Tyrion

Het meisje vergoot geen traan. Hoe jong ook, Myrcella Baratheon was een prinses van geboorte. En een Lannister, haar naam ten spijt, zei Tyrion bij zichzelf, evenzeer Jaimes kind als dat van Cersei.

Ze glimlachte weliswaar ietwat beverig toen haar broers aan dek van de Zeeschicht afscheid van haar namen, maar het kind wist precies wat ze hoorde te zeggen, en ze zei het moedig en waardig. Toen het tijd was om te vertrekken was het prins Tommen die huilde en Myrcella die hem troostte.

Tyrion keek op het afscheid neer vanaf het hoge dek van Koning Roberts Hamer, een oorlogsgalei met vierhonderd riemen. Robs Hamer, zoals de roeiers het noemden, diende als Myrcella’s vlaggenschip. De Leeuwenster, de Koene Wind en de Vrouwe Lyanna zouden haar eveneens begeleiden. Het zat Tyrion helemaal niet lekker dat hij zo’n groot deel van hun vloot wegzond. Die was toch al zo ontoereikend na het verlies van al die schepen die met heer Stannis naar Drakensteen waren gevaren en nooit waren teruggekeerd. Maar met minder nam Cersei geen genoegen. Misschien was dat wel zo verstandig. Als het meisje gevangengenomen werd voordat ze Zonnespeer bereikte zou het verbond met Dorne meteen in duigen vallen. Tot dusverre had Doran Martel alleen zijn banieren bijeengeroepen. Als Myrcella eenmaal veilig in Braavos was, zou hij zijn strijdkrachten naar de hoge passen verplaatsen, had hij beloofd. Die bedreiging zou sommige heren in de grensmarken te denken geven: waar lag hun loyaliteit? En Stannis zou zich afvragen of hij wel naar het noorden moest optrekken. Maar het was louter een schijnbeweging. De Martels zouden de wapens pas opnemen als Dorne zelf werd aangevallen, en zo dwaas zou Stannis niet zijn. Maar sommigen van zijn baandermannen misschien wel, peinsde Tyrion. Daar moet ik mijn gedachten eens over laten gaan.

Hij schraapte zijn keel. ‘U kent uw orders, kapitein.’

‘Ja, heer. We moeten langs de kust varen en zorgen dat we altijd land in zicht houden, tot we bij Kaap Scheurklauw zijn. Vandaar steken we de Zee-engte over naar Braavos. We mogen onder geen beding in het zicht van Drakensteen komen.’

‘En mocht u toevallig toch in het vaarwater van onze vijanden geraken?’

‘Is het één schip, dan schudden we het af of boren het in de grond. Zijn het er meer, dan blijft de Koene Wind ter bescherming dicht bij de Zeeschicht terwijl de rest van de vloot slag levert.’

Tyrion knikte. In het ergste geval kon de kleine Zeeschicht alle achtervolgers afschudden. Het was een klein schip met grote zeilen, sneller dan enige oorlogsbodem, of dat beweerde de kapitein althans. Als Myrcella Braavos eenmaal bereikte was ze waarschijnlijk veilig. Hij had Arys Eikhart als gezworen schild met haar meegezonden en de Braavosi gehuurd om haar verder naar Zonnespeer te begeleiden. Zelfs heer Stannis zou aarzelen de toorn van de grootste en machtigste der Vrijsteden te riskeren. De kortste weg van Koningslanding naar Dorne voerde niet echt via Braavos, maar het was wel de veiligste weg… of dat hoopte hij althans.

Als heer Stannis van deze tocht af wist zou hij geen beter moment kunnen kiezen om zijn vloot op ons af te sturen. Tyrion keek om naar de plaats waar de Stroom in de Zwartwaterbaai uitmondde. Aan de weidse groene horizon was tot zijn opluchting geen zeil te bekennen. Volgens de laatste berichten lag de Baratheon-vloot nog voor Stormeinde, waar ser Cortijn Koproos de belegeraars nog steeds namens wijlen koning Renling het hoofd bood. Ondertussen waren Tyrions hijskranen al voor driekwart af. Nu op dit moment werden er zware blokken steen op hun plaats gehesen door mannen die hem ongetwijfeld verwensten omdat hij hen tijdens de feestdagen liet doorwerken. Dat moest dan maar. Nog twee weken, Stannis, meer vraag ik niet. Nog twee weken en het is af.

Tyrion zag zijn nichtje voor de Hoge Septon neerknielen om diens reiszegen te ontvangen. Het zonlicht weerkaatste van zijn kristallen kroon en veelkleurige regenbogen vielen over Myrcella’s opgeheven gezicht. Door het lawaai op de rivieroever waren de gebeden volstrekt onverstaanbaar. Hopelijk hadden de goden scherpere oren. De Hoge Septon was zo omvangrijk als een huis en zelfs nog pompeuzer en langdradiger dan Pycelle. Ophouden ouwe, zet er een punt achter, dacht Tyrion geërgerd. De goden hebben wel wat beters te doen dan naar jou te luisteren, en ik ook.

Toen het geneuzel en gemummel eindelijk ophield nam Tyrion afscheid van de kapitein van Robs Hamer. ‘Lever mijn nichtje veilig in Braavos af en als je terugkomt wacht je de ridderslag,’ beloofde hij. Toen hij over de steile loopplank naar de kade afdaalde voelde Tyrion dat hij het mikpunt van onvriendelijke blikken was. De galei deinde zachtjes, en door de bewegingen onder hem waggelde hij erger dan ooit. Ik wed dat ze me graag zouden uitlachen. Maar niemand die dat durfde, niet openlijk, al hoorde hij tussen het geknars van hout en touwen en het gedruis van de rivier langs het paalwerk door ook gemompel klinken. >e moeten me niet, dacht hij. Niet zo verwonderlijk. Ik ben weldoorvoed en lelijk, en zij komen om van de honger. Bronn begeleidde hem door de menigte tot bij zijn zuster en haar zonen. Cersei negeerde hem. Zij besteedde haar glimlachjes liever aan hun neef. Hij zag hoe ze met ogen zo groen als de smaragden snoeren om haar slanke, blanke hals met Lancel flirtte, en lachte in het geniep een leep klein lachje. Ik ken jouw geheimpje, Cersei, dacht hij. Zijn zuster bezocht de laatste tijd vaak de Hoge Septon om voor de komende strijd met heer Stannis de zegen van de goden af te smeken… of zo deed ze het tenminste voorkomen. In werkelijk trok Cersei na zo’n bezoekje aan de Grote Sept van Baelor een eenvoudige bruine reismantel aan om weg te glippen voor een ontmoeting met een zekere hagenridder genaamd Osmond Ketelzwart en zijn al even onfrisse broers Osny en Osfried. Lancel had hem alles over hen verteld. Cersei wilde de Ketelzwarts gebruiken om haar eigen huurlingenlegertje te kopen. Welnu, hij gunde haar veel plezier met haar intriges. Ze was heel wat aardiger als ze dacht dat ze hem te slim af was. De Ketelzwarts zouden haar inpalmen, haar geld aannemen en haar alles beloven wat ze vroeg, en waarom niet, zolang Bronn koperstuk voor koperstuk tegen haar opbood? De gebroeders waren alle drie charmante schurken en in feite meer doorkneed in bedrog dan in bloedvergieten. Cersei was erin geslaagd drie holle vaten aan te schaffen die op haar bevel heel hard zouden klinken maar van binnen volslagen leeg waren. Tyrion bleef lachen. Hoorns schetterden een fanfare toen de Leeuwenster en de Vrouwe Lyanna van wal staken en stroomafwaarts voeren om ruim baan te maken voor de Zeeschicht. Vanuit het gedrang op de oevers steeg wat gejuich op, even dun en rafelig als de wolken die aan de hemel voorbijdreven. Op het dek stond Myrcella glimlachend te wuiven. Arys Eikhart stond met wapperende witte mantel achter haar. De kapitein liet de trossen losgooien en de riemen duwden de Zeeschicht de lustig voortbruisende Zwartwaterstroom in, waar de zeilen opbelden in de wind; doodgewone witte zeilen, daar had Tyrion op gestaan, geen grote lappen Lannister-karmijn. Prins Tommen snikte. ‘Je jengelt als een zuigeling,’ siste zijn broer hem toe. ‘Prinsen horen niet te huilen.’

‘Prins Aemon de Drakenridder huilde op de dag dat prinses Naerys met zijn broer Aegon trouwde,’ zei Sansa Stark, ‘en de tweelingen ser Arryk en ser Erryk stierven met betraande wangen nadat ze elkaar een dodelijke wond hadden toegebracht.’

‘Hou je mond of ik beveel ser Meryn jou een dodelijke wond toe te brengen,’ zei Joffry tegen zijn verloofde. Tyrion keek even naar zijn zuster, maar Cersei ging helemaal op in iets wat ser Balon Swaan haar vertelde. Zou ze nu echt zo blind voor zijn ware aard zijn, vroeg hij zich af.

Op de river stak de Koene Wind de riemen buitenboord en gleed in het kielzog van de Zeeschicht stroomafwaarts. Als laatste kwam Koning Roberts Hamer, het slagschip van de koninklijke vloot… of althans van dat deel dat het vorig jaar niet met Stannis naar Drakensteen was gevlucht. Tyrion had de schepen met zorg gekozen en elk schip vermeden dat een kapitein had wiens trouw volgens Varys twijfelachtig was… maar Varys’ eigen trouw was ook aan twijfel onderhevig, dus bleef hij toch een beetje bezorgd. Ik ga te veel op Varys af, peinsde hij. Ik moet mijn eigen verklikkers zien te krijgen. Niet dat ik die wel zou vertrouwen. Vertrouwen was fataal.

Opnieuw vroeg hij zich af hoe het met Pinkje zat. Sinds hij naar Bitterbrug was vertrokken was er van Petyr Baelish niets vernomen. Dat had misschien niets te betekenen… of van alles. Zelfs Varys wist het niet. De eunuch had geopperd dat Pinkje onderweg misschien een ongeluk was overkomen. Misschien was hij zelfs gedood. Tyrion had minachtend gesnoven. ‘Als Pinkje dood is ben ik een reus.’ Het lag meer voor de hand dat de Tyrels bezwaar hadden tegen het huwelijksvoorstel. Dat kon Tyrion hun nauwelijks kwalijk nemen. Als ik Hamer Tyrel was had ik liever Joffry’s hoofd op een piek dan zijn pik in mijn dochter. De kleine vloot voer al ruimschoots in de baai toen Cersei te kennen gaf dat het tijd was om te vertrekken. Bronn leidde Tyrions paard voor en hielp hem in het zadel. Dat was eigenlijk de taak van Podderik Peyn, maar die hadden ze in de Rode Burcht achtergelaten. De aanwezigheid van de broodmagere huurling was geruststellender dan die van de jongen geweest zou zijn. Langs de smalle straatjes stonden mannen van de stadswacht die de menigte met hun speerschachten tegenhielden. Ser Jacelyn Bijwater reed voorop aan het hoofd van een wigvormige formatie van bereden lansiers in zwarte maliën en gouden mantels. Achter hem reden ser Aron Santagar en ser Balon Swaan met de koninklijke banieren, de leeuw van Lannister en de gekroonde hertenbok van Baratheon.

Koning Joffry volgde op een grote, grijze hakkenei, een gouden kroon op zijn gouden krullen. Sansa Stark reed op een kastanjebruine merrie aan zijn zij en keek niet op of om. Haar dikke, koperkleurige haar hing in een maanstenen net tot op haar schouders. Het paar werd door twee leden van de Koningsgarde geflankeerd, de Jachthond rechts van Joffry en ser Mandon Moer links van het meisje Stark.

Daarna kwam de snotterende Tommen met ser Presten Groeneveld in zijn witte wapenrusting en mantel, en vervolgens Cersei, vergezeld door ser Lancel en beschermd door Meryn Trant en Boros Both. Tyrion voegde zich bij zijn zuster. Achter hen kwamen de Hoge Septon in zijn draagkoets en een lange sleep andere hovelingen: ser Horas Roodweyn, vrouwe Tanda en haar dochter, Jalabhar Xho, heer Gyllis Rooswijck en de rest. Een dubbele rij wachters vormde de achterhoede. Het ongeschoren en ongewassen volk staarde in doffe wrok van achter de barrière van speren naar de ruiters. Dit bevalt mij niets, dacht Tyrion. Bronn had een stuk of twintig huurlingen her en der in de menigte opgesteld met het bevel om alle opstootjes in de kiem te smoren. Misschien had Cersei haar Ketelzwarts ook wel op die manier verspreid. Om de een of andere reden dacht Tyrion niet dat het veel zou helpen. Als het vuur te heet was voorkwam je niet dat de pudding aanbrandde door een handvol rozijnen in de pot te gooien.

Ze staken het Visventersplein over en reden de Modderweg langs, waarna ze de smalle, bochtige Haak insloegen om Aegons Hoge Heuvel te beklimmen. Enkele stemmen hieven een kreet van ‘Joffry! Heil!

Heil!’ aan toen de jonge koning voorbijkwam, maar voor iedereen die de kreet overnam waren er honderd anderen die zwegen. De Lannisters dreven op een golf van norse blikken door een zee haveloze mannen en hongerige vrouwen. Vlak voor hem hoorde hij Cersei lachen om iets wat Lancel zei, maar hij vermoedde dat haar vrolijkheid geveinsd was. Het was onmogelijk dat ze de onrust rondom hen niet voelde, maar zijn zuster vond nu eenmaal dat je je niet moest laten kennen. Halverwege de lange route drong een jammerende vrouw zich tussen twee wachters door en rende de straat op, tot voor de koning en zijn metgezellen. Ze hield het lijkje van haar dode baby boven haar hoofd. Het was blauw en opgezwollen, akelig om te zien, maar de ogen van de moeder waren pas echt gruwelijk. Joffry keek even alsof hij haar omver wilde rijden, maar Sansa Stark boog zich naar hem toe en zei iets. De koning rommelde in zijn beurs en smeet de vrouw een zilveren hertenbok toe. De munt stuiterde van het kind af en rolde tussen de benen van twee goudmantels door de menigte in. Een stuk of tien mensen begonnen erom te vechten. De moeder knipperde zelfs niet met haar ogen. Haar magere armen trilden onder het dode gewicht van haar zoon.

‘Laat haar maar, uwe Genade,’ riep Cersei tegen de koning. ‘Die is niet meer te helpen, de stakker.’

De moeder hoorde haar. Om de een of andere reden drong de stem van de koningin tot in het geteisterde brein van de moeder door. Haar doodse gezicht verwrong zich vol afkeer. ‘Hoer!’ krijste ze. ‘Hoer van de Koningsmoordenaar! Neukt met’r broer!’ Haar dode kind viel als een zandzak uit haar armen toen ze naar Cersei wees. ‘Neukt met’r broer neukt met’r broer neukt met’r broer.’

De mestgooier zelf zag Tyrion niet. Hij hoorde alleen dat Sansa naar adem hapte en Joffry knetterend vloekte, en toen hij keek veegde de koning net de bruine smurrie van zijn wang. Aan zijn gouden haar en Sansa’s benen kleefde nog meer.

‘Wie heeft dat gegooid?’ krijste Joffry. Hij stak zijn vingers in zijn haar en smeet met een woedend gezicht nog een handvol mest van zich af. ‘Ik wil de man hebben die dat gegooid heeft!’ schreeuwde hij. ‘Honderd gouden draken voor degene die hem aangeeft.’

‘Hij stond hier!’ riep iemand in de menigte. De koning wierp zijn paard in een cirkel om, zodat hij de daken en de balkons boven hen kon overzien. In de menigte stonden mensen te wijzen en te duwen en elkaar en de koning te vervloeken.

‘Alstublieft, Uwe Genade, laat toch,’ smeekte Sansa.

De koning negeerde haar. ‘Bezorg me de kerel die die troep heeft gegooid!’ beval Jofrry. ‘Hij zal alles van me aflikken, of zijn kop gaat eraf. Hond, breng jij hem bij me.’

Gehoorzaam sprong Sandor Clegane uit het zadel, maar het was ondoenlijk om door die muur van vlees heen te komen, laat staan het dak op. Degenen die het dichtstbij stonden, begonnen te duwen en te worstelen om weg te komen, terwijl anderen juist opdrongen om iets te kunnen zien. Tyrion vreesde het ergste. ‘Laat zitten, Clegane, die kerel is allang gevlucht.’

‘Ik móét hem hebben!’ Joffry wees naar het dak. ‘Hij zat daarboven! Hond, sla ze opzij en breng…’

Zijn laatste woorden verdronken in het tumult, een aanzwellend gerommel van woede, vrees en haat dat van alle kanten over hen heen rolde. ‘Bastaard!’ schreeuwde iemand tegen Joffry. ‘Bastaardmonster!’ Ander stemmen riepen ‘hoer’ en ‘neukt met’r broer’ tegen de koningin, terwijl Tyrion bestookt werd met kreten als ‘gedrocht’ en ‘halfman.’

Tussen de scheldwoorden door hoorde hij geroep om ‘gerechtigheid’ en ‘Robb, koning Robb, de Jonge Wolf,’ of ‘Stannis!’ en zelfs ‘Renling!’

Aan beide kanten van de straat drong de massa tegen de speerschachten op, terwijl de goudmantels uit alle macht probeerden stand te houden. Stenen, mest en nog smeriger dingen vlogen door de lucht. ‘Geef ons te eten!’ krijste een vrouw. ‘Brood!’ bulderde een man achter haar.

‘Wij willen brood, bastaard!’ Een hartslag later hadden duizenden stemmen dat als spreekkoor overgenomen. Koning Joffry, koning Robb en koning Stannis waren vergeten, en koning Brood was alleenheerser.

‘Brood!’ loeiden ze. ‘Brood, brood!’

Tyrion dreef zijn paard tot bij zijn zuster en gilde: ‘Terug naar het slot! Nu!’ Cersei knikte kort en ser Lancel trok zijn zwaard. Vóór aan de stoet brulde Jacelyn Bijwater bevelen. Zijn ruiters velden hun lansen en rukten in wigvorm op. De koning liet zijn hakkenei nerveuze cirkels beschrijven terwijl handen dwars door de linie van goudmantels heen naar hem grepen. Eén hand kreeg zijn been te pakken, maar slechts heel even. Het zwaard van ser Mandon suisde omlaag en scheidde de hand van de pols. ‘Rijden!’ schreeuwde Tyrion tegen zijn neef en hij gaf diens paard een venijnige slag op de romp. Luid hinnikend steigerde het dier en sprong naar voren. De drom mensen week voor hem uiteen. Tyrion dook pal achter de hoeven van de koning aan de opening in. Bronn volgde, het zwaard in de hand. Terwijl hij zo voortreed vloog er een puntige steen langs zijn hoofd en op ser Mandons schild spatte een rotte kool uiteen. Links van hen bezweken drie goudmantels onder de druk, en het volgende ogenblik rukte de menigte op en liep de gevallen mannen onder de voet. Achteraan was de Jachthond verdwenen, maar zijn paard galoppeerde zonder berijder naast hen voort. Tyrion zag hoe Aron Santagar uit het zadel werd getrokken en de zwarte Baratheon-hertenbok op het gouden veld uit zijn hand werd gerukt. Ser Balon Swaan liet de Lannister-leeuw vallen om zijn zwaard te trekken. Hij hieuw naar links en rechts, terwijl de gevallen banier kapotgescheurd werd en ontelbare rafelige vod j es wegdwarrelden als karmijnrode bladeren voor een storm. Iemand wankelde pal voor Joffry’s paard en krijste luid toen de koning hem tegen de grond reed. Tyrion had niet kunnen zeggen of het een man, een vrouw of een kind was. Joffry galoppeerde naast hem, zijn gezicht bleek als een doek, met ser Mandon Moer als een witte schaduw aan zijn linkerkant.

En ineens hadden ze de razernij achter zich gelaten en kletterden ze over het klinkerplein voor het buitenwerk van het kasteel. Een rij speerdragers stond paraat voor de poort. Ser Jacelyn liet zijn lansen rechtsomkeert maken voor een nieuwe charge. De speren weken uiteen om het koninklijke gezelschap onder het valhek door te laten. Rondom hen rezen lichtrode muren op, geruststellend hoog en bezaaid met kruisboogschutters. Voor hij het wist was Tyrion afgestegen. Ser Mandon hielp net de geschokte koning uit het zadel toen Cersei, Tommen en Lancel de poort door reden met ser Meryn en ser Boros vlak achter hen. Er zat bloed op Boros’ zwaardkling en Meryns witte mantel was van zijn rug gescheurd. Ser Balon Swaan kwam zonder helm binnenrijden, zijn paard onder het schuim en met bloed om de mond. Vrouwe Tanda werd door Horas Roodweyn binnengeleid, half krankzinnig van angst om haar dochter Lollys, die afgeworpen en achtergelaten was. Heer Gyllis, zijn gezicht grauwer dan ooit, stamelde iets over de Hoge Septon die hij uit zijn draagkoets had zien vallen, waarna hij onder het schreeuwen van gebeden door de menigte was platgestampt. Jalabhar Xho zei dat hij dacht dat hij ser Presten Groeneveld van de Koningsgarde naar de omgevallen draagkoets van de Hoge Septon had zien terugrijden, maar zeker weten deed hij dat niet. Vagelijk hoorde Tyrion een maester vragen of hij gewond was. Hij baande zich over de binnenplaats heen een weg naar zijn neef, wiens kroon vol aangekoekte mest scheef op zijn kruin stond. ‘Verraders,’ ratelde Joffry opgewonden. ‘Ik laat ze allemaal onthoofden, ik zal…’

De dwerg gaf hem zo’n harde klap in zijn vuurrode gezicht dat de kroon van Joffry’s hoofd vloog. Toen gaf hij hem met beide handen een duw, zodat hij tegen de grond sloeg. ‘Verblinde, stompzinnige idioot dat je bent.’

‘Het waren verraders,’ piepte Joffry op de grond. ‘Ze scholden me uit en vielen me aan.’

‘Je hebt je hond op ze afgehitst! Wat dacht jij dat ze zouden doen, als makke schapen neerknielen terwijl de Jachthond hier en daar wat ledematen afhakte? Verwende, hersenloze kleuter die je bent, je hebt de dood van Clegane op je geweten, en de goden weten van wie nog meer, en toch kom jij er ongedeerd af, vervloekt nog aan toe!’ En hij gaf hem een trap. Dat was zo’n heerlijk gevoel dat hij misschien nog verder was gegaan als ser Mandon hem niet van Joffry afgetrokken had, die nu lag te jammeren. En toen was Bronn daar om hem in bedwang te houden. Cersei knielde naast haar zoon neer terwijl Ser Balon ser Lancel vasthield. Tyrion ontworstelde zich aan Bronns greep. ‘Wie zijn er allemaal nog buiten?’ riep hij tegen niemand in het bijzonder.

‘Mijn dochter!’ riep vrouwe Tanda. ‘O alsjeblieft, laat iemand teruggaan om Lollys te halen…’

‘Ser Presten is nog niet terug,’ meldde ser Boros Both, ‘en Aron Santagar evenmin.’

‘En het Kindermeisje ook niet,’ zei ser Horas Roodweyn. Dat was de spotnaam waarmee de andere schildknapen de jonge Tyrek Lannister hadden opgezadeld.

Tyrion keek de binnenplaats rond. ‘Waar is het meisje Stark?’

Even was het doodstil. Ten slotte zei Joffry. ‘Ze reed naast mij. Ik weet niet waar ze gebleven is.’

Tyrion drukte zijn stompe vingers tegen zijn bonzende slapen. Als Sansa Stark iets was overkomen zou Jaime zo goed als dood zijn. ‘Ser Mandon, u diende haar tot schild.’

Ser Mandon Moer was niet uit het veld geslagen. ‘Toen ze zich op de Jachthond stortten dacht ik allereerst aan de koning.’

‘En terecht,’ deed Cersei een duit in het zakje. ‘Boros, Meryn, ga terug om het meisje te zoeken.’

‘En mijn dochter,’ snikte vrouwe Tanda. ‘Ik smeek u, sers…’

Ser Boros keek niet vrolijk bij de gedachte dat hij het veilige slot weer uit moest. ‘Uwe Genade,’ zei hij tegen de koningin, ‘de aanblik van onze witte mantels zou de menigte tot razernij kunnen drijven.’

Tyrion had genoeg te verduren gekregen. ‘Naar de Anderen met die verdomde mantels van jullie. Doe hem dan af als je bang bent om hem te dragen, stuk ellende… maar zorg dat je Sansa Stark vindt, of ik laat Shagga die lelijke kop van jou opensplijten om te kijken of er ook nog iets anders dan bloedworst in zit.’

Ser Boros liep paars aan van woede. ‘Jij noemt mij lelijk?’ Hij hief het bebloede zwaard op dat hij nog in zijn gemaliede vuist klemde. Bronn schoof Tyrion zonder plichtplegingen achter zich.

‘Ophouden!’ snauwde Cersei. ‘Boros, doe wat je gezegd wordt, of we zoeken iemand anders om die mantel te dragen. Je eed…’

‘Daar is ze!’ schreeuwde Joffry, en hij wees.

Sandor Clegane draafde in gestrekte draf de poort door, gezeten op Sansa’s kastanjebruine paard. Het meisje zat achter hem, beide armen stevig om de borst van de Jachthond geslagen.

Tyrion riep haar toe: ‘Bent u gewond, jonkvrouwe Sansa?’

Uit een diepe snee in haar hoofdhuid drupte bloed over Sansa’s voorhoofd. ‘Ze… gooiden met dingen… stenen, vuil, eieren… ik probeerde uit te leggen dat ik geen brood voor ze had. Een man wilde me uit het zadel trekken. De Jachthond heeft hem gedood, geloof ik… zijn arm…’

Haar ogen sperden zich open en ze sloeg een hand voor haar mond.

‘Hij heeft hem zijn arm afgehakt.’

Clegane tilde haar op de grond. Zijn witte mantel was gescheurd en besmeurd, en door een rafelige scheur in zijn linkermouw sijpelde bloed.

‘Het kleine vogeltje bloedt. Laat iemand haar naar haar kooi terugbrengen en naar die snee kijken.’ Maester Frenken schoot haastig naar voren om te doen wat hij zei. ‘Santagar is er geweest,’ vervolgde de Jachthond. ‘Hij werd neergehouden door vier man die om beurten met een klinker op zijn hoofd sloegen. Ik heb er een in tweeën gespleten, al had ser Aron daar weinig meer aan.’

Vrouwe Tanda liep naar hem toe. ‘Mijn dochter…’

‘Niet gezien.’ De Jachthond zocht met norse blik de binnenplaats af.

‘Waar is mijn paard? Als dat paard iets overkomen is zal iemand ervoor boeten.’

‘Het is een poosje met ons meegerend,’ zei Tyrion, ‘maar ik weet niet wat er daarna van geworden is.’

‘Brand!’ schreeuwde een stem op de buitenpoort. ‘Ik zie rook in de stad. De Vlooienzak staat in brand.’

Tyrion was onuitsprekelijk moe, maar voor wanhoop was geen tijd.

‘Bronn, neem alle mannen mee die je nodig heb, en hou de waterkarren heel.’ Goeie goden, het wildvuur, als daar ook maar één vlammetje bij komt… ‘De Vlooienzak kunnen we desnoods opgeven, maar het vuur mag onder geen voorwaarde het gebouw van het Alchemistengilde bereiken, begrepen? Clegane, jij gaat met hem mee.’

Een halve hartslag lang meende Tyrion een zweem van angst in de donkere ogen van de Jachthond te ontwaren. Vuur, realiseerde hij zich. De Anderen mogen me halen, hij heeft natuurlijk de pest aan vuur, hij heeft het te grondig leren kennen. Het volgende ogenblik had de blik plaatsgemaakt voor Cleganes welbekende frons. ‘Ik ga wel,’ zei hij, ‘maar niet omdat jij het zegt. Ik wil dat paard terug.’

Tyrion wendde zich tot de drie nog overgebleven ridders van de Koningsgarde. ‘Jullie nemen alle drie een heraut mee. Zeg tegen de mensen dat ze naar huis gaan. Iedereen die na de laatste slag van de avondklok nog op straat wordt aangetroffen is des doods schuldig.’

‘Onze plaats is naast de koning,’ zei ser Meryn doodleuk. Cersei schoot als een adder omhoog. ‘Jullie plaats is waar mijn broer zegt dat hij is,’ siste ze. ‘De Hand spreekt met de stem des konings, en ongehoorzaamheid is verraad.’

Boros en Meryn wisselden een blik. ‘Moeten we onze mantels aanhouden, uwe Genade?’ vroeg ser Boros.

‘Ga voor mijn part naakt. Dan ziet de menigte misschien weer dat jullie mensen zijn. Dat zijn ze waarschijnlijk vergeten toen ze jullie daar op straat bezig zagen.’

Tyrion liet zijn zuster razen. Zijn hoofd bonsde. Hij meende rook op te snuiven, al waren het misschien alleen zijn overspannen zenuwen. Twee Steenkraaien bewaakten de ingang van de Toren van de Hand.

‘Zoek Timet, zoon van Timet.’

‘Steenkraaien roepen geen Verbrande Mannen na,’ informeerde een van de wildlingen hem uit de hoogte.

Tyrion was even vergeten wie hij voor zich had. ‘Haal dan Shagga maar.’

‘Shagga slaapt.’

Hij moest zijn best doen om niet te schreeuwen. ‘Wek. Hem.’

‘Het is niet eenvoudig Shagga, zoon van Dolf, te wekken,’ klaagde de man. ‘Zijn toorn is vreselijk.’ Pruttelend liep hij weg. Gapend en zich krabbend kwam het clanlid binnenlopen. ‘De halve stad is in opstand, de andere helft staat in brand en Shagga ligt te snurken,’ zei Tyrion.

‘Shagga houdt niet van jullie modderwater, dus moet hij jullie slappe bier en zure wijn drinken, en daarna doet zijn hoofd zeer.’

‘Ik heb Shae in een state bij de Oude Poort ondergebracht. Ga jij naar haar toe om haar te beschermen, wat er ook gebeurt.’

De enorme kerel glimlachte, zijn tanden een gele spleet in de harige wildernis van zijn baard. ‘Shagga brengt haar wel hier.’

‘Zorg alleen maar dat haar geen kwaad overkomt. Zeg maar dat ik zo snel mogelijk bij haar kom. Misschien nog vannacht, of anders zeker morgenochtend.’

Maar toen de avond viel was de stad nog steeds onrustig, al kwam Bronn melden dat de branden gedoofd waren en de troepen plunderaars voor het merendeel uiteengejaagd waren. Hoezeer Tyrion ook naar de troostende armen van Shae verlangde, hij begreep wel dat hij die nacht nergens heen zou gaan.

Ser Jacelyn Bijwater kwam de slagersrekening presenteren toen hij in zijn sombere bovenvertrek het avondmaal deed met een koude kapoen en bruin brood. De schemering was inmiddels in duisternis overgegaan, maar toen zijn bedienden de kaarsen en een haardvuur kwamen aansteken had Tyrion hen afgeblaft en op een holletje de deur uitgestuurd. Zijn stemming was even duister als zijn vertrek, en Bijwaters mededelingen waren allesbehalve een lichtpuntje. De lijst van gesneuvelden werd aangevoerd door de Hoge Septon, aan stukken gescheurd terwijl hij bij zijn goden om genade jammerde. Wie sterft van de honger kent geen genade met een priester die te dik is om te lopen, peinsde Tyrion.

Het lijk van ser Presten was aanvankelijk over het hoofd gezien. De goudmantels hadden een ridder in een witte wapenrusting gezocht, en er was zo ruig op hem ingestoken en ingehakt dat hij van top tot teen roodbruin was.

Ser Aron Santagar was in een goot gevonden, zijn hoofd een massa rode pulp in een verbrijzelde helm.

De dochter van vrouwe Tanda was haar maagdelijkheid achter een leerlooierij aan een twintigtal schreeuwende kerels kwijtgeraakt. De goudmantels hadden haar aangetroffen terwijl ze naakt door de Varkensbuiksteeg zwierf. Tyrek was zoek, net als de kristallen kroon van de Hoge Septon. Er waren negen goudmantels gedood en veertig gewond. Niemand had de moeite genomen de doden in de menigte te tellen.

‘Ik wil dat Tyrek gevonden wordt, dood of levend,’ zei Tyrion kortaf toen Bijwater uitgesproken was. ‘Hij is nog maar een kind. De zoon van wijlen mijn oom Tyget. Zijn vader is altijd aardig voor me geweest.’

‘We vinden hem wel. En de kroon van de septon ook.’

‘Voor mijn part steken de Anderen die kroon in elkaars reet.’

‘Toen u mij tot hoofd van de Wacht benoemde zei u dat u altijd de zuivere waarheid wilde horen.’

‘Ergens heb ik het gevoel dat u nu iets gaat zeggen wat mij niet zal bevallen,’ zei Tyrion somber.

‘We hebben de stad vandaag weten te behouden, maar voor de dag van morgen kan ik u niets beloven. De ketel is tegen het kookpunt. Er zijn zoveel dieven en moordenaars op pad dat niemand thuis nog veilig is, in de bordelen langs de Piswaterbocht grijpt de bloeddiarree om zich heen en er is geen eten meer te koop, voor welk bedrag dan ook. Eerst werd er alleen gemord in de goot, nu wordt er openlijk verraad beraamd in gildehuizen en op de markt.’

‘Hebt u meer mannen nodig?’

‘De helft van de mannen die ik nu heb is al niet eens meer te vertrouwen. Slink heeft de omvang van de Wacht verdrievoudigd, maar een gouden mantel maakt van een man nog geen wachter. Onder de nieuwe rekruten zijn weliswaar goede, trouwe mannen, maar ook meer schoften, dronkenlappen, lafaards en verraders dan u lief zal zijn. Ze zijn half getraind en helemaal niet gedisciplineerd en vooral gehecht aan hun eigen hachje. Als het op vechten aankomt zullen ze niet standhouden, vrees ik.’

‘Dat had ik ook niet verwacht,’ zei Tyrion. ‘Bij de eerste bres in de muur zijn we verloren, dat heb ik altijd al beseft.’

‘Mijn mannen zijn voornamelijk uit het gewone volk afkomstig. Ze lopen door dezelfde straten, drinken in dezelfde kroegen en lepelen hun warme hap in dezelfde eethuizen op. Uw eunuch zal u al wel verteld hebben dat de Lannisters in Koningslanding niet erg geliefd zijn. Veel mensen weten nog heel goed dat uw vader de stad heeft geplunderd nadat Aerys de poort voor hem had geopend. Er wordt gefluisterd dat de goden ons straffen voor de zonden van uw huis: uw broers moord op koning Aerys, het afslachten van Rhaegars kinderen, de terechtstelling van Eddard Stark en de meedogenloosheid van Joffry’s rechtspraak. Sommigen verklaren openlijk dat het zoveel beter was toen Robert nog koning was en laten doorschemeren dat het weer beter zal worden met Stannis op de troon. Dergelijke dingen vallen te beluisteren in eethuizen, kroegen en bordelen, en ook in de wachtlokalen en de gildehuizen, vrees ik.’

‘Ze hebben een hekel aan mijn familie, bedoel je dat?’

‘Ja… en zodra ze de kans krijgen zullen ze zich tegen hen keren.’

‘Ook tegen mij?’

‘Vraag dat maar aan uw eunuch.’

‘Ik vraag het aan u.’

Bijwaters diepliggende ogen keken strak in de ongelijke ogen van de dwerg. ‘Vooral tegen u, heer.’

Vooral tegen mij?’ Dat was zo onrechtvaardig dat het hem bijna de adem benam. ‘Joffry is degene die heeft gezegd dat ze hun doden maar moesten opeten, Joffry heeft zijn hond op ze afgehitst. Waarom geven ze mij dan de schuld?’

‘Zijne Genade is nog maar een jongen. Op straat wordt gefluisterd dat hij slechte raadgevers heeft. De koningin staat er niet om bekend dat ze het volk welgezind is, en heer Varys wordt niet uit genegenheid de Spin genoemd… maar u treft volgens hen de meeste blaam. Uw zuster en de eunuch waren hier ook al ten tijde van koning Robert, toen alles beter was. U niet. Ze zeggen dat u de stad met brallende huurlingen en ongewassen wilden gevuld hebt, woestelingen die nemen wat ze willen en uitsluitend hun eigen wetten gehoorzamen. Ze zeggen dat u Janos Slink hebt verbannen omdat hij naar uw smaak te eerlijk en oprecht was. Ze zeggen dat u de wijze, zachtmoedige Pycelle in de kerker hebt gesmeten toen hij het waagde zijn stem tegen u te verheffen. Er zijn er zelfs die beweren dat u zich de IJzeren Troon wilt toeëigenen.’

‘Ja, en ik ben nog een monster ook, gruwelijk lelijk en mismaakt, vergeet dat niet.’ Zijn hand balde zich tot een vuist. ‘Ik heb genoeg gehoord. We hebben allebei een boel te doen. U kunt gaan.’

Misschien heeft mijn vader me al die jaren terecht veracht, als dit alles is wat ik kan bereiken, dacht Tyrion toen hij alleen was. Hij keek neer op de restanten van zijn avondmaal, en zijn maag draaide zich om bij de aanblik van de koude, vettige kapoen. Walgend schoof hij hem weg, riep om Pod en stuurde de jongen weg om als de bliksem Varys en Bronn te ontbieden. Mijn meest vertrouwde raadgevers zijn een eunuch en een huurling en mijn geliefde is een hoer. Wat zegt dat over mijzelf?

Zodra hij binnenkwam maakte Bronn een aanmerking op het donker, en hij stond erop dat de haard werd aangemaakt. Het vuur loeide tegen de tijd dat Varys verscheen. ‘Waar bent u geweest?’ wilde Tyrion weten.

‘Op pad voor de koninklijke zaak, beste heer.’

‘Ach ja, de koning,’ pruttelde Tyrion. ‘Mijn neef is zelfs niet waardig om op het privaat te zitten, laat staan op de IJzeren Troon.’

Varys haalde zijn schouders op. ‘Een leerjongen zal het vak toch moeten leren.’

‘De helft van de leerjongens aan het Stanklaantje is geschikter voor de regering dan die koning van u.’ Bronn ging tegenover hem aan tafel zitten en trok een vleugel van de kapoen.

Gewoonlijk negeerde Tyrion de veelvuldige vrijpostigheden van de huurling, maar vanavond stond het hem tegen. ‘Het staat me niet bij dat ik je verlof heb gegeven mijn maaltijd te nuttigen.’

‘Ik kreeg niet de indruk dat jij ervan at,’ zei Bronn met zijn mond vol vlees. ‘De stad komt om van de honger, het is zonde om eten te verspillen. Heb je er wijn bij?’

Straks wil hij nog dat ik hem inschenk, dacht Tyrion duister. ‘Je gaat te ver,’ zei hij waarschuwend.

‘En jij gaat nooit ver genoeg.’ Bronn smeet het vleugelbotje in de biezen. ‘Heb je er ooit bij stilgestaan hoe simpel het leven zou zijn als nummer twee het eerst geboren was?’ Hij stak zijn vingers in de kapoen en trok er een handvol wit vlees af. ‘Die huilebalk, Tommen. Die zou waarschijnlijk doen wat hem gezegd werd, zoals het een goeie koning betaamt.’

Tyrion kreeg de koude rillingen toen hij besefte waar de huurling op zinspeelde. Als Tommen koning was…

Er was maar één manier waarop Tommen koning kon worden. Nee, dat mocht hij zelfs niet denken. Joffry was zijn bloedverwant, en evenzeer de zoon van Jaime als die van Cersei. ‘Voor zulke taal kan ik je laten onthoofden,’ zei hij tegen Bronn, maar de huurling lachte alleen maar.

‘Vrienden,’ zei Varys, ‘wij zijn niet gediend met onenigheid. Kop op, zou ik willen zeggen.’

‘Wiens kop?’ vroeg Tyrion zuur. Hij kon er diverse bedenken die hij wat graag op een piek zou zien.

Загрузка...