De rit naar de gevangenis verliep soepel, maar met Deborah aan het stuur betekende dat alleen maar dat niemand ernstig gewond raakte. Ze had haast en was bovenal een smeris uit Miami die van smerissen uit Miami had leren rijden, en dat betekende dat ze geloofde dat het verkeer in wezen vloeibaar was. Ze schoot erdoorheen als een heet brandijzer door de boter, glipte in gaatjes die er eigenlijk niet waren terwijl ze aan de andere weggebruikers duidelijk maakte dat het opzouten of sterven was.
In hun veilig vastgesjorde gordels op de achterbank vonden Cody en Astor het natuurlijk prachtig. Ze zaten zo rechtop als ze konden en keken halsreikend naar buiten. En het allerzeldzaamst was nog wel dat Cody werkelijk even glimlachte toen we op een haar na een man van honderdvijfenzeventig kilo op een kleine motor misten.
‘Doe de sirene aan,’ zei Astor bevelend.
‘Dit is verdomme geen spelletje,’ snauwde Deborah.
‘Moet het dan verdomme een spelletje zijn om de sirene aan te zetten?’ zei Astor, en Deborah werd vuurrood en rukte zo hard aan het stuur om van de US 1 af te slaan dat ze nauwelijks een afgeleefde Honda miste die op vier donutbanden reed.
‘Astor,’ zei ik, ‘dat mag je niet zeggen.’
‘Zij zegt het anders aan de lopende band,’ zei Astor.
‘Als je zo oud bent als zij, mag jij het ook zeggen, als je wilt,’ zei ik. ‘Maar niet op je tiende.’
‘Dat is stom,’ zei ze. ‘Als het een scheldwoord is, maakt het niet uit hoe oud je bent.’
‘Dat is maar al te waar,’ zei ik. ‘Maar ik kan brigadier Deborah niet voorschrijven wat ze zegt.’
‘Dat is stom,’ herhaalde Astor en ze veranderde van onderwerp door eraan toe te voegen: ‘Is ze echt een brigadier? Is dat beter dan een politieman?’
‘Dat betekent dat je een politiebaas bent,’ zei ik.
‘Kan zij vertellen wat de uniformen moeten doen?’
‘Ja,’ zei ik.
‘En heeft ze ook een pistool?’
‘Ja.’
Astor leunde zo ver naar voren als haar gordel het toeliet en staarde Deborah aan met iets wat in de buurt kwam van respect, een uitdrukking die ik niet vaak op haar gezicht bespeurde. ‘Ik wist niet dat meisjes een pistool konden hebben en politiebaas konden zijn,’ zei ze.
‘Meisjes kunnen verd… alles wat jongens kunnen,’ snauwde Deborah. ‘Meestal beter.’
Astor keek naar Cody, en toen naar mij. ‘Alles?’ zei ze.
‘Bijna alles,’ zei ik. ‘Professioneel football waarschijnlijk niet meegeteld.’
‘Schiet je op mensen?’ vroeg Astor aan Deborah.
‘Christene zielen, Dexter,’ zei Deborah.
‘Soms schiet ze op mensen,’ zei ik tegen Astor, ‘maar daar praat ze niet graag over.’
‘Waarom niet?’
‘Op iemand schieten is iets heel persoonlijks,’ zei ik, ‘en volgens mij vindt ze dat niemand daar iets mee te maken heeft.’
‘Hou op over me te praten alsof ik een lamp ben, in godsnaam,’ zei Deborah snibbig. ‘Ik zit vlakbij, hoor.’
‘Dat weet ik,’ zei Astor. ‘Wil je ons vertellen wie je hebt neergeschoten?’
Bij wijze van antwoord scheurde Deborah door een scherpe bocht, het parkeerterrein op en kwam met een schok voor de gevangenispoort tot stilstand. ‘We zijn er,’ zei ze en ze sprong uit de auto alsof ze aan een nest vuurmieren moest ontsnappen. Ze haastte zich het gebouw in en zodra ik Cody en Astor uit hun gordels had bevrijd, liepen we met rustiger pas achter haar aan.
Deborah stond nog met de dienstdoende brigadier bij de balie te praten, en ik dirigeerde Cody en Astor naar een paar uitgewoonde stoelen. ‘Wacht hier,’ zei ik. ‘Ik ben binnen een paar minuten terug.’
‘Gewoon wáchten?’ zei Astor met een stem die trilde van woede.
‘Ja,’ zei ik. ‘Ik moet met een slechterik praten.’
‘Waarom kunnen we niet mee?’ vroeg ze op gebiedende toon.
‘Dat mag niet van de wet,’ zei ik. ‘Nou, hier wachten, zoals ik heb gezegd. Alsjeblieft.’
Ze keken bepaald niet enthousiast, maar sprongen tenminste niet van de stoel om gillend door de gang te rennen. Ik profiteerde van de meevaller dat ze meewerkten en voegde me bij Deborah.
‘Kom mee,’ zei ze en we liepen naar een van de verhoorkamers in de gang. Binnen een paar minuten bracht een bewaker Halpern naar binnen. Hij had handboeien om en zag er zelfs nog slechter uit dan toen we hem opbrachten. Hij had zich niet geschoren en zijn haar was een rattennest, in zijn ogen lag een blik die ik alleen maar als opgejaagd kan beschrijven, hoe clichématig dat ook mag klinken. Hij nam de stoel waar de bewaker hem naartoe had geduwd, ging op het puntje zitten en staarde naar zijn handen, die voor hem op tafel lagen.
Deborah knikte naar de bewaker, die de ruimte verliet en in de gang buiten ging staan. Ze wachtte tot de deur dicht was gezwaaid en richtte haar aandacht op Halpern. ‘Nou, Jerry,’ zei ze. ‘Ik hoop dat je vannacht goed hebt geslapen.’
Hij schokte met zijn hoofd alsof dat door een touw omhoog werd getrokken, en gaapte haar aan. ‘Wat… wat bedoel je?’ vroeg hij.
Debs trok haar wenkbrauwen op. ‘Ik bedoel helemaal niets, Jerry,’ zei ze vriendelijk. ‘Ik ben alleen maar beleefd.’
Hij staarde haar nog even aan en liet toen zijn hoofd weer hangen. ‘Ik wil naar huis,’ zei hij met een klein, bibberend stemmetje.
‘Dat zal best, Jerry,’ zei Deborah. ‘Maar ik kan je nu nog niet laten gaan.’
Hij schudde alleen maar zijn hoofd en mompelde iets onverstaanbaars.
‘Wat zei je, Jerry?’ vroeg ze met dezelfde, vriendelijke, geduldige stem.
‘Ik zei dat ik denk dat ik niets heb gedaan,’ zei hij nog altijd zonder op te kijken.
‘Dénk je dat?’ vroeg ze hem. ‘Zouden we daar niet een beetje heel zeker van moeten zijn voordat we je laten gaan?’
Hij tilde zijn hoofd op om haar aan te kijken, deze keer heel langzaam. ‘Gisteravond…’ zei hij. ‘Het heeft te maken met deze plek…’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik weet het niet, ik weet het niet,’ zei hij.
‘Je bent eerder op zo’n plek geweest, hè, Jerry? In je jeugd,’ zei Deborah en hij knikte. ‘En komt iets daarvan door deze plek soms weer boven?’
Hij schokte alsof ze hem in zijn gezicht had gespuugd. ‘Ik… het is geen herinnering,’ zei hij. ‘Het was een droom. Het moet wel een droom zijn geweest.’
Deborah knikte heel begrijpend. ‘Waar ging die droom over, Jerry?’
Hij schudde zijn hoofd en staarde haar met openhangende kaken aan.
‘Het helpt misschien als je erover praat,’ zei ze. ‘Als het toch maar een droom is, wat kan het dan voor kwaad?’ Hij bleef maar met zijn hoofd schudden. ‘Waar ging die droom over, Jerry?’ vroeg ze nogmaals, met iets meer aandrang, maar nog altijd heel vriendelijk.
‘Er is een groot beeld,’ zei hij en hij hield op met hoofdschudden en leek verbaasd dat hij dat had gezegd.
‘Oké,’ zei Deborah.
‘Het… het is echt groot,’ zei hij. ‘En er brandt een vuur in zijn buik.’
‘Heeft het een buik?’ zei Deborah. ‘Wat is het voor beeld?’
‘Het is groot,’ zei hij. ‘Een bronzen lichaam, twee uitgestoken armen die zich omlaag bewogen, om…’ Zijn stem stierf weg en toen mompelde hij iets.
‘Wat zei je, Jerry?’
‘Hij zei dat het een stierenkop had,’ zei ik en ik voelde dat alle haren in mijn nek rechtop gingen staan.
‘De armen gaan omlaag,’ zei hij. ‘En ik voel… me echt gelukkig. Ik weet niet waarom. Ik zing. En ik leg de twee meisjes in de armen. Ik snij ze met een mes en ze gaan omhoog naar de mond, en de armen gooien ze erin. In het vuur…’
‘Jerry,’ zei Debs, nu nog vriendelijker, ‘er zat bloed op je kleren en ze waren verschroeid.’ Hij zei niets, en ze ging door. ‘We weten dat je black-outs krijgt als je onder te veel stress staat,’ zei ze. Hij zweeg. ‘Kan het niet zo zijn, Jerry, dat je zo’n black-out hebt gekregen, de meisjes hebt vermoord en naar huis bent gegaan? Zonder dat je het weet?’
Hij begon weer met zijn hoofd te schudden, langzaam en mechanisch.
‘Heb je misschien een beter idee?’ zei ze.
‘Waar zou ik zo’n beeld hebben kunnen vinden?’ zei hij. ‘Dat is… hoe kan ik nou het beeld vinden, het vuur vanbinnen aansteken en de meisjes daar krijgen, en… hoe kan dat nou? Hoe zou ik dat alles hebben kunnen doen zonder het te weten?’
Deborah keek me aan en ik haalde mijn schouders op. Het was een redelijk punt. Tenslotte zijn er in de praktijk vast grenzen aan wat je tijdens slaapwandelen kunt doen, en dit leek die ietwat te overschrijden.
‘Waar is die droom dan vandaan gekomen, Jerry?’ vroeg ze.
‘Iedereen heeft dromen,’ zei hij.
‘En hoe is dat bloed op je kleren terechtgekomen?’
‘Dat heeft Wilkins gedaan,’ zei hij. ‘Dat moet wel, het kan niet anders.’
Er werd op de deur geklopt en de brigadier kwam binnen. Hij boog zich voorover en zei zachtjes iets in Deborahs oor, en ik leunde dichterbij om het ook te horen. ‘De advocaat van die vent schopt heibel,’ zei hij. ‘Hij zegt dat nu de hoofden zijn opgedoken terwijl zijn cliënt hier zit, hij wel onschuldig moet zijn.’ De brigadier schokschouderde. ‘Ik kan hem hierop niet vasthouden,’ zei hij.
‘Oké,’ zei Debs. ‘Bedankt, Dave.’ Hij schokschouderde nogmaals, richtte zich op en liep de kamer uit.
Ze wendde zich weer tot Halpern. ‘Oké, Jerry,’ zei ze. ‘We praten later verder.’ Ze stond op, liep de kamer uit en ik ging achter haar aan.
‘Wat denken we daarvan?’ vroeg ik aan haar.
‘Ze schudde haar hoofd. ‘Jezus, Dex, dat weet ik niet. Ik moet echt even pas op de plaats maken.’ Ze bleef staan en draaide haar gezicht naar me toe. ‘Of de man heeft dit werkelijk in een van zijn black-outs gedaan, wat betekent dat hij de hele zaak zonder het echt te weten heeft opgezet, wat onmogelijk is.’
‘Waarschijnlijk,’ zei ik.
‘Of iemand anders heeft een verdomde hoop moeite gedaan dit in scène te zetten om hem ervoor op te laten draaien en heeft dat precies tijdens een van zijn black-outs getimed.’
‘Wat ook onmogelijk is,’ zei ik behulpzaam.
‘Ja,’ zei ze. ‘Dat weet ik.’
‘En dat beeld met de stierenkop en het vuur in zijn buik?’
‘Fuck,’ zei ze. ‘Het is gewoon een droom. Dat moet wel.’
‘Dus waar zijn de meisjes dán verbrand?’
‘Wil je me een reuzenbeeld laten zien met een stierenkop en ingebouwde barbecue? Waar verstop je zoiets? Pas als je het vindt, geloof ik dat het echt is,’ zei ze.
‘Laten we Halpern nu vrij?’ vroeg ik.
‘Nee, verdomme,’ grauwde ze. ‘Ik houd hem vast op verzet tijdens arrestatie.’ En ze draaide zich om en liep terug naar de receptie.
Toen we uit het halletje terugkwamen, zaten Cody en Astor bij de brigadier, en ook al waren ze niet blijven zitten waar ik had gezegd, was ik zo dankbaar dat ze niets in de fik hadden gestoken dat ik het door de vingers zag. Deborah wachtte geduldig tot ik ze had opgehaald en we liepen allemaal samen de deur uit. ‘Wat nu?’ vroeg ik.
‘We moeten natuurlijk met Wilkins gaan praten,’ zei Deborah.
‘En vragen we hem dan of hij een beeld met een stierenkop in zijn achtertuin heeft?’ vroeg ik.
‘Nee,’ zei ze. ‘Dat is bullshit.’
‘Dat is een lelijk woord,’ zei Astor. ‘Ik krijg vijftig cent van je.’
‘Het wordt al laat,’ zei ik. ‘Ik moet de kinderen thuisbrengen voor hun moeder me roostert.’
Deborah keek een hele poos naar Cody en Astor en toen naar mij. ‘Oké,’ zei ze.