Tyrion

De koningin was niet van zins op Varys te wachten. ‘Verraad is al laaghartig genoeg,’ verklaarde ze woedend, ‘maar dit is schaamteloze, pure smeerlapperij, en ik heb die aansteller van een eunuch niet nodig om te weten wat ik met smeerlappen moet doen.’

Tyrion nam zijn zuster de brieven uit handen en vergeleek ze bladzij voor bladzij. Er waren twee dezelfde exemplaren, al waren de handschriften verschillend.

‘Maester Frenken op slot Stoockewaard heeft het eerste schrijven ontvangen,’ legde grootmaester Pycelle uit. ‘Het tweede exemplaar is via heer Gyllis gekomen.’

Pinkje streek over zijn baard. ‘Als Stannis ze zelfs aan dié lui heeft gestuurd is het meer dan zeker dat alle andere heren in de Zeven Koninkrijken ook een exemplaar hebben gezien.’

‘Ik wil dat die brieven allemaal verbrand worden,’ verklaarde Cersei. ‘Geen enkele toespeling erop mag tot de oren van mijn zoon doordringen, of tot die van mijn vader.’

‘Ik heb het idee dat vader inmiddels wel meer dan een toespeling gehoord zal hebben,’ zei Tyrion droogjes. ‘Stannis heeft ongetwijfeld een vogel naar de Rots van Casterling gestuurd, en ook een naar Harrenhal. En die brieven verbranden? Waar slaat dat op? Het liedje is uit, de wijn gemorst, het meisje zwanger. En dit is heus niet zo schrikbarend als het lijkt.’

Met woedende groene ogen keerde Cersei zich naar hem toe. ‘Ben je niet goed wijs? Heb je gelezen wat hij beweert? De jongen Joffry, zo noemt hij hem. En hij waagt het mij van incest, overspel en verraad te beschuldigen!’

Alleen maar omdat je schuldig bent. Het was verbazend om te zien hoe kwaad Cersei kon worden om beschuldigingen waarvan ze maar al te goed wist dat ze waar waren. Als we deze oorlog verliezen moet ze toneelspeelster worden, ze heeft beslist talent.Tyrion wachtte tot ze uitgeraasd was en zei toen: ‘Stannis heeft een voorwendsel nodig om zijn opstand te rechtvaardigen. Wat had jij dan gedacht dat hij zou schrijven? “Joffry is de wettig geboren zoon en erfgenaam van mijn broer, maar toch ben ik van plan hem zijn troon af te pakken?” ’

‘Ik laat me geen hoer noemen!’

Maar zusje, hij beweert toch niet dat je door Jaime betaald bent. Ostentatief bekeek Tyrion het schrijven nog een keer. Eén zinsnede was blijven haken… ‘Gedaan in het Licht van de Heer,’ las hij. ‘Een merkwaardige woordkeus.’

Pycelle schraapte zijn keel. ‘Die woorden komen vaak voor in brieven en documenten uit de Vrijsteden. Ze betekenen niet meer dan, laten we zeggen, geschreven voor het oog van god. De god van de rode priesters. Dat is daar gebruikelijk, geloof ik.’

‘Varys vertelde ons een paar jaar geleden toch dat vrouwe Selyse nogal wegliep met de een of andere rode priester,’ bracht Pinkje hen in herinnering. Tyrion tikte tegen het papier. ‘En nu doet haar heer gemaal dat kennelijk ook. Dat kunnen we tegen hem gebruiken. We dringen er bij de Hoge Septon op aan dat hij bekendmaakt dat Stannis zich niet slechts tegen zijn rechtmatige koning, maar ook tegen de goden heeft gekeerd…’

‘Ja, ja,’ zei de koningin ongeduldig, ‘maar eerst moeten we zorgen dat deze smeerpijperij niet verder verspreid wordt. De raad moet een edict uitvaardigen. Iedereen die over incest praat of Joff een bastaard noemt zal boeten met zijn tong.’

‘Een verstandige maatregel,’ zei grootmaester Pycelle, en zijn ambtsketen rinkelde toen hij knikte.

‘Dwaasheid,’ verzuchtte Tyrion. ‘Als je iemands tong uitrukt bewijs je niet dat hij een leugenaar is. Je maakt alleen maar duidelijk dat je bang bent voor wat hij zou kunnen zeggen.’

‘Wat zou jij dan doen?’ wilde zijn zuster weten.

‘Heel weinig. Laat ze maar roddelen, dan krijgen ze zó genoeg van dat verhaal. Iedereen met maar een greintje verstand snapt heus wel dat dit gewoon een onhandige poging van hem is om te rechtvaardigen dat hij de troon probeert te usurperen. Komt Stannis soms met bewijzen?

Hoe kan dat als het nooit gebeurd is?’ Tyrion wierp zijn zuster zijn allerliefste lachje toe.

‘Dat is zo,’ was ze gedwongen te zeggen. ‘Maar toch…’

‘Uwe Genade, uw broer heeft gelijk.’ Petyr Baelish plaatste zijn vingertoppen tegen elkaar. ‘Door te proberen deze praatjes de kop in te drukken maken we ze alleen maar geloofwaardig. Het is een zielige leugen, en we moeten laten zien dat we erboven staan. En ondertussen vuur met vuur bestrijden.’

Cersei keek hem onderzoekend aan. ‘Wat voor vuur?’

‘Een soortgelijk verhaal, maar dan geloofwaardiger. Heer Stannis heeft het merendeel van zijn huwelijk gescheiden van zijn echtgenote doorgebracht. Niet dat ik hem dat verwijt. Als ik met vrouwe Selyse getrouwd was zou ik dat ook doen. Desalniettemin, als we rondvertellen dat hun dochter van lage komaf is en Stannis een bedrogen echtgenoot, dan… Het gewone volk is er altijd als de kippen bij om het ergste van zijn heren te geloven, vooral als ze zo streng en nors zijn en zulke lange, trotse tenen hebben als Stannis Baratheon.’

‘Hij is nooit erg geliefd geweest, dat is zo.’ Cersei dacht even na. ‘Dus we betalen hem met gelijke munt terug. Ja, dat bevalt me wel. Wie kunnen we als minnaar van vrouwe Selyse aanwijzen? Ik geloof dat ze twee broers heeft. En een van haar ooms is al die tijd bij haar op Drakensteen geweest…’

‘Ser Axel Florens is haar kastelein.’ Hoe ongaarne Tyrion het ook toegaf, Pinkjes plan was veelbelovend. Stannis was nooit gecharmeerd geweest van zijn vrouw, maar hij was zo prikkelbaar als een egel als zijn eer in het geding was, en wantrouwig van aard. Als ze onenigheid tussen hem en zijn volgelingen konden zaaien zou dat hun eigen zaak alleen maar goed doen. ‘Het kind heeft de oren van een Florens, heb ik gehoord.’

Pinkje maakte een loom gebaar. ‘Een handelsgezant uit Lys merkte eens tegen me op dat heer Stannis wel heel dol op zijn dochter moest zijn, dat hij overal op de muren van Drakensteen standbeelden van haar had geplaatst. ‘Beste kerel,’ moest ik hem uit de droom helpen, ‘dat zijn gargouilles.’ Hij grinnikte. ‘Ser Axel zou wel voor de vader van Shirine kunnen doorgaan, maar naar mijn ervaring wordt een verhaal des te eerder verder verteld naarmate het buitenissiger en schokkender is. Stannis houdt er een bijzonder groteske zot op na, een halve gare met een getatoeëerd gezicht.’

Vol afkeer staarde grootmaester Pycelle hem met open mond aan.

‘Maar u wilt toch niet suggereren dat vrouwe Selyse een zot in haar bed zou halen?’

‘Je moet wel zot zijn om het bed met Selyse Florens te willen delen,’ zei Pinkje. ‘Lapjeskop deed haar ongetwijfeld aan Stannis denken. En de beste leugens bevatten een kern van waarheid, genoeg om een toehoorder aan het denken te zetten. Het toeval wil dat die zot het meisje uitermate toegewijd is en haar overal achternadraaft. Ze lijken zelfs een beetje op elkaar. Shirine heeft ook een gevlekt en half verlamd gezicht.’

Pycelle wist niet meer hoe hij het had. ‘Maar dat komt door de grauwschub waar ze als baby bijna aan gestorven is, de arme stakker.’

‘Mijn verhaal bevalt me beter,’ zei Pinkje, ‘en het gewone volk ook, denk ik. De meeste mensen geloven dat een zwangere vrouw die konijn eet een kind met lange flaporen zal baren.’

Cersei glimlachte het soort glimlachje dat gewoonlijk aan Jaime voorbehouden was. ‘Heer Petyr, u bent een verdorven mens.’

‘Mijn dank, Uwe Genade.’

‘En een voortreffelijk leugenaar,’ voegde Tyrion er wat minder hartelijk aan toe. Die is gevaarlijker dan ik dacht, peinsde hij. Pinkjes grijsgroene ogen keken zonder een spoor van onzekerheid in de ongelijke ogen van de dwerg. ‘We hebben allemaal onze speciale gaven, heer.’

De koningin ging te zeer op in haar wraak om deze tweespraak op te merken. ‘Bedrogen door een halfgare zot! Straks wordt Stannis in iedere wijnkroeg aan deze kant van de zee-engte uitgelachen.’

‘Het verhaal mag niet van ons komen,’ zei Tyrion, ‘anders zal het als een leugen ten eigen bate worden beschouwd.’ Wat het natuurlijk ook is.

Opnieuw had Pinkje het antwoord. ‘Hoeren houden van roddelen, en toevallig bezit ik een stuk of wat bordelen. En Varys kan er vast wel voor zorgen dat het zaad in bierkroegen en eethuizen wordt gezaaid.’

‘Varys,’ zei Cersei met een frons. ‘Waar is Varys?’

‘Dat heb ik me ook al afgevraagd, Uwe Genade.’

‘De Spin weeft dag en nacht aan zijn geheime webben,’ zei grootmaester Pycelle onheilspellend. ‘Ik vertrouw hem niet, heren.’

‘En hij spreekt altijd zo minzaam over u.’ Tyrion duwde zich uit zijn stoel omhoog. Hij wist toevallig wat de eunuch aan het doen was, maar dat was niet iets wat de andere raadsleden aanging. ‘Wilt u mij verontschuldigen, heren? Ik heb bezigheden elders.’

Cersei was onmiddellijk achterdochtig. ‘Bezigheden in dienst van de koning?’

‘Niet iets waar jij je druk over hoeft te maken.’

‘Dat maak ik zelf wel uit.’

‘Wou je mijn verrassing bederven?’ zei Tyrion. ‘Ik laat een gift voor Joffry maken. Een kleine ketting.’

‘Waarvoor zou hij nóg een ketting nodig hebben? Hij heeft ze van goud en van zilver, te veel om te dragen. Als je ook maar één moment denkt dat je Joffry’s liefde met geschenken kunt kopen…’

‘Maar ik heb de liefde van de koning toch al, net zoals hij de mijne heeft? En ik denk dat déze halsketen hem op een dag dierbaarder zal zijn dan alle andere.’ De kleine man boog en waggelde naar de deur. Voor de raadsvertrekken stond Bronn te wachten om hem weer naar de Toren van de Hand te brengen. ‘De smeden zijn in uw ontvangkamer, in afwachting van wat u behaagt,’ zei hij terwijl ze het binnenplein overstaken.

‘In afwachting van wat u behaagt. Wat klinkt dat goed, Bronn. Je lijkt wel een echte hoveling. Straks ga je nog voor me knielen.’

‘Lik me reet, dwerg!’

‘Dat laat ik liever door Shae doen.’ Tyrion hoorde hoe vrouwe Tanda boven aan de kronkeltrap vrolijk naar hem riep. Hij deed net of hij haar niet hoorde en begon wat sneller te waggelen. ‘Laat mijn draagkoets klaarzetten. Zodra ik hier klaar ben vertrek ik uit het slot.’ Voor de deur stonden twee Maanbroeders op wacht. Tyrion begroette hen minzaam en begon met een grimas de trap op te klauteren. De klim naar zijn slaapkamer bezorgde hem pijn aan zijn benen.

Binnen trof hij een jongen van twaalf aan die bezig was kleren klaar te leggen op het bed. Zijn schildknaap, voor zover je hem zo kon noemen. Podderik Peyn was verlegen op het steelse af. Tyrion had de verdenking dat zijn vader hem bij wijze van grap met deze jongen had opgezadeld, nooit geheel van zich af kunnen zetten.

‘Uw pak, heer,’ mompelde de knaap toen Tyrion binnenkwam. Hij staarde naar zijn laarzen. Zelfs als hij de moed opbracht om zijn mond open te doen slaagde hij er nooit helemaal in, je recht aan te kijken.

‘Voor de audiëntie. En uw keten. De ambtsketen van de Hand.’

‘Prima. Help me met kleden.’ Het wambuis was van zwart fluweel, beslagen met gouden noppen in de vorm van leeuwenkoppen, de keten een lus van zuiver gouden handen waarvan de vingers telkens de pols van de volgende grepen. Pod bracht hem een mantel van karmijnrode zijde met gouden franje, voor hem op maat gemaakt. Voor iemand van normale lengte zou het niet meer dan een halflange cape zijn. De persoonlijke ontvangkamer van de Hand was minder groot dan die van de koning, en niets vergeleken bij de uitgestrekte troonzaal, maar Tyrion hield van de Myrische tapijten, de wandkleden en het gevoel van beslotenheid. Zodra hij binnentrad riep zijn hofmeester luid: ‘Tyrion Lannister, de Hand des Konings.’ Daar hield hij ook van. Het troepje smeden, wapenmakers en ijzerhandelaars dat Bronn had verzameld viel op de knieën.

Hij hees zich op de hoge zetel onder het ronde, gouden raam en gebaarde hun om op te staan. ‘Goede lieden, ik weet dat u het allen druk hebt, dus zal ik het kort maken. Wil je zo goed zijn, Pod?’ De knaap overhandigde hem een zak van zeildoek. Tyrion trok het koordje los en hield de zak op zijn kop. De inhoud viel op het tapijt met de gedempte bons die metaal op wol maakt. ‘Dit heb ik in de kasteelsmidse laten maken. Ik wil er zo nog duizend hebben.’

Een van de smeden knielde neer om het ding te inspecteren: drie reusachtige, in elkaar grijpende stalen schakels. ‘Een formidabele ketting.’

‘Formidabel, maar kort,’ antwoordde de dwerg. ‘Zoiets als ik. Ik heb er een voor ogen die heel wat langer is. Hebt u een naam?’

‘Ik word IJzerbuik genoemd, heer.’ De smid was breedgeschouderd en gedrongen, eenvoudig gekleed in wol en leer, maar zijn armen waren zo dik als een stierennek.

‘Ik wil dat iedere smidse in Koningslanding zulke schakels gaat maken en die aaneensmeedt. Al het andere werk moet worden opgeschort. Ik wil dat iedereen die metaal kan bewerken zich aan deze taak wijdt, of hij nu meester, gezel of leerling is. Zodra ik de Staalstraat inrijd wil ik hamerslagen horen, zowel ’s nachts als overdag. En ik heb een man nodig, een sterke man, om te zorgen dat het ook allemaal gebeurt. Bent u die man, meester IJzer buik?

‘Dat zou kunnen, heer. Maar hoe moet het dan met de maliënkolders en zwaarden die de koningin wil?’

Een andere smid nam het woord. ‘Hare Genade heeft ons gelast om maliën en harnassen, zwaarden, dolken en bijlen te maken, allemaal in grote aantallen. Om haar nieuwe goudmantels te bewapenen, heer.’

‘Dat werk kan wel wachten,’ zei Tyrion. ‘Eerst die ketting.’

‘Verschoning, heer, maar Hare Genade heeft gezegd dat als iemand het gewenste aantal niet haalt, zijn hand dan verbrijzeld zal worden,’ hield de smid zenuwachtig aan. ‘Op zijn eigen aambeeld verpletterd, zei ze.’

Die lieve Cersei toch, altijd bezig het hart van de gewone man te winnen. ‘Er zullen geen handen verbrijzeld worden. Op mijn woord.’

‘IJzer is duur geworden,’ verklaarde IJzerbuik, ‘en daar zullen we heel wat van nodig hebben voor deze ketting, en ook kolen, voor de vuren.’

‘Heer Baelish zal ervoor zorgen dat u het benodigde geld krijgt,’ beloofde Tyrion. Tot zover zou hij toch wel op Pinkje kunnen rekenen, hoopte hij. ‘Ik draag de stadswacht wel op, u naar ijzer te helpen zoeken. Desnoods smelt u alle hoefijzers in de hele stad.’

Een oudere man trad naar voren, rijk gekleed in een tuniek van goudbrokaat met zilveren sluitingen en een met vossenbont afgezette mantel. Hij knielde neer om de grote stalen schakels te onderzoeken die Tyrion op de vloer had laten vallen. ‘Heer,’ merkte hij ernstig op, ‘dit is op zijn best grof werk. Daar is geen kunst aan. Het is ongetwijfeld een passende bezigheid voor gewone smeden, mannen die hoefijzers buigen en ketels in vorm hameren, maar ik ben een meester-wapensmid, als het mijn heer behaagt. Dit is geen werk voor mij, noch voor de andere meesters in mijn vak. Wij maken zwaarden zo scherp als heldenzangen, en wapenrustingen die geschikt zijn voor een god. Niet zoiets.’’

Tyrion hield zijn hoofd scheef en gaf de man de volle laag met zijn ongelijke ogen. ‘Wat is uw naam, meester-wapensmid?’

‘Salloreon, met uw welnemen, heer. Als de Hand des Konings het mij vergunt zou ik zéér vereerd zijn een wapenrusting voor hem te smeden die zijn huis en hoge ambt waardig zijn.’ Twee van de anderen gniffelden, maar Salloreon draafde door zonder iets te merken. ‘Staal en schubben, dunkt mij. De schubben blinkend verguld als de zon, het staal geëmailleerd met het diepe karmijnrood van de Lannisters. Als helm zou ik de kop van een demon voorstellen, met lange gouden horens bekroond. Als u ten strijde trekt zal men in vrees en beven voor u terugdeinzen.’

De kop van een demon, dacht Tyrion treurig. En wat zegt dat over mij? ‘Meester Salloreon, ik ben van plan de rest van mijn veldslagen in deze zetel uit te vechten. Ik heb schakels nodig, geen demonische horens. Dus laat ik het zo stellen: óf u gaat ketens maken, óf u gaat ze dragen. De keus is aan u.’ Hij stond op en vertrok zonder één keer om te kijken.

Bronn wachtte hem op bij de poort met zijn draagkoets en een escorte van bereden Zwartoren. ‘Je weet waarheen,’ zei Tyrion tegen hem en hij liet zich in de draagkoets helpen. Hij had gedaan wat hij kon om de hongerige stad van voedsel te voorzien: ettelijke honderden timmerlieden aangesteld om vissersboten in plaats van katapults te bouwen, het koningsbos opengesteld voor iedere jager die de rivier durfde over te steken en zelfs goudmantels naar het westen en zuiden gestuurd om te foerageren. Toch ontwaarde hij nog overal waar hij reed beschuldigende blikken. De gordijnen van de draagstoel beschermden hem daartegen, en bovendien gaven ze hem de gelegenheid om rustig na te denken. Terwijl ze langzaam door de bochtige Zwartschaduwlaan naar de voet van Aegons heuvel gingen, overpeinsde Tyrion de gebeurtenissen van die ochtend. Zijn zusters toorn had haar de ware betekenis van Stannis Baratheons brief over het hoofd doen zien. Zonder bewijs waren zijn beschuldigingen waardeloos. Waar het om ging was dat hij zich koning had genoemd. En wat zal Renling daarvan vinden? Ze konden niet allebei op de IJzeren Troon zitten.

Terloops schoof hij het gordijn een eindje opzij om naar de straten te gluren. Aan weerskanten van hem reden Zwartoren met hun gruwelijke kettingen in lussen om hun nek, terwijl Bronn vooropreed om de weg vrij te maken. Hij keek naar de voorbijgangers die naar hem keken en speelde een spelletje met zichzelf door te proberen de verklikkers ertussenuit te halen. Degenen die er het verdachtst uitzien zijn vermoedelijk onschuldig, kwam hij tot de slotsom. Juist voor de onschuldige gezichten moet ik oppassen.

Zijn bestemming lag achter de heuvel van Rhaenys, en de straten waren druk. Er was bijna een uur verstreken voordat de draagstoel met een zwaai tot stilstand kwam. Tyrion zat te dommelen, maar werd abrupt wakker toen de beweging stopte, wreef de slaap uit zijn ogen en klom naar buiten met behulp van Bronns hand.

Het huis was twee verdiepingen hoog, van onderen van steen en van boven van hout. Op een van de hoeken van het bouwwerk verrees een rond torentje. Er waren veel glas-in-loodramen. Boven de deur hing een sierlamp, een bol van verguld metaal en scharlakenrood glas.

‘Een bordeel,’ zei Bronn. ‘Wat ga je hier doen?’

‘Wat doet een man zoal in een bordeel?’

De huurling lachte. ‘Niet genoeg aan Shae?’

‘Voor een marketenster was ze mooi genoeg, maar ik ben niet meer op veldtocht. Kleine mannetjes hebben grote behoeften, en ik hoorde dat de meisjes hier geschikt zijn voor een koning.’

‘Is die jongen dan oud genoeg?’

‘Niet Joffry. Robert. Die kwam hier hieel graag.’ Al kan het best zijn dat Joffry oud genoeg is. Wat een interessant idee. ‘Als jij en de Zwartoren zin hebben om je te vermaken, ga je gang, maar Chataya’s meisjes zijn duur. Overal aan deze straat zijn goedkopere huizen te vinden. Laat één man hier die weet waar de anderen zitten, voor als ik weer terug wil.’

Bronn knikte. ‘Zoals je wilt.’ De Zwartoren grijnsden breed. Binnen werd hij opgewacht door een rijzige vrouw in gewaden van golvende zijde. ‘Ik ben Chataya,’ deelde ze met een diepe buiging mee.

‘En u…’

‘Laten we maar geen namen noemen. Namen zijn gevaarlijk.’ De geur van een of ander exotisch specerij hing in de lucht, en de vloer onder zijn voeten vertoonde een mozaïek van twee liefdevol verstrengelde vrouwen. ‘U hebt hier een aangenaam lokaal.’

‘Daar heb ik hard voor gewerkt. Het doet mij genoegen dat de Hand tevreden is.’ Haar stem was vloeibaar barnsteen, met het zachte accent van de verre Zomereilanden.

‘Titels zijn soms even gevaarlijk als namen,’ waarschuwde Tyrion haar. ‘Laat me maar een paar van uw meisjes zien.’

‘Het zal mij een groot genoegen zijn. U zult kunnen vaststellen dat ze allemaal even lief als mooi zijn, en ervaren in alle vormen van liefde.’ Gracieus schreed ze weg, zodat Tyrion zo goed en zo kwaad als het ging achter haar aan moest hobbelen op benen die half zo lang als de hare waren.

Van achter een Myrisch sierscherm waarin bloemen, arabesken en dromerige meisjes waren uitgesneden gluurden ze ongezien naar binnen in een gelagkamer waarin een oude man een vrolijk deuntje op de fluit speelde. Op kussens in een alkoof hield een dronken Tyroshi met een purperen baard een wulpse jonge meid op zijn knie. Hij had haar keurs opengeknoopt en hield nu zijn beker schuin om een dun straaltje wijn over haar borsten te gieten, zodat hij ze kon aflikken. Twee andere meisjes zaten voor een glas-in-lood-raam een spelletje te doen. De sproetige droeg een krans van blauwe bloemen in haar honingkleurige haar. De tweede had een huid, zo glad en zwart als gepolijst git, grote, donkere ogen en kleine puntige borsten. Ze droegen golvende zijde en een kralengordel om hun middel. Het zonlicht dat door het gebrandschilderde glas naar binnen viel, maakte de omtrekken van hun lichamen door de dunne stof heen zichtbaar, en Tyrion voelde hoe zich iets roerde in zijn kruis. ‘Met alle respect kan ik het meisje met de donkere huid aanbevelen,’ zei Chataya.

‘Ze is nog jong.’

‘Ze telt zestien jaren, heer.’

Een prima leeftijd voor Joffry, zei hij bij zichzelf, indachtig aan wat Bronn had gezegd. Zijn eerste was zelfs nog jonger geweest. Tyrion wist nog hoe verlegen ze had gekeken toen hij die eerste keer haar jurk over haar hoofd had getrokken. Lang, donker haar en blauwe ogen om in te verdrinken, en dat was gebeurd ook. Zo lang geleden… Wat een ellendige dwaas ben je toch, dwerg.’Komt ze uit uw vaderland, dat meisje?’

‘Haar bloed is dat van de zomer, heer, maar mijn dochter is in Koningslanding geboren.’ Zijn verrassing moest zichtbaar zijn geweest, want Chataya vervolgde: ‘In de ogen van mijn volk heeft het huis van het hoofdkussen niets schandelijks. Op de Zomereilanden staan zij die bekwaam zijn in het schenken van genot in hoge achting. Veel jongens en meisjes van hoge geboorte doen na hun ontluiking enkele jaren op die manier dienst ter ere van de goden.’

‘Wat hebben de goden ermee te maken?’

‘De goden zijn evenzeer de scheppers van ons lichaam als van onze ziel, is het niet? Zij schenken ons stemmen opdat wij hen met liederen aanbidden. Zij schenken ons handen opdat wij tempels voor hen bouwen. En zij schenken ons begeerte opdat wij paren, en hen aldus vereren.’

‘Help me herinneren dat ik dat eens aan de Hoge Septon vertel,’ zei Tyrion. ‘Als ik met mijn pik mocht bidden zou ik heel wat vromer zijn.’

Hij wuifde met een hand. ‘Ik aanvaard volgaarne uw suggestie.’

‘Ik zal mijn dochter roepen. Komt u maar.’

Het meisje wachtte hem op aan de voet van de trap. Ze was langer dan Shae, zij het niet zo rijzig als haar moeder, en ze moest knielen voordat Tyrion haar kon kussen. ‘Mijn naam is Alayaya,’ zei ze, met maar een klein zweempje van haar moeders accent. ‘Komt u mee, heer.’ Ze nam hem bij de hand en leidde hem twee trappen op en vervolgens een lange gang door. Achter een van de gesloten deuren hoorde hij gehijg en kreetjes van plezier, achter een andere gegiechel en gefluister. Tyrions geslacht drukte tegen de veters van zijn hozen. Dat kan nog beschamend worden, dacht hij terwijl hij achter Alayaya aan de trap naar de torenkamer beklom. Er was maar één deur. Ze ging hem voor naar binnen en deed hem dicht. In de kamer stond een groot hemelbed, een hoge kleerkast, versierd met erotisch houtsnijwerk, en een smal glas-inloodraam met een rood-geel ruitjespatroon.

‘Je bent erg mooi, Alayaya,’ zei Tyrion tegen haar toen ze alleen waren. ‘Van top tot teen is alles even prachtig. Maar het lichaamsdeel dat me op dit moment het meest interesseert is je tong.’

‘Mijn heer zal merken dat mijn tong zeer geoefend is. Als meisje heb ik geleerd wanneer ik hem wel en niet moest gebruiken.’

‘Dat doet me genoegen.’ Tyrion glimlachte. ‘En wat doen we nu? Misschien heb jij een suggestie?’

‘Ja,’ zei ze. ‘Als mijn heer de kast opent zal hij vinden wat hij zoekt.’

Tyrion kuste haar hand en klom de lege kast in. Alayaya sloot de deur achter hem. Hij stak een hand uit naar de achterwand, voelde die onder zijn vingers verschuiven en duwde hem geheel opzij. In de holle ruimte achter de muren was het pikdonker, maar hij tastte net zo lang rond totdat hij metaal voelde. Zijn hand sloot zich om de sport van een ladder. Met zijn voet vond hij een lagere sport, en hij begon af te dalen. Toen hij eenmaal onder het straatniveau was, kwam de schacht uit op een tunnel die schuin de grond in liep. Daar wachtte Varys hem op met een kaars in de hand.

Varys leek volstrekt niet op zichzelf. Onder zijn stalen puntkap was een gezicht vol littekens en een stoppelbaard te zien, en hij was gehuld in verhard leer met een maliënkolder erover, een ponjaard en een kort zwaard aan zijn riem. ‘Was Chataya’s lokaal naar wens, heer?’

‘Bijna te veel,’ bekende Tyrion. ‘Weet u zeker dat deze vrouw betrouwbaar is?’

‘In deze grillige en verraderlijke wereld ben ik nergens zeker van, heer. Maar Chataya heeft geen reden om de koningin welgezind te zijn, en ze weet dat ze het aan u te danken heeft dat ze van Allar Diem af is. Zullen we gaan?’ Hij begaf zich de tunnel in.

Hij loopt zelfs anders, stelde Tyrion vast. Er hing een lucht van zure wijn en knoflook om Varys heen in plaats van lavendel. Onder het lopen gooide hij een balletje op. ‘Uw nieuwe kledij bevalt me wel.’

‘Mijn werk staat niet toe dat ik met een stoet van ridders om me heen over straat ga. Dus als ik het slot verlaat hul ik mij in een wat passender vermomming, zodat ik langer in leven blijf om u te dienen.’

‘Leer staat u goed. U zou zo naar de volgende raadsvergadering moeten komen.’

‘Dat zou uw zuster niet goedkeuren, heer.’

‘Mijn zuster zou het in haar kleingoed doen.’ Hij glimlachte in het donker. ‘Voor zover ik heb gezien ben ik niet door een van haar spionnen achternageslopen.’

‘Dat hoor ik graag, heer. Sommige lieden die uw zuster ingehuurd heeft, werken zonder haar medeweten ook voor mij. Het zou me tegenstaan als ze zo slordig waren geworden dat ze gezien werden.’

‘Wat mij zou tegenstaan is dat ik helemaal voor niets met mijn onbevredigde lustgevoelens door kasten heen geklauterd zou zijn.’

‘Niet echt voor niets,’ verzekerde Varys hem. ‘Ze weten dat u hier bent. Of ze het zullen wagen om vermomd als klanten bij Chataya naar binnen te gaan valt niet te zeggen, maar het lijkt mij toch het beste om overdreven voorzichtig te zijn.’

‘Hoe komt het dat een bordeel een geheime toegang heeft?’

‘Deze tunnel is gegraven voor een andere Hand des Konings, wiens eer niet toestond dat hij een dergelijk huis openlijk betrad. Chataya waakt er zorgvuldig voor dat het bestaan ervan geheim blijft.’

‘Toch wist ü er wel van.’

‘Kleine vogeltjes vliegen door menige duistere tunnel. Pas op, die treden zijn steil.’

Ze kwamen uit bij een valluik achter in een stal, misschien drie straten van de heuvel van Rhaenys verwijderd. Een paard brieste in zijn box toen Tyrion het luik liet dichtklappen. Varys blies de kaars uit en zette die op een balk, en Tyrion keek om zich heen. In de stal stonden een muilezel en drie paarden. Hij waggelde naar de gevlekte ruin om diens gebit te inspecteren. ‘Oud,’ zei hij, ‘en ik heb mijn twijfels over zijn uithoudingsvermogen .’

‘Het is geen ros om mee ten strijde te trekken, nee,’ antwoordde Varys, ‘maar hij voldoet wel, en hij trekt geen aandacht. Evenmin als de andere. En de staljongens zien en horen uitsluitend de dieren.’ De eunuch nam een mantel van een haak. Die was ruw geweven, door de zon verbleekt en tot op de draad versleten, maar ruim van snit. ‘Als u mij toestaat.’ Toen hij hem om Tyrions schouders sloeg ging die er van top tot teen onder schuil, en de kap kon naar voren worden getrokken om zijn gezicht geheel in schaduwen te dompelen. ‘De mensen zien wat ze verwachten,’ zei Varys al frunnikend en plukkend. ‘Je ziet minder vaak dwergen dan kinderen, dus zullen ze een kind zien. Een jongen met een oude mantel, die op zijn vaders paard voor zijn vader onderweg is. Al zou het beter zijn als u vooral ’s nachts kwam.’

‘Dat ben ik ook van plan… na vandaag. Maar op dit moment wacht Shae op me.’ Hij had haar in een ommuurde state in de noordoostelijke uithoek van Koningslanding ondergebracht, vlak bij zee, maar haar daar niet durven bezoeken uit angst om gevolgd te worden.

‘Welk paard wilt u?’

Tyrion haalde zijn schouders op. ‘Dit is goed genoeg.’

‘Ik zal het voor u zadelen.’ Varys nam een zadeldek en een zadel van een haak.

Tyrion herschikte de zware mantel en beende rusteloos heen en weer.

‘U hebt een levendige raadsvergaderig gemist. Stannis schijnt zichzelf gekroond te hebben.’

‘Ik weet het.’

‘Hij beschuldigt mijn broer en zuster van bloedschande. Ik vraag me af hoe hij daarop gekomen is.’

‘Misschien heeft hij een boek gelezen en naar de haarkleur van een bastaard gekeken, net als Ned Stark en Jon Arryn vóór hem. Of wie weet is het hem door iemand ingefluisterd.’ Het lachje van de eunuch klonk anders dan zijn gebruikelijke gegiechel, lager en keliger.

‘Iemand als u, wellicht?’

‘Sta ik onder verdenking? Ik ben het niet geweest.’

‘Zou u het toegeven als het wel zo was?’

‘Nee. Maar waarom zou ik een geheim verraden dat ik zo lang heb bewaard? Een koning misleiden is één ding, maar je verbergen voor de krekel in de biezen en het vogeltje in de schoorsteen is iets heel anders. Iedereen kon die bastaarden trouwens met eigen ogen zien.’

‘Roberts bastaarden? Wat is daarmee?’

‘Bij mijn beste weten heeft hij er acht verwekt,’ zei Varys, al worstelend met het zadel. ‘Het haar van hun moeders was koperrood en honingblond, kastanjebruin en strogeel, maar de baby’s waren allemaal zwart als de raven… en net zo onzalig, lijkt het. Dus toen Joffry, Myrcella en Tommen tussen uw zusters dijen uitgleden, alle drie even goudkleurig als de zon, liet de waarheid zich raden.’

Tyrion schudde zijn hoofd. Al had ze maar één kind van haar man gebaard, dat was al genoeg geweest om argwaan te voorkomen… maar dan was ze Cersei niet geweest. ‘Als u die fluisteraar niet was, wie dan wel?’

‘Ongetwijfeld een verrader.’ Varys trok de singel aan.

‘Pinkje?’

‘Ik noem geen namen.’

Tyrion liet zich door de eunuch helpen bij het opstijgen. ‘Heer Varys,’ zei hij vanuit het zadel, ‘nu eens heb ik het gevoel dat u de beste vriend bent die ik in Koningslanding heb, en dan weer denk ik dat u mijn ergste vijand bent.’

‘Wat eigenaardig. Ik denk precies zo over u.’

Загрузка...