Tyrion

Janos Slink was een slagerszoon en hij lachte als een man die bezig is vlees te hakken. ‘Nog wat wijn?’ vroeg Tyrion. Daar ben ik niet tegen,’ zei heer Janos en hij stak zijn beker uit. Zijn lijf leek op een ton, en er kon ook net zoveel in. ‘Daar ben ik absoluut niet tegen. Een hele goeie rooie. Uit het Prieel?’

‘Uit Dorne.’ Tyrion gebaarde, en zijn bediende schonk in. Op de bedienden na waren hij en heer Janos alleen in de Kleine Zaal, gezeten aan een kleine, door kaarsen verlichte tafel, omringd door duisternis.

‘Ronduit een vondst. Wijnen uit Dorne zijn zelden zo rond.’

‘Rond,’ zei de forse kerel met het kikkersmoel en hij nam een forse teug. Janos Slink was er de man niet naar om te nippen, zoals Tyrion meteen al had vastgesteld. ‘Ja, rond, precies het woord dat ik zocht, precies. U bent een begaafd spreker, heer Tyrion, als ik het zeggen mag. En u komt met een koddig verhaal. Koddig, ja.’

‘Fijn dat u daar zo over denkt… maar ik ben geen heer, zoals u. Gewoon Tyrion is wat mij betreft genoeg, heer Janos.’

‘Zoals u wenst.’ Hij nam nog een slok, en er druppelde wijn op de voorkant van zijn zwartsatijnen wambuis. Hij droeg een halflange cape van goudbrokaat, bijeengehouden door een miniatuurspeertje waarvan de punt donkerrood geëmailleerd was. En hij was flink dronken. Tyrion stak een hand voor zijn mond en liet een beleefd boertje. Anders dan heer Janos had hij kalm aan gedaan met de wijn, maar hij was erg verzadigd. Het eerste dat hij had gedaan nadat hij zijn intrek in de Toren van de Hand had genomen, was vragen wie de beste kokkin in de stad was en die in dienst nemen. Vanavond hadden ze genoten van ossenstaartsoep, zomergroenten met gemalen pecannoten, druiven, rode venkel en geraspte kaas, warme krabbenpastei, gekruide vruchtenmoes en kwartels in botersaus. Elke gang werd door weer een andere wijn weggespoeld. Heer Janos bekende dat hij nog nooit ook maar half zo goed had geten. ‘Dat zal ongetwijfeld veranderen zodra u zich in Harrenhal vestigt,’ zei Tyrion.

‘Dat is een ding dat zeker is! Misschien moet ik die kokkin van u vragen of ze bij mij in dienst komt, wat zou u daarvan zeggen?’

‘Er is wel oorlog gevoerd om minder,’ zei hij, en daar moesten ze allebei hartelijk en langdurig om lachen. ‘U durft wel, dat u uw zetel in Harrenhal wilt vestigen. Zo’n grimmig oord, en zo geweldig gróót… Kostbaar in het onderhoud. En volgens sommigen nog vervloekt ook.’

‘Moet ik bang zijn voor een stapel stenen?’ De gedachte alleen al deed hem schaterlachen. ‘Ik durf, zegt u. Je moet durven om het ver te schoppen. Helemaal tot Harrenhal, ja! En waarom niet? Dat weet u best. U durft ook, ik voel het. Klein misschien, maar dapper.’

‘U bent al te vriendelijk. Nog wat wijn?’

‘Nee. Nee, echt, ik… Alle goden, verdorie, ja! Waarom niet? Wie durft, drinkt wat hij kan!’

‘Een waar woord.’ Tyrion vulde heer Slinks beker tot de rand. ‘Ik heb mijn oog eens over de namen laten gaan die u hebt opgegeven om uw plaats als bevelhebber van de Stadswacht in te nemen.’

‘Goeie kerels. Prima kerels. Alle zes heel geschikt, maar ik zou Allar Diem kiezen. Mijn rechterhand. Prima, prima kerel. Trouw. Kies hem, en u zult er geen spijt van krijgen. Als hij de instemming van de koning heeft.’

‘Uiteraard.’ Tyrion nam een klein slokje van zijn eigen wijn. ‘Ik overwoog ser Jacelyn Bijwater. Die is al drie jaar wachtmeester bij de Modderpoort. Hij heeft zijn moed bewezen tijdens de rebellie van Balon Grauwvreugd en is in Piek door koning Robert tot ridder geslagen. Toch komt zijn naam niet op uw lijstje voor.’

Heer Janos Slink nam een teug wijn en liet die even in zijn mond ronddraaien voordat hij slikte. ‘Bijwater. Tja. Een dappere kerel, dat wel, maar toch… hij is zo star, die man. Een vreemde snoeshaan. De manschappen hebben het niet zo op hem. En verminkt bovendien, heeft in Piek een hand verloren, daarom is hij tot ridder geslagen. Een slechte ruil, als u het mij vraagt, een hand voor een ser.’ Hij lachte. ‘Ser Jacelyn heeft naar mijn mening een te hoge dunk van zichzelf en zijn eer. Die kunt u beter laten waar hij is, hè… Tyrion. Allar Diem, dat is uw man.

‘Diem is in de stad niet zo gezien, is mij verteld.’

‘Ze zijn bang voor hem. Dat is beter.’

‘Wat heb ik ook alweer over hem gehoord? Een rel in een bordeel?’

‘O, dat. Daar kon hij niets aan doen, hè… Tyrion. Welnee. Hij was helemaal niet van plan die vrouw te doden, dat was haar eigen schuld. Hij zei nog dat ze opzij moest gaan, zodat hij zijn plicht kon doen.’

‘Maar toch… moeders en kinderen… Hij had kunnen weten dat ze zou proberen de baby te beschermen.’ Tyrion glimlachte. ‘Neem nog wat kaas, die smaakt erg lekker bij deze wijn. Waarom had u Diem eigenlijk voor die trieste taak uitgekozen?’

‘Een goed bevelhebber kent zijn mannen, Tyrion. De een doet dit goed, de ander dat. Een zuigeling uit de weg ruimen, dat vergt een bepaalde persoonlijkheid. Niet iedereen doet dat. Al was het dan maar een hoer met haar welp.’

‘Ja, dat zal wel,’ zei Tyrion, en hij hoorde: maar een hoer. Hij moest aan Shae denken, en aan Tysha, lang geleden, en aan al die andere vrouwen die door de jaren heen zijn geld en zijn zaad hadden ontvangen. Zonder iets te merken vervolgde Slink: ‘Een harde kerel voor een harde plicht, dat is Allar Diem. Doet wat hem gezegd wordt en rept er na afloop met geen woord meer over.’ Hij sneed een plak kaas af. ‘Die is inderdaad lekker. Scherp. Geef mij maar een lekker scherp mes en een lekker scherpe kaas, en ik ben een gelukkig man.’

Tyrion haalde zijn schouders op. ‘Geniet ervan nu het nog kan. Nu het rivierengebied in brand staat en Renling koning in Hooggaarde is, wordt lekkere kaas binnenkort een schaars goed. Wie hebt u trouwens op de bastaard van die hoer afgestuurd?’

Heer Janos wierp Tyrion een waakzame blik toe. Toen lachte hij en hij bewoog de kaas als een vermanend vingertje heen en weer. ‘U bent een slimmerik, Tyrion. Dacht zeker dat u me erin kon laten trappen? Er is meer voor nodig dan wijn en kaas om Janos Slink zijn mond voorbij te laten praten. Daar ga ik prat op. Nooit vragen stellen, en na afloop geen commentaar. Ik niet.’

‘Net als Diem.’

‘Precies. Maak hem bevelhebber als ik naar Harrenhal ga, en u krijgt er geen spijt van.’

Tyrion brak een klein brokje kaas af. Die was inderdaad scherp, en met wijn dooraderd. Een delicatesse. ‘Wie de koning ook benoemt, hij zal het in uw harnas niet makkelijk krijgen, dat kan ik u nu al voorspellen. Heer Mormont heeft met hetzelfde probleem te kampen.’

Heer Janos keek verbaasd. ‘Ik dacht dat dat een vrouw was. Mormont. Deelt het bed met beren, die bedoelt u toch?’

‘Ik had het over haar broer. Jeor Mormont, de opperbevelhebber van de Nachtwacht. Toen ik hem op de Muur bezocht, vertelde hij hoeveel zorgen het vinden van een goede opvolger hem baarde. De Wacht krijgt tegenwoordig nog maar zo weinig goede mannen.’ Tyrion grinnikte.

‘Met iemand als u zou hij beter kunnen slapen, stel ik me zo voor. Of de dappere Allar Diem.’

Heer Janos brulde van de lach. ‘Weinig kans!’

‘Daar ziet het niet naar uit, nee,’ zei Tyrion, ‘maar toch neemt het leven soms rare wendingen. Neemt u bijvoorbeeld Eddard Stark. Die zal nooit gedacht hebben dat zijn leven nog eens op de trappen van de Sept van Baelor zou eindigen.’

‘Dat dachten er maar verdraaid weinig,’ gaf heer Janos Slink toe, terwijl hij gniffelde. Tyrion gniffelde ook. ‘Jammer dat ik er niet bij was. Ze zeggen dat zelfs Varys erdoor overvallen werd.’

Heer Janos lachte zo hard dat zijn buik ervan schudde. ‘De spin,’ zei hij. ‘Die weet alles, zeggen ze. Nou, dat wist hij toch niet.’

‘Hoe kon hij ook?’ Tyrion liet een eerste zweem van kilte in zijn stem kruipen. ‘Hij had geholpen mijn zuster over te halen Stark te begenadigen, op voorwaarde dat hij het zwart zou aannemen.’

‘Huh?’ Janos Slink knipperde wazig in Tyrions richting.

‘Mijn zuster Cersei,’ herhaalde Tyrion, met iets meer klem, voor het geval de idioot eraan twijfelde wie hij bedoelde. ‘De regentes.’

‘Ja.’ Slink nam een slok. ‘Wat dat betreft, welnu… de koning had het bevolen, heer. De koning zelf.’

‘De koning is dertien,’ bracht Tyrion hem in herinnering.

‘Maar toch. Hij is de koning.’ Slink fronste zijn voorhoofd, en zijn onderkin trilde. ‘Heer van de Zeven Koninkrijken.’

‘In elk geval een of twee van de zeven,’ zei Tyrion met een zuur lachje. ‘Zou ik uw speer eventjes mogen bekijken?’

‘Mijn speer?’ Heer Janos knipperde verward met zijn ogen. Tyrion wees. ‘Die broche waarmee uw cape is vastgespeld.’

Aarzelend trok heer Janos het sieraad eruit en overhandigde het aan Tyrion.

‘In Lannispoort hebben we goudsmeden die beter werk leveren,’ meende hij. ‘Dat bloedrode email is net een tikje té, als u mij niet kwalijk neemt. Zegt u eens, heer, hebt u die man persoonlijk een speer in zijn rug gestoken, of daar alleen bevel toe gegeven?’

‘Ik heb het bevel gegeven, en dat zou ik weer doen. Heer Stark was een verrader.’ De kale plek boven op Slinks hoord was rood als een biet, en zijn cape van goudbrokaat was van zijn schouders op de vloer gegleden. ‘De man probeerde me om te kopen.’

‘Zonder te vermoeden dat u al gekocht was.’

Met een klap zette Slink zijn wijnbeker neer. ‘Bent u dronken? Als u denkt dat ik hier blijf zitten om mijn eer in twijfel te laten trekken…’

‘Wat voor eer? Ik geef toe dat u een betere koop gesloten hebt dan ser Jacelyn. Een titel en een kasteel in ruil voor een speer in iemands rug, en die speerstoot was niet eens nodig.’ Hij gooide het gouden sieraad weer naar Janos Slink. Het stuiterde van zijn borst en kletterde op de vloer toen de man opstond.

‘Uw toon bevalt mij niet, hè… Kobold. Ik ben heer van Harrenhal en lid van de koninklijke raad. Wie ben jij, dat je me op die manier de les leest?’

Met zijn hoofd schuin zei Tyrion: ‘Ik denk dat u heel goed weet wie ik ben. Hoeveel zonen hebt u?’

‘Wat heb jij met mijn zonen te maken, dwerg?’

‘Dwerg?’ Hij stoof op. ‘U had het bij Kobold moeten laten. Ik ben Tyrion van het huis Lannister, en als de goden u zelfs maar het benul van een zeeslak hebben gegeven, zult u ze op een dag op uw blote knieën danken dat u met mij te maken had, en niet met mijn edele vader. En nu nog eens: hoeveel zonen hebt u?’

Tyrion zag de plotselinge vrees in Janos Slinks ogen. ‘D-drie, heer. En een dochter. Alstublieft, heer…’

‘U hoeft niet te bedelen.’ Hij liet zich van zijn stoel glijden. ‘Er zal hun niets overkomen, op mijn woord. De jongere knapen zullen elders als schildknapen worden opgenomen. Als ze goed en trouw dienst doen zullen ze het te zijner tijd tot ridder brengen. Niemand zal ooit kunnen beweren dat het huis Lannister bewezen diensten niet beloont. Uw oudste zoon zal de titel heer Slink erven, samen met dat stuitende wapenteken van u.’ Hij gaf een trap tegen het gouden speertje, zodat het wégkeilde over de vloer. ‘Er zal een stuk grond voor hem worden gezocht en hij mag een eigen stamslot bouwen. Het zal geen Harrenhal zijn, maar goed genoeg. Zijn zusters huwelijk zal hij zelf moeten arrangeren. Het gezicht van Janos Slink was van rood bleek geworden. ‘W-wat… wat gaat u…’ Zijn onderkin trilde als een berg niervet.

‘Wat ik met u ga doen?’ Tyrion liet de pummel nog even sidderen voordat hij antwoord gaf. ‘Het galjoen de Zomerdroom vaart uit op het ochtendtij. De kapitein heeft me verteld dat zijn schip Meeuwstede, de Drie Zusters, het eiland Skagos en Oostwacht-aan-Zee zal aandoen. Als u opperbevelhebber Mormont ziet, groet hem dan hartelijk van me en zeg tegen hem dat ik de noden van de Nachtwacht niet vergeten ben. Ik wens u een lang leven en een goede dienst toe, heer.’

Zodra Janos Slink begrepen had dat hij niet standrechtelijk zou worden geëxecuteerd keerde de kleur in zijn gezicht terug. Hij stak zijn kin naar voren. ‘Dat zullen we nog wel eens zien, Kobold. Dwerg. Misschien zit jij straks wel op dat schip, wat zou je daarvan zeggen? Misschien zit jij straks op de Muur.’ Hij lachte kort en nerveus. ‘Jij met je dreigementen, welnu, we zullen zien. Ik ben de vriend van de koning, weet je dat? Eens kijken wat Joffry hiervan vindt. En Pinkje, en de koningin, o ja. Janos Slink heeft heel wat vrienden. We zullen nog wel eens zien wie er gaat varen, dat beloof ik je. Waarachtig.’

Slink draaide zich op zijn hakken om als de wachter die hij eens was geweest en schreed de Kleine Zaal over de hele lengte door. Zijn laarzen galmden op de steen. Hij stampte met veel lawaai de trap op, gooide de deur open… en stond oog in oog met een lange kerel met een vierkante kaak in een zwart borstharnas en een gouden mantel om. Aan de stomp van zijn rechterpols zat een ijzeren hand gebonden. ‘Janos,’ zei hij, en zijn diepliggende ogen fonkelden onder zijn borstelige wenkbrauwen en zijn peper-en-zoutkleurige bos haar. Zes goudmantels schoven stilletjes achter hem aan de Kleine Zaal in toen Janos Slink achteruitdeinsde.

‘Heer Slink,’ riep Tyrion. ‘Ik denk dat u ser Jacelyn Bijwater, de nieuwe bevelhebber van de Stadswacht, wel kent.’

‘We hebben een draagkoets voor u gereedstaan, heer,’ zei ser Jacelyn.

‘De haven is donker en afgelegen en het is ’s nachts niet veilig op straat. Mannen.’

Terwijl de goudmantels hun voormalige bevelhebber de zaal uit leidden riep Tyrion ser Jacelyn bij zich en overhandigde hem een rol perkament. ‘Het is een lange reis, en heer Slink zal behoefte hebben aan gezelschap. Zorg dat deze zes hem op de Zomerdroom vergezellen.’

Bijwater wierp even een blik op de namen en glimlachte. ‘Zoals u wenst.’

‘Die ene,’ zei Tyrion zachtjes, ‘Diem. Zeg tegen de kapitein dat het niet verkeerd opgenomen zou worden als die overboord ging voor ze Oostwacht bereiken.’

‘Ze zeggen dat de zee in het noorden nogal stormachtig is, heer.’ Ser Jacelyn boog en vertrok, en zijn mantel wapperde achter hem aan. Onderweg trapte hij op Slinks cape van goudbrokaat. Tyrion bleef alleen achter en nipte van het restant van de goede, zoete wijn uit Dorne. Bedienden kwamen en gingen en ruimden de tafel af. Hij beval hun de wijn te laten staan. Toen ze klaar waren kwam Varys de zaal binnenschuiven, gehuld in golvende, lavendelkleurige gewaden die pasten bij zijn parfum. ‘Een zoete overwinning, waarde heer.’

‘Waarom heb ik dan een galsmaak in mijn mond?’ Hij drukte zijn vingers tegen zijn slapen. ‘Ik heb gezegd dat ze Allar Diem in zee moesten smijten. Ik ben ernstig in de verleiding om dat ook met u te doen.’

‘Het resultaat zou u wellicht teleurstellen,’ antwoordde Varys. ‘De stormen komen en gaan, de golven rijzen huizenhoog, grote vissen vreten de kleintjes op, en ik peddel maar door. Mag ik u lastig vallen en die wijn eens proeven die heer Slink zo lekker vond?’

Met gefronste wenkbrauwen wuifde Tyrion naar de flacon. Varys vulde een beker. ‘Ah. Zoet als de zomer.’ Hij nam nog een slokje. ‘Ik hoor de druiven zingen op mijn tong.’

‘Ik vroeg me al af wat dat voor herrie was. Zeg tegen de druiven dat ze hun mond houden, mijn hoofd barst bijna. Het was mijn zuster. Dat is wat die o-zo-trouwe heer Janos weigerde te zeggen. Cersei heeft de goudmantels naar dat bordeel gestuurd.’

Varys giechelde nerveus. Dus hij had het al die tijd geweten.

‘Dat deel had u weggelaten,’ zei Tyrion verwijtend.

‘Uw eigen lieve zuster,’ zei Varys, en hij klonk zo aangeslagen dat zijn tranen niet ver meer leken. ‘Dat is hard om tegen een man te zeggen, heer. Ik was bang voor uw reactie. Kunt u het mij vergeven?’

‘Nee,’ snauwde Tyrion. ‘Verrek toch. Laat haar verrekken.’ Hij wist dat hij niet aan Cersei kon komen. Nog niet, zelfs niet als hij het wilde, en hij wist bepaald niet zeker of hij het wilde. Toch stak het hem dat hij hier het recht zat te verkrachten door sneue figuren als Janos Slink en Allar Diem te straffen terwijl zijn zuster haar nietsontziende koers vervolgde. ‘In de toekomst vertelt u mij wat u weet, heer Varys. Alles wat u weet.’

Het glimlachje van de eunuch was sluw. ‘Dat zou nogal wat tijd in beslag kunnen nemen, waarde heer. Ik weet vrij veel.’

‘Niet voldoende om dit kind te redden, naar het schijnt.’

‘Helaas niet. Er was nog een bastaard, een jongen. Die was ouder, en ik heb stappen ondernomen om hem in veiligheid te brengen… maar ik moet bekennen dat ik geen moment bevroed heb dat de baby gevaar liep. Een meisje, van lage komaf, nog geen jaar oud, en het kind van een hoer. Wat voor bedreiging hield zij nu in?’

‘Ze was van Robert,’ zei Tyrion verbitterd. ‘Voor Cersei was dat blijkbaar genoeg.’

‘Ja. Wat in-en intriest. Ik verwijt mezelf de dood van dat arme lieve kindje en haar moeder, die nog zo jong was, en zo van de koning hield.’

‘Was dat zo?’ Tyrion had het gezicht van het dode meisje nooit gezien, maar naar zijn idee was ze Shae en Tysha tegelijk. ‘Kan een hoer oprecht van iemand houden, vraag ik me af? Nee, niet antwoorden. Sommige dingen wil ik liever niet weten.’ Hij had Shae in een ruim vakwerkhuis met een eigen put, stal en tuin ondergebracht, hij had haar bedienden gegeven om in haar behoeften te voorzien, een witte vogel van de Zomereilanden om haar gezelschap te houden, zijde, zilver en edelstenen om zich mee te tooien en wachters om haar te beschermen. Toch was ze ongedurig. Ze wilde vaker bij hem zijn, zei ze. Ze wilde hem dienen en helpen. ‘Hier tussen de lakens help je me het meeste,’ had hij op een nacht gezegd toen ze de liefde hadden bedreven en hij naast haar lag met zijn hoofd op haar borst en een aangenaam soort gevoeligheid in zijn lendenen. Ze had geen antwoord gegeven, behalve met haar ogen. Daarin stond te lezen dat het niet was geweest wat ze had willen horen.

Met een zucht reikte Tyrion weer naar de wijn. Toen, heer Janos indachtig, duwde hij de flacon weg. ‘Het schijnt dat mijn zuster de waarheid heeft gesproken over Starks dood. Die waanzin hebben we aan mijn neef te danken.’

‘Koning Joffry heeft het bevel gegeven. Janos Slink en ser Ilyn Peyn hebben het uitgevoerd, snel en zonder aarzelen…’

‘… bijna alsof ze het verwachtten. Maar dat hebben we allemaal al gehad, zonder dat we veel verder kwamen. Dwaasheid.’

‘Nu u de Stadswacht in handen hebt, heer, verkeert u in de juiste positie om te voorkomen dat Zijne Genade nog meer… dwaasheden zal begaan. Natuurlijk hebben we nog rekening te houden met de huiswacht van de koningin…’

‘De roodmantels?’ Tyrion haalde zijn schouders op. ‘Vylars trouw geldt de Rots van Casterling. Hij weet dat ik hier ben op gezag van mijn vader. Cersei zou er een harde dobber aan hebben die man tegen mij op te zetten… en het zijn er trouwens maar honderd. Zelf heb ik er anderhalf keer zoveel. En zesduizend goudmantels, als Bijwater de man is die u beweert.’

‘U zult ser Jacelyn moedig, eerzaam, gehoorzaam… en uitermate dankbaar bevinden.’

‘Jegens wie, vraag ik me af?’ Tyrion vertrouwde Varys niet, al was hij ontegenzeggelijk waardevol. Het leed geen twijfel of hij wist dingen.

‘Waarom bent u eigenlijk zo behulpzaam, heer Varys?’ vroeg hij terwijl hij diens zachte handen, het gepoederde, baardeloze gezicht en het slijmerige lachje bestudeerde.

‘U bent de Hand. Ik dien het rijk, de koning en u.’

‘Zoals u Jon Arryn en Eddard Stark hebt gediend?’

‘Ik heb heer Arryn en heer Stark naar beste vermogen gediend. Hun voortijdige dood heeft mij bedroefd en ontzet.’

‘Hoe moet ik me dan wel niet voelen? Ik ben waarschijnlijk de volgende.’

‘O nee hoor,’ zei Varys terwijl hij de wijn in zijn beker liet ronddraaien. ‘Macht is iets eigenaardigs, heer. U hebt wellicht nog nagedacht over het raadsel dat ik u heb opgegeven, die dag in de herberg?’

‘Het is me een paar keer door het hoofd gegaan,’ beaamde Tyrion.

‘De koning, de priester, de rijkaard… Wie blijft er leven, wie vindt de dood? Wie zal de zwaardvechter gehoorzamen? Het is een raadsel zonder antwoord, of eigenlijk met te veel antwoorden. Alles hangt af van de man met het zwaard.’

‘En toch is hij niemand,’ zei Varys. ‘Hij heeft kroon noch goud, noch de gunst van de goden, slechts een stuk scherpgepunt staal.’

‘Dat stuk staal behelst de macht over leven en dood.’

‘Precies… maar als het in wezen de zwaardvechters zijn die over ons heersen, waarom doen we dan alsof de koningen de macht in handen hebben? Waarom zou een sterke man met een zwaard ooit een kind-koning als Joffry gehoorzamen, of een bezopen lomperd als zijn vader?’

‘Omdat die kind-koningen en die dronken lomperds andere sterke mannen met andere zwaarden kunnen ontbieden.’

‘Dan bezitten die andere zwaardvechters toch zeker de macht? Of niet? Waar komen hun zwaarden vandaan? Waarom gehoorzamen zij?’

Varys glimlachte. ‘Sommigen zeggen: kennis is macht. Anderen vertellen ons dat alle macht van de goden komt. Weer anderen zeggen dat macht uit de wet voortkomt. Maar toch… die dag op de trappen van de Sept van Baelor waren zowel onze godvruchtige Hoge Septon als de wettige regentes als uw dienaar met al zijn kennis even machteloos als de eerste de beste schoenmaker of kuiper in de menigte. Wie heeft Eddard Stark eigenlijk gedood, denkt u? Joffry, die het bevel gaf? Ser Ilyn Peyn, die het beulszwaard hanteerde? Of… nog iemand anders?’

Tyrion hield zijn hoofd schuin. ‘Komt u eigenlijk dat vervloekte raadsel van u beantwoorden, of alleen mijn hoofdpijn verergeren?’

Varys glimlachte. ‘Welnu dan. De macht zetelt daar waar de mensen denken dat ze zetelt. Niet meer en niet minder.’

‘Dus macht is een toneelspelerskunstje?’

‘Een schaduw op de wand,’ prevelde Varys. ‘Toch kunnen schaduwen doden. En vaak kan een klein mannetje een lange schaduw werpen.’

Tyrion glimlachte. ‘Heer Varys, ik begin merkwaardig op u gesteld te raken. Wie weet zal ik u desondanks doden, maar ik denk wel dat dat mij heel treurig zou stemmen.’

‘Dat beschouw ik als een groot compliment.’

‘Wat bent u, Varys?’ Tyrion merkte dat hij het echt graag wilde weten. ‘Een spin, naar men zegt.’

‘Spinnen en verklikkers zijn zelden geliefd, heer. Ik ben slechts een trouw dienaar van het rijk.’

‘En een eunuch. Laten we dat niet vergeten.’

‘Dat overkomt mij zelden.’

‘Ik ben ook voor halve man uitgemaakt, maar toch denk ik dat de goden mij beter gezind zijn geweest. Ik ben klein, met kromme benen, en de vrouwen bezien mij zelden met begeerte… maar toch ben ik een man. Shae is de eerste niet die mijn bed opluistert, en op een dag neem ik misschien wel een vrouw en verwek ik een zoon. Als de goden goed zijn zal hij het uiterlijk van zijn oom en de hersens van zijn vader hebben. U wordt niet door een dergelijke hoop staande gehouden. Dwergen zijn een grap van de goden, maar eunuchen worden door mensen gemaakt. Wie heeft u gesneden, Varys? Wanneer, en waarom? Wie bént u eigenlijk?’

De glimlach van de eunuch verflauwde geen ogenblik, maar in zijn ogen glinsterde iets dat geen vermaak was. ‘Heel vriendelijk van u om dat te vragen, heer, maar mijn verhaal is lang en triest en wij moeten het nu over verraad hebben.’ Hij trok een perkament uit de mouw van zijn gewaad. ‘De kapitein van het Witte Hert, de koninklijke galei, heeft het plan beraamd om over drie dagen het anker te lichten om zijn zwaard en schip aan heer Stannis aan te bieden.’

Tyrion zuchtte. ‘Ik neem aan dat we de man tot bloedig voorbeeld moeten laten strekken.’

‘Ser Jacelyn zou hem kunnen laten verdwijnen, maar een proces in aanwezigheid van de koning zou ons ervan verzekeren dat de rest van de kapiteins trouw blijft.’

En het houdt bovendien mijn neef bezig. ‘Zoals u zegt. Noteer hem maar voor een dosis van Joffry’s gerechtigheid.’

Varys maakte een aantekening op het perkament. ‘Ser Horas en ser Hobber Roodweyn hebben een wachter omgekocht om hen morgennacht door een zijpoortje naar buiten te laten. Men heeft gezorgd dat ze vermomd als roeiers kunnen uitvaren op de Maanrenner, een galei uit Pentos.’

‘Kunnen we ze niet een paar jaar aan die riemen vastleggen om te kijken of ze dat leuk vinden?’ Hij glimlachte. ‘Nee, mijn zuster zou in alle staten raken bij het verlies van zulke dierbare gasten. Stel ser Jacelyn op de hoogte. Grijp de man die ze hebben omgekocht en leg hem uit wat een eer het is om als broeder van de Nachtwacht te mogen dienen. En posteer wat mannetjes bij de Maanrenner, voor het geval de Roodweyns nog een wachter vinden die slecht bij kas is.’

‘Zoals u wilt.’ Weer een aantekening op het perkament. ‘Uw man Timet heeft vanavond in een speelhol aan de Zilverstraat de zoon van een wijnkoopman gedood. Hij beschuldigde hem van valsspelen.’

‘Was dat waar?’

‘Ongetwijfeld.’

‘Dan staan de eerlijke lieden van deze stad nu bij Timet in het krijt. Ik zal zorgen dat de koning hem zijn dankbaarheid betoont.’

De eunuch giechelde nerveus en maakte weer een aantekening. ‘Dan hebben we nog een plotselinge pestilentie van vrome lieden. Naar het schijnt heeft die komeet alle mogelijke rare priesters, predikers en profeten voortgebracht. Ze bedelen in kroegen en wijnschenkerijen en voorspellen ondergang en verderf aan iedereen die maar luisteren wil.’

Tyrion haalde zijn schouders op. ‘Er zijn bijna driehonderd jaar verstreken sinds Aegons landing, dus dat was te verwachten. Laat maar bazelen.’

‘Ze jagen de mensen angst aan, heer.’

‘Ik dacht dat u dat deed.’

Varys sloeg een hand voor zijn mond. ‘Wat gemeen van u om zoiets te zeggen! Nog een laatste puntje. Gisteravond heeft vrouwe Tanda een diner gegeven. Ik heb hier het menu en de gastenlijst, dan kunt u die bekijken. Toen de wijn ingeschonken was stond ser Gyllis op om een heildronk op de koning uit te brengen, en ser Balon Swaan schijnt toen te hebben opgemerkt: ‘Daar zijn wel drie heildronken voor nodig.’ Hij kreeg veel lachers op zijn hand…’

Tyrion hief een hand op. ‘Genoeg. Ser Balon maakte een grapje. Ik stel geen belang in verraderlijke tafelgesprekken, heer Varys.’

‘U bent even wijs als mild, heer.’ Het perkament verdween in de mouw van de eunuch. ‘We hebben beiden veel te doen. Ik ga u verlaten.’

Toen de eunuch vertrokken was bleef Tyrion lange tijd naar de kaars zitten kijken, zich afvragend hoe zijn zuster het bericht van Janos Slinks ontslag zou opnemen. Niet blijmoedig, als hij zich niet vergiste, maar afgezien van een boze protestbrief naar heer Tywin in Harrenhal zou hij niet weten wat Cersei er verder nog aan zou kunnen doen. Tyrion bezat nu de Stadswacht plus zo’n honderdvijftig woeste clanleden en een toenemend aantal huurlingen die door Bronn werden aangeworven. Een uitstekende bescherming, zou je toch zeggen.

Eddard Stark had ongetwijfeld hetzelfde gedacht.

Het was donker en stil in de Rode Burcht toen Tyrion de Kleine Zaal verliet. In zijn bovenvertrek zat Bronn te wachten. ‘Slink?’ vroeg hij.

‘Heer Janos vaart morgen met het ochtendtij uit richting Muur. Varys wil me laten geloven dat ik een van Joffry’s mannen door mijn eigen man heb vervangen. Dat ik een man van Pinkje door iemand van Varys heb vervangen ligt meer voor de hand, maar het zij zo.’

‘Ik kan je maar beter vertellen dat Timet iemand gedood…’

‘Dat heeft Varys me al verteld.’

De huurling leek niet verrast. ‘De idioot dacht dat een man met één oog makkelijker te bedriegen was. Timet nagelde zijn pols met een dolk aan de tafel vast en rukte hem toen met blote handen de strot uit. Hij kent zo’n kunstgreep waarbij hij zijn vingers stijf houdt…’

‘Bespaar me de onsmakelijke details, mijn avondeten ligt me toch al zwaar op de maag,’ zei Tyrion. ‘Hoe gaat het met je wervingsactie?’

‘Niet slecht. Vanavond drie nieuwe.’

‘Hoe weet je wie je moet inhuren?’

‘Ik bekijk ze eens. Ik ondervraag ze om te weten te komen waar ze gevochten hebben en hoe goed ze kunnen liegen.’ Bronn glimlachte.

‘Dan laat ik ze een poging doen mij te doden, terwijl ik dat ook met hen probeer.’

‘Heb je er wel eens een gedood?’

‘Niemand die we hadden kunnen gebruiken.’

‘En als jij gedood wordt?’

‘Dan is dat de man die je hebben moet.’

Tyrion was lichtelijk aangeschoten en doodmoe. ‘Zeg, Bronn, als ik jou zou opdragen een baby te vermoorden — een klein meisje, zeg maar, dat nog niet van de borst af is —, zou je dat dan doen? Zonder vragen?’

‘Zonder vragen? Nee.’ De huurling wreef zijn duim en wijsvinger over elkaar. ‘Ik zou vragen hoeveel.’

En waarom zou ik die Allar Diem nodig hebben, heer Slink, dacht Tyrion. Zo heb ik er zelf honderd. Hij zou willen lachen en huilen, maar het liefst van alles wilde hij Shae.

Загрузка...