nooit van hem had gehoord, ‘je zei dat je er met Rita over zou praten en haar zou laten beslissen.’

‘Heb ik dat gezegd?’

‘Ja, dat heb je gezegd. En ik sta niet toe dat je zo’n geweldige kans overboord gooit, omdat ik weet dat Rita dat werkelijk graag zou willen.’

Ik snapte niet waarom hij daar zo van overtuigd was. Tenslotte was ik degene die met de vrouw verloofd was, en ik had geen idee voor welke cateraar ze vol ontzag zou vallen. Maar ik dacht niet dat dit het moment was om hem te vragen hoe hij wist wat Rita wel en niet fantastisch zou vinden. Aan de andere kant zou de man die tijdens Halloween als Carmen Miranda verkleed ging heel goed een scherper inzicht in de diepste culinaire verlangens van mijn verloofde kunnen hebben dan ik.

‘Nou,’ zei ik, ten slotte tot de conclusie komend dat ik als beste antwoord de boel maar zo lang mogelijk moest zien uit te stellen, ‘in dat geval ga ik naar huis en praat er met Rita over.’

‘Doe dat,’ zei hij. En hij stormde niet naar buiten, maar als er een deur was geweest die hij had kunnen dichtslaan, dan had hij dat gedaan.

Ik ruimde de laatste dingen op en voegde me in het avondverkeer. Op weg naar huis zat een man van middelbare leeftijd in een Toyota SUV pal achter me en begon om een of andere reden te toeteren. Na een straat of vijf, zes kwam hij naast me rijden en tijdens het inhalen gaf hij een lichte ruk aan zijn stuur om me bang te maken dat hij me naar de kant zou drijven. Hoewel ik zijn pit bewonderde en hem dolgraag van dienst zou willen zijn, bleef ik op de weg. Het heeft nooit enige zin om wijs te willen worden uit de manier waarop autobestuurders in Miami van de ene naar de andere plek weten te komen. Je moet gewoon ontspannen genieten van het geweld, en uiteraard was dat gedeelte nog nooit een probleem voor me geweest. Dus ik glimlachte en zwaaide, en hij trapte zijn gaspedaal in en verdween met ongeveer negentig kilometer boven de maximumsnelheid in het verkeer.

Normaal vind ik de chaotische herrie van de avondrit naar huis een volmaakt einde van de dag. Ik ontspan me bij het zien van al die woede en moordlust, daardoor krijg ik het gevoel dat ik één ben met mijn woonplaats en zijn boze inwoners. Maar vanavond had ik er moeite mee om sowieso in een opgewekte stemming te komen. Ik had nooit gedacht dat dit me ooit kon overkomen, maar ik maakte me zorgen.

Erger nog, ik wist niet waar ik me eigenlijk zorgen over maakte, alleen dat de Zwarte Ruiter me op een stilzwijgen had getrakteerd op een plek waar een creatieve moord was gepleegd. Dit was nog nooit gebeurd en ik kon nu alleen nog maar geloven dat dit veroorzaakt was door iets ongebruikelijks en mogelijk bedreigends voor Dexter. Maar wat dan? En hoe kwam ik daarachter als ik eigenlijk geen snars wist over de Ruiter zelf, behalve dat hij er altijd was geweest om me van een gelukkig inzicht en commentaar te voorzien? We hadden wel vaker verbrande lijken gezien, en meer dan genoeg aardewerk, en daar vertrokken we geen spier bij. Ging het om de combinatie? Was er iets speciaals aan deze twee lijken? Of was het een complete samenloop van omstandigheden en had het helemaal niets te maken met wat we hadden gezien?

Hoe meer ik erover nadacht, hoe minder ik er wijs uit kon, maar het verkeer zwermde in zijn vertroostend moordlustige patronen om me heen, en tegen de tijd dat ik bij Rita’s huis was, had ik mezelf er bijna van overtuigd dat er niets was om me zorgen over te maken.

Rita, Cody en Astor waren al thuis toen ik aankwam. Rita werkte veel dichter bij huis dan ik en de kinderen zaten op een naschoolse opvang in de buurt van het park, dus hadden ze allemaal minstens een halfuur gewacht op de kans me uit mijn zwaarbevochten geestelijke rust te treiteren.

‘Het was op het nieuws,’ fluisterde Astor toen ik de deur opendeed, en Cody knikte en zei met zijn zachte, schorre stem: ‘Barbaars.’

‘Wat was op het nieuws?’ zei ik terwijl ik worstelde om zonder ze te vertrappen langs hen het huis in te komen.

‘Je hebt ze verbránd!’ siste Astor naar me en Cody keek me volkomen uitdrukkingsloos aan, waar op een of andere manier afkeuring uitsprak.

‘Wat heb ik? Wie heb ik…’

‘Die twee mensen die bij het college zijn gevonden,’ zei ze. ‘Dát willen we niet leren,’ voegde ze er nadrukkelijk aan toe, en Cody knikte nogmaals.

‘Bij de… bedoel je bij de universiteit? Dat heb ik niet…’

‘Een universiteit is een college,’ zei Astor met de nadrukkelijke zekerheid van een tienjarig meisje. ‘En wij vinden verbranden alleen maar barbaars.’

Het begon me te dagen wat ze op het nieuws hadden gezien… een verslag van de plek waar ik de hele ochtend was geweest om mijn droog geroosterde bloedmonsters van twee verschroeide lijken te verzamelen. En op de een of andere manier, vooral omdat ze wisten dat ik een paar nachten geleden buiten had gespeeld, hadden ze geconcludeerd dat ik mijn tijd daaraan had besteed. Zelfs als de Ruiter zich niet zo merkwaardig had teruggetrokken, was ik het met hen eens dat het volslagen barbaars was, en ik vond het uitermate ergerlijk dat ze dachten dat ik tot zoiets in staat was. ‘Luister,’ zei ik resoluut, ‘dat was niet…’

‘Dexter? Ben jij dat?’ jodelde Rita vanuit de keuken.

‘Ik weet ’t niet zeker,’ riep ik terug. ‘Ik kijk even in mijn portefeuille.’

Rita kwam stralend binnengestoven en voor ik mezelf kon beschermen wikkelde ze zich om me heen, met de duidelijke bedoeling om zo hard te knijpen dat mijn ademhaling stokte. ‘Hoi knapperd,’ zei ze. ‘Hoe was je dag?’

‘Barbaars,’ mompelde Astor.

‘Zonder meer geweldig,’ zei ik terwijl ik naar adem hapte. ‘Genoeg lijken voor iedereen, vandaag. En ik heb ook nog mijn wattenstaafjes kunnen gebruiken.’

Rita trok een gezicht. ‘Jak. Dat… ik weet niet of je zo in het bijzijn van de kinderen moet praten. Stel dat ze nachtmerries krijgen?’

Als ik een volkomen eerlijk mens was geweest, zou ik haar hebben verteld dat het veel waarschijnlijker was dat haar kinderen anderen nachtmerries zouden bezorgen dan ze zelf te krijgen, maar aangezien ik niet door welke behoefte dan ook word gehinderd om de waarheid te vertellen, klopte ik haar op de rug en zei: ‘In tekenfilms horen ze dagelijks heel wat ergere dingen. Zo is het toch, kiddo’s?’

‘Nee,’ zei Cody zachtjes, en ik keek hem verbaasd aan. Hij zei zelden iets en het feit dat hij niet alleen sprak maar me ook tegensprak, was verontrustend. Sterker nog, de hele dag bleek behoorlijk uit het lood te raken, die vanaf de paniekerige vlucht van de Zwarte Ruiter vanochtend was doorgegaan tot aan Vince’ tirade over de catering, en nu dit. Wat was er in naam van alles wat donker en afschrikwekkend was aan de hand? Was mijn aura verstoord? Spanden de manen van Jupiter in Boogschutter tegen me samen?

‘Cody,’ zei ik. En ik hoopte oprecht dat in mijn stem doorklonk dat ik gekwetst was. ‘Hier krijg je toch geen nachtmerries van?’

‘Hij krijgt geen nachtmerries,’ zei Astor, alsof iedereen die niet ernstig geestelijk gestoord was dat zou moeten weten. ‘Hij droomt nooit.’

‘Fijn om te weten,’ zei ik, aangezien ikzelf ook bijna nooit droom, en om een of andere reden leek het belangrijk zo veel mogelijk met Cody gemeen te hebben. Maar Rita wilde er niet van horen.

‘Echt, Astor, doe niet zo gek,’ zei ze. ‘Natuurlijk droomt Cody. Iedereen droomt.’

‘Ik niet,’ hield Cody vol. Nu sprak hij niet alleen ons beiden tegen, maar hij brak bijna zijn eigen record omdat hij zo spraakzaam was. En ik had dan wel geen hart, alleen voor de bloedsomloop dan, toch voelde ik genegenheid voor hem en wilde me aan zijn kant scharen.

‘Bof jij even,’ zei ik. ‘Volhouden, hoor. Dromen worden vreselijk overschat. Ze verstoren een goede nachtrust.’

‘Dexter, echt,’ zei Rita. ‘Volgens mij moeten we dit niet erger maken dan het is.’

‘Natuurlijk wel,’ zei ik, naar Cody knipogend. ‘Hij toont lef, pit en fantasie.’

‘Nietes,’ zei hij, en ik stond werkelijk stomverbaasd bij zo’n woordenstroom.

‘Natuurlijk niet,’ zei ik nu met zachtere stem. ‘Maar we moeten dit soort dingen wel tegen je moeder zeggen, anders wordt ze ongerust.’

‘In hemelsnaam,’ zei Rita. ‘Ik geef het op met jullie. Ga buiten spelen, kinders.’

‘We willen met Dexter spelen,’ pruilde Astor.

‘Ik kom over een paar minuten,’ zei ik.

‘Dat is je geraden,’ zei ze duister. Ze verdwenen door de gang naar de achterdeur, en toen ze weg waren haalde ik diep adem, blij dat die hatelijke en klakkeloze aanvallen op mij voorlopig voorbij waren. Natuurlijk had ik beter moeten weten.

‘Kom eens mee,’ zei Rita en ze leidde me bij de hand naar de bank. ‘Vince heeft daarstraks gebeld,’ zei ze toen we op de kussens zaten.

‘O ja?’ zei ik, en een plotselinge vlaag van gevaar schoot door me heen bij de gedachte aan wat hij misschien tegen Rita had gezegd. ‘Wat zei hij?’

Ze schudde haar hoofd. ‘Hij deed heel geheimzinnig. Hij zei dat ik het hem moest laten weten als we erover hadden gepraat. En toen ik vroeg waar het over ging, wilde hij dat niet zeggen. Hij zei alleen dat jij het wel zou vertellen.’

Ik wist me er maar ternauwernood van te weerhouden om de ondenkbare gespreksblunder te maken door nogmaals ‘o ja?’ te zeggen. Ter verdediging moet ik toegeven dat mijn brein koortsachtig nadacht, niet alleen over het paniekerige besef dat ik een veilig heenkomen moest zien te vinden, maar ook met het idee dat ik voor ik op de vlucht sloeg tijd moest zien te vinden om Vince een bezoekje te brengen met mijn kleine tas vol speeltjes. Maar voordat ik geestelijk het juiste lemmet kon kiezen, ging Rita verder.

‘Echt, Dexter, je mag je wel gelukkig prijzen met zo’n vriend als Vince. Hij neemt zijn taken als getuige heel serieus, en hij heeft een geweldige smaak.’

‘En geweldig duur ook,’ zei ik. En misschien was ik nog altijd herstellende van mijn bijna-flater om bijna weer ‘o ja?’ te willen zeggen, maar zodra ik het eruit had geflapt, wist ik dat ik dat absoluut niet had moeten zeggen. En ja hoor, Rita floepte aan als een kerstboom.

‘Werkelijk?’ zei ze. ‘Nou ja, dat zal ook wel. Ik bedoel, dat gaat vaak samen, toch? Meestal krijg je waar voor je geld.’

‘Ja, maar het is de vraag hoeveel je moet betalen,’ zei ik.

‘Hoeveel waarvoor?’ zei Rita, en daar had je ’t al. Ik zat vast.

‘Nou,’ zei ik, ‘Vince heeft het idiote idee opgevat dat we die cateraar van South Beach moeten inhuren, een peperdure jongen die een hoop evenementen en zo doet.’

Rita sloeg haar handen onder haar kin samen en zag er stralend gelukkig uit. ‘Toch niet Manny Borque!’ riep ze uit. ‘Kent Vince Manny Borque?’

Natuurlijk was het toen gedaan, maar Onverdroten Dexter zou niet zonder strijd ten onder gaan, hoe futiel ook. ‘Heb ik al gezegd dat hij heel duur is?’ zei ik hoopvol.

‘O Dexter, op dit soort momenten moet je je over geld geen zorgen maken,’ zei ze.

‘Dat moet ik wel. Dat doe ik ook.’

‘Niet als je de kans hebt om Manny Borque te krijgen,’ zei ze en er klonk een verrassende toon in haar stem door die ik nooit eerder had gehoord, behalve als ze boos was op Cody en Astor.

‘Ja, maar Rita,’ zei ik, ‘het slaat nergens op om tonnen aan alleen de cateraar uit te geven.’

‘Ergens op slaan heeft er niets mee te maken,’ zei ze en ik geef toe dat ik het daarin met haar eens was. ‘Als we Manny Borque voor onze trouwerij kunnen krijgen, zijn we gek als we dat niet doen.’

‘Maar,’ zei ik, en toen hield ik mijn mond, want los van het feit dat het idioot leek om een fortuin uit te geven aan crackers met witlof die met de hand met rabarbersap waren beschilderd en gebeeldhouwd waren zodat ze op Jennifer Lopez leken, kon ik geen andere tegenwerpingen bedenken. Ik bedoel, was dat niet al genoeg?

Kennelijk niet. ‘Dexter,’ zei ze. ‘Hoe vaak gaan we nou trouwen?’ En het strekte me onuitsprekelijk tot eer dat ik nog zo alert was dat ik de neiging onderdrukte om te zeggen: in jouw geval minstens twee keer, wat waarschijnlijk wel zo verstandig was, dacht ik.

Ik veranderde snel van koers en dook regelrecht in de tactiek die ik had geleerd in de vele jaren waarin ik deed alsof ik menselijk was. ‘Rita,’ zei ik, ‘het belangrijkste deel van het huwelijk is wanneer ik de ring aan je vinger schuif. Het kan me niet schelen wat we daarna eten.’

‘Wat ontzettend lief,’ zei ze. ‘Dus je vindt het niet erg als we Manny Borque inhuren?’

Opnieuw merkte ik dat ik nog voor ik goed en wel wist aan wiens kant ik stond aan het kortste eind trok. Ik merkte dat mijn mond droog werd, dit kwam ongetwijfeld omdat mijn mond openhing en mijn hersens worstelden om wijs te worden uit wat er net was gebeurd, en vervolgens iets slims moesten bedenken om weer op het droge te klauteren.

Maar het was al veel te laat. ‘Ik bel Vince wel terug,’ zei ze, en ze boog zich naar voren om me een kus op de wang te geven. ‘O, dit is zo opwindend. Dank je wel, Dexter.’

Nou ja, in het huwelijk draait het tenslotte om compromissen, nietwaar?

Загрузка...