32

Sun Tzu, een heel intelligente man ondanks het feit dat hij al heel lang dood is, heeft een boek geschreven dat De kunst van het oorlogvoeren heet, en een van de vele slimme opmerkingen die hij in dat boek heeft gemaakt was dat wanneer er iets ergs gebeurt, je dat altijd in je voordeel kunt ombuigen, als je er maar op de juiste manier naar kijkt. Dit is niet het dwaze, optimistische new age Pollyanna-denken uit Californië, dat hardnekkig volhoudt dat als het leven je citroenen geeft, je er altijd nog limoen-roomtaart van kunt maken. Nee, het is eerder een heel praktisch advies dat veel vaker van pas komt dan je misschien denkt.

Op dit moment had ik bijvoorbeeld het probleem hoe ik Cody en Astor verder in Harry’s Manier moest inwijden nu ze door hun moeder in de kraag waren gevat. En terwijl ik naar een oplossing zocht, moest ik aan de goeie ouwe Sun Tzu denken en probeerde me te herinneren wat hij gedaan zou hebben. Natuurlijk was hij vroeger een generaal, dus hij zou waarschijnlijk met de cavalerie de linkerflank hebben aangevallen of zoiets, maar het principe was absoluut hetzelfde.

Dus toen ik Cody en Astor naar hun huilende moeder bracht, zocht ik in het donkere woud van Dexters brein naar een sprankje van een idee dat de goedkeuring van de oude Chinese generaal kon wegdragen. En precies op het moment dat we gedrieën bij de sniffende Rita binnensijpelden, schoot me een idee te binnen en ik greep dat met beide handen aan.

‘Rita,’ zei ik zacht, ‘ik denk dat ik voor het uit de hand loopt hier een eind aan kan maken.’

‘Je hebt gehoord wat… Dit is al uit de hand gelopen,’ zei ze, en ze wachtte even omdat ze heftig moest snuiten.

‘Ik heb een idee,’ zei ik. ‘Ik wil dat je ze morgen naar mijn werk brengt, direct na schooltijd.’

‘Maar dat is niet… ik bedoel, is dit alles juist niet begonnen omdat…’

‘Heb je ooit de tv-show Scared Straight gezien?’ zei ik.

Ze staarde me even aan, snoot opnieuw en keek naar de twee kinderen.

En zo kwam het dat Cody en Astor de volgende middag om halfvier op het forensisch lab om de beurt door een microscoop keken. ‘Is dat een háár?’ vroeg Astor op dwingende toon.

‘Inderdaad,’ zei ik.

‘Hij is zo gróf!’

‘Het meeste aan het menselijk lichaam is grof, vooral als je er door een microscoop naar kijkt,’ ze ik tegen haar. ‘Kijk maar naar die ernaast.’

Er viel een nijvere stilte, slechts één keer onderbroken toen Cody op haar arm stompte, waarop ze hem wegduwde en zei: ‘Hou daarmee op, Cody.’

‘Wat zie je?’ vroeg ik.

‘Ze zien er niet hetzelfde uit,’ zei ze.

‘Dat zijn ze ook niet,’ zei ik. ‘De eerste is van jou. De andere is van mij.’

Ze keek er nog even naar en richtte zich toen van het oculair op. ‘Dat kun je zien,’ zei ze. ‘Ze zijn verschillend.’

‘Het wordt nog beter,’ zei ik tegen haar. ‘Cody, geef me je schoen.’

Cody ging bereidwillig op de grond zitten en trok zijn linkersneaker uit. Ik pakte die van hem aan en stak een hand uit. ‘Kom mee,’ zei ik. Ik hielp hem overeind en hij hinkte op een voet achter me aan naar de dichtstbijzijnde werktafel. Ik zette hem op een kruk en stak de schoen omhoog zodat hij de onderkant kon zien. ‘Je schoen,’ zei ik. ‘Schoon of vies?’

Hij tuurde er nauwlettend naar. ‘Schoon,’ zei hij.

‘Dat dacht je, hè’ zei ik. ‘Moet je kijken.’ Ik haalde een klein draadborsteltje over de schoenzool, schraapte voorzichtig de nagenoeg onzichtbare smurrie tussen de richels uit en deed dat in een petrischaaltje. Ik legde een klein monster op het glasplaatje en nam dat mee terug naar de microscoop. Astor wilde er onmiddellijk achter kruipen om te kijken, maar Cody hinkte er snel naartoe. ‘Mijn beurt,’ zei hij. ‘Mijn schoen.’ Ze keek naar mij en ik knikte.

‘Het is zijn schoen,’ zei ik. ‘Jij kunt meteen na hem kijken.’ Ze accepteerde klaarblijkelijk dat dat rechtvaardig was, want ze deed een stap opzij en liet Cody op de kruk klimmen. Ik keek door het oculair om het scherp te stellen en wat ik zag had ik me niet beter kunnen wensen. ‘Aha,’ zei ik en ik stapte opzij. ‘Vertel me wat je ziet, jonge Jedi.’

Cody keek een paar minuten met gefronst voorhoofd door de microscoop, tot we zo door Astors wiegende, ongeduldige dansje werden afgeleid, dat we haar allebei aankeken. ‘Zo is het wel genoeg,’ zei ze. ‘Nu ben ik aan de beurt.’

‘Zo meteen,’ zei ik, en ik draaide me weer naar Cody om. ‘Vertel wat je net zag.’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Rotzooi,’ zei hij.

‘Oké,’ zei ik. ‘Dan zal ik het je vertellen.’ Ik keek nogmaals door de lens en zei: ‘Om te beginnen, een dierenhaar, waarschijnlijk felien.’

‘Dat betekent kat,’ zei Astor.

‘Dan is er aarde met een hoog stikstofgehalte… waarschijnlijk potaarde, die je voor kamerplanten gebruikt.’ Ik praatte tegen hem zonder op te kijken. ‘Waar heb je de kat mee naartoe genomen? De garage? Waar je moeder haar planten verzorgt?’

‘Ja,’ zei hij.

‘Hm. Dat dacht ik al.’ Ik keek weer in de microscoop. ‘O, kijk daar eens. Dat is een synthetische vezel, van iemands tapijt. Blauw.’ Ik keek naar Cody en trok een wenkbrauw op. ‘Welke kleur heeft het tapijt in je kamer, Cody?’

Met ogen als schoteltjes zei hij: ‘Blauw.’

‘Yep. Als ik het helemaal goed wil doen, zou ik dit vergelijken met een vezel uit je kamer. Dan ben je er gloeiend bij. Ik kan bewijzen dat jij bij de kat was.’ Ik keek weer door het oculair. ‘Mijn hemel, iemand heeft pasgeleden pizza gegeten… o, en er zit ook een brokje popcorn. Herinner je je de film nog, vorige week?’

‘Dexter, ik wil ’t zien,’ jammerde Astor. ‘Nu ben ik aan de beurt.’

‘Oké,’ zei ik en ik zette haar op een kruk naast Cody zodat ze in de microscoop kon kijken.

‘Ik zie geen popcorn,’ zei ze onmiddellijk.

‘Dat ronde, bruinachtige dingetje daar in de hoek,’ zei ik. Ze was even stil en keek toen naar me op.

‘Dat weet je allemaal niet echt,’ zei ze. ‘Niet door alleen maar door de microscoop te kijken.’

Ik geef met alle liefde toe dat ik er een vertoning van maakte, maar zeg nou zelf, daar ging deze hele toestand over, dus ik was voorbereid. Ik greep een drieringsblocnote die ik had klaargelegd en legde hem op de werktafel open. ‘Dat kan ik wel,’ zei ik. ‘En nog heel wat meer ook. Kijk maar.’ Ik bladerde naar een pagina met foto’s van een paar verschillende dierenharen, zorgvuldig geselecteerd om de verscheidenheid zo veel mogelijk te laten zien. ‘Dit is de kattenhaar,’ zei ik. ‘Heel anders dan die van een geit, zie je wel?’ Ik draaide de bladzijde om. ‘En tapijtvezels. Lijkt niet op eentje van een shirt of deze van een washandje.’

De twee gingen dicht bij elkaar staan en staarden naar het boek, bladerden door de stuk of tien bladzijden die ik had samengesteld om ze te laten zien dat ik, inderdaad ja, dat alles echt kan weten. Het was zorgvuldig uitgezocht zodat de forensische recherche een piepklein beetje meer alziend en almachtig was dan de Wizard of Oz, uiteraard. En wees nou eerlijk, we kunnen echt het meeste van wat ik hun liet zien uitvoeren. Niet dat het feitelijk veel helpt bij het vangen van een slechterik, maar waarom zou ik ze dat vertellen en een magische middag bederven?

‘Kijk nog eens door de microscoop,’ zei ik na een paar minuten tegen ze. ‘Kijk eens wat je verder nog kunt vinden.’ Dat deden ze, heel geestdriftig, en een tijdje leken ze heel tevreden.

Toen ze me ten slotte aankeken, glimlachte ik opgewekt naar ze en zei: ‘En dat allemaal van een schone schoen.’ Ik deed het boekje dicht en keek toe hoe ze beiden daarover nadachten. ‘En alleen maar door middel van een microscoop,’ zei ik terwijl ik naar de vele glanzende apparaten in de ruimte knikte. ‘Bedenk maar eens wat we met dat mooie spul allemaal kunnen ontdekken.’

‘Ja, maar we kunnen ook op blote voeten lopen,’ zei Astor.

Ik knikte alsof het klopte wat ze zei. ‘Ja, dat zou kunnen,’ zei ik. ‘En dan zouden we zoiets kunnen doen… geef me je hand.’

Astor bekeek me een paar ogenblikken alsof ze bang was dat ik haar arm zou afhakken, maar toen stak ze hem langzaam uit. Ik pakte hem vast en met een nagelknippertje uit mijn zak schraapte ik onder haar vingernagels. ‘Wacht maar tot je ziet wat dit is,’ zei ik.

‘Maar ik heb mijn handen gewassen,’ zei Astor.

‘Maakt niet uit,’ vertelde ik haar. Ik deed de schraapseltjes op een ander glasplaatje en legde dat onder de microscoop. ‘Zo,’ zei ik.

BOEM.

Het klinkt ietwat melodramatisch als ik zeg dat we allemaal verstarden, maar zo was het wel, dat gebeurde. Ze keken me beiden aan, ik keek naar ze terug en we vergaten allemaal adem te halen.

BOEM.

Het geluid kwam dichterbij en het was behoorlijk lastig te bedenken dat we in het hoofdbureau van politie en dus volmaakt veilig waren.

‘Dexter,’ zei Astor met een bibberstemmetje.

‘We zijn in het hoofdbureau van politie,’ zei ik. ‘We zijn volmaakt veilig.’

BOEM.

Het stopte, heel dichtbij. De haren in mijn nek gingen rechtovereind staan en ik wendde me naar de deur toen die openzwaaide.

Brigadier Doakes. Hij stond daar in de deuropening, keek met dreigende blik, wat kennelijk zijn normale gezichtsuitdrukking was geworden. ‘Jij,’ zei hij, en toen het geluid uit zijn tongloze mond rolde, was dat bijna net zo onrustbarend als zijn verschijning.

‘Natuurlijk ben ik het,’ zei ik. ‘Goed dat je dat nog weet.’

Hij deed nog een zware stap de ruimte in, Astor krabbelde van haar kruk af en vloog naar de ramen, zo ver van de deur af als ze maar kon. Doakes bleef staan en keek naar haar. Toen schoten zijn ogen terug naar Cody, die van zijn stoel was geglipt en daar zonder met zijn ogen te knipperen Doakes stond aan te kijken.

Doakes staarde naar Cody, Cody staarde terug en Doakes haalde adem op een manier die ik alleen maar als een Darth Vader-ademteug kan beschrijven. Toen draaide hij met een ruk zijn hoofd mijn kant op en stommelde een snelle stap dichterbij, waarbij hij bijna zijn evenwicht verloor. ‘Jij,’ zei hij nogmaals, ditmaal sissend. ‘King!’

‘King?’ zei ik en ik begreep er echt niets van, maar probeerde hem niet te provoceren. Ik bedoel, als hij dan zo nodig moest rondstommelen en kinderen de stuipen op het lijf jagen, kon hij toch tenminste voor de communicatie een pen en papier meenemen.

Maar kennelijk ging die attente gedachte boven z’n pet. In plaats daarvan haalde hij nogmaals à la Darth Vader adem en wees langzaam met zijn stalen klauw naar Cody. ‘King,’ zei hij opnieuw en hij trok zijn lippen in een sneer.

‘Hij bedoelt mij,’ zei Cody. Ik draaide me naar hem toe, verbaasd dat hij iets zei met Doakes erbij, alsof een nachtmerrie tot leven komt. Maar uiteraard had Cody geen nachtmerries. Hij keek Doakes alleen maar aan.

‘Wat is er dan met jou, Cody?’

‘Hij zag mijn schaduw,’ zei Cody.

Brigadier Doakes deed nog een wankele stap naar me toe. Zijn rechterklauw klikte, alsof hij in zijn eentje had besloten me aan te vallen. ‘Jij. Goo. Gik.’

Het werd langzamerhand duidelijk dat hij iets op zijn lever had, maar nog duidelijker was het dat hij zich maar beter bij zwijgend nors staren kon houden, aangezien het nagenoeg onmogelijk was de goo-achtige lettergrepen te begrijpen die uit zijn gehavende mond kwamen.

‘Wuk. Jij. Goo,’ siste hij en het was zo’n overduidelijke veroordeling van alles wat Dexter was, dat ik eindelijk begreep dat hij me ergens van beschuldigde.

‘Wat bedoel je?’ zei ik. ‘Ik heb niets gedaan.’

‘Goj,’ zei hij terwijl hij naar Cody wees.

‘Nou ja, inderdaad,’ zei ik. ‘Methodist, eigenlijk.’ Ik geef toe dat ik hem met opzet verkeerd begreep: hij zei ‘jongen’ en dat kwam eruit als ‘goj’ omdat hij geen tong had, maar echt zeg, er zijn grenzen. Het zou Doakes pijnlijk duidelijk moeten zijn dat zijn pogingen tot mondelinge communicatie nauwelijks zoden aan de dijk zetten, en toch bleef hij het hardnekkig proberen. Had de man dan helemaal geen gevoel voor decorum?

Tot ons aller geluk werden we onderbroken door gekletter in de gang en Deborah haastte zich de ruimte in. ‘Dexter,’ zei ze. Ze zweeg toen ze het wilde tafereel in zich opnam van Doakes die zijn klauw naar me ophief, Astor die zich tegen het raam had geperst en Cody die een scalpel van het werkblad pakte om dat tegen Doakes te gebruiken. ‘Wat in hemelsnaam…’ zei Deborah. ‘Doakes?’

Heel langzaam liet hij zijn arm zakken, maar wendde zijn ogen niet van me af.

‘Ik heb je gezocht, Dexter. Waar was je?’

Ik was zo dankbaar dat ze op tijd was binnengekomen, dat ik haar er niet op wees wat een dwaze vraag dat was. ‘Nou, ik was hier om de kinderen iets bij te brengen,’ zei ik. ‘En jij?’

‘Op weg naar de Dinner Key,’ zei ze. ‘Ze hebben Kurt Wagners lijk gevonden.’

Загрузка...