Sansa

De toortsen blonken fel in het gedreven metaal van de wandhouders, en de balzaal van de koningin was van zilverwit licht vervuld. Toch heerste er nog duisternis in het vertrek. Sansa zag het aan de fletse ogen van ser Ilyn Peyn, die als een standbeeld naast de deur achterin stond en niets at of dronk. Ze hoorde het aan de rauwe hoest van heer Gyllis en aan de fluisterstem van Osny Ketelzwart toen die naar binnen glipte om Cersei verslag uit te brengen. Sansa lepelde net haar bouillon op toen hij voor de eerste keer binnenkwam, via de deur achterin. Ze zag uit haar ooghoeken hoe hij met zijn broer Osfried sprak. Toen beklom hij de verhoging en knielde bij de hoge zetel. Hij stonk naar paarden, op zijn wang zaten vier lange, dunne schrammen met korsten en zijn haar hing tot over zijn kraag en in zijn ogen. Ondanks zijn gefluister hoorde Sansa ongewild precies wat hij zei. ‘De vloten zijn in gevecht gewikkeld, Genade. Uw broer laat de ketting spannen, ik heb het signaal gehoord. Er zijn wat boogschutters aan land gekomen, maar die heeft de Jachthond in mootjes gehakt. Een paar dronkenlappen beneden in de Vlooienzak slaan deuren in en klimmen ramen binnen. Heer Bijwater heeft de goudmantels gestuurd om met ze af te rekenen. De sept van Baelor is stampvol, iedereen is aan het bidden.’

‘En mijn zoon?’

‘De koning is daar ook geweest om de zegen van de hoge septon te ontvangen. Nu loopt hij met de Hand langs de muren om de manschappen moed in te spreken, om ze een hart onder de riem te steken, als het ware.’

Cersei beduidde haar page haar nog een beker wijn in te schenken, een voortreffelijk jaar uit het Prieel, fruitig en vol. De koningin dronk stevig, maar de wijn leek haar alleen maar mooier te maken. Ze had een blos op haar wangen en als ze de zaal overzag hadden haar ogen een felle, koortsachtige gloed. Ogen als wildvuur, dacht Sansa. Speellieden speelden. Goochelaars goochelden. Uilebol wiebelde op stelten de zaal door en dreef de spot met iedereen, terwijl ser Dontos op zijn bezemsteelpaard achter de diensters aan zat. De gasten lachten, maar het was een vreugdeloze lach, van het soort dat in één hartslag in een traan kon verkeren. Hun lichaam is hier, maar hun gedachten zijn op de stadsmuren, en hun hart ook.

Op de bouillon volgde een salade van appels, noten en rozijnen. Op elk ander moment had dat een smakelijk gerecht kunnen zijn, maar vanavond had alle voedsel een bange bijsmaak. Sansa was niet de enige in de zaal die geen eetlust had. Heer Gyllis hoestte meer dan hij at, Lollys Stookewaard zat ineengedoken te rillen en de jonge bruid van een van ser Lancels ridders begon onbeheerst te huilen. De koningin beval maester Frenken haar met een beker droomwijn in bed te stoppen. ‘Tranen,’ zei ze honend tegen Sansa toen de vrouw de zaal uitgeleid werd. ‘Het wapen van de vrouw, placht mijn moeder ze altijd te noemen. Mannen hebben een zwaard als wapen. En dat zegt alles, nietwaar?’

‘Maar als man moet je veel moed hebben,’ zei Sansa. ‘Recht op zwaarden en bijlen afgaan, iedereen wil je doden…’

‘Jaime heeft me eens verteld dat hij alleen in de strijd en in bed het gevoel heeft dat hij echt leeft.’ Ze hief haar beker en nam een diepe teug. Ze had haar salade niet’ aangeraakt. ‘Ik bied liever ik weet niet hoeveel zwaarden het hoofd dan dat ik hier machteloos zit te doen of ik plezier heb in het gezelschap van deze troep kippen zonder kop.’

‘Uwe genade heeft ze zelf uitgenodigd.’

‘Sommige dingen worden nu eenmaal van een koningin verwacht. Ook van jou, als je ooit met Joffry trouwt. Dus zorg dat je ze leert.’ De koningin bestudeerde de vrouwen, dochters en moeders op de banken.

‘Op zich zijn die kippen onbetekenend, maar hun haantjes zijn allemaal om enigerlei reden belangrijk, en sommigen van hen overleven deze slag misschien. Dus past het mij hun vrouwen bescherming te bieden. Mocht mijn ellendige dwerg van een broer de overhand krijgen, dan keren ze terug naar hun mannen en vaders, vol verhalen over hoe dapper ik was, hoe inspirerend en voorbeeldig mijn moed was, en hoe ik geen ogenblik aan onze overwinning twijfelde.’

‘En als het slot valt?’

‘Dat zou je wel willen, hè?’ Cersei wachtte de ontkenning niet af. ‘Als ik niet door mijn eigen wachters verraden wordt, houd ik het hier misschien nog wel even uit. Dan kan ik op de muren gaan staan en aanbieden me aan heer Stannis persoonlijk over te geven. Dat zal ons wel voor het ergste behoeden. Maar mocht Maegors Veste vallen voordat Stannis de gelegenheid heeft naar boven te komen, dan staan de meeste gasten hier wel wat verkrachtingen te wachten, zou ik denken. En in tijden als deze valt verminking, marteling en moord ook niet uit te sluiten.’

Sansa was ontzet. ‘Het zijn vrouwen, ongewapend en van edele geboorte.’

‘Ja, ze worden wel door hun geboorte beschermd,’ beaamde Cersei, ‘maar minder dan je zou denken. Ze zijn allemaal een aardig losgeld waard, maar na de waanzin van het gevecht zijn soldaten vaak meer uit op vrouwenvlees dan op klinkende munt, lijkt het wel. Hoe dan ook, een gouden schild is beter dan helemaal geen. De vrouwen op straat zullen lang niet zo zachtzinnig behandeld worden. Datzelfde geldt voor onze dienstmeisjes. Een knap jong ding als die meid van vrouwe Tanda zou wel eens een enerverende nacht te wachten kunnen staan, maar geloof maar niet dat ze oude, zieke en lelijke vrouwen zullen sparen. Wie genoeg gezopen heeft vindt een blinde wasvrouw of een stinkende zwijnenhoedster net zo aantrekkelijk als jij.’

‘Ik?’

‘Gedraag je nou niet als een muis, Sansa. Je bent nu een vrouw, weet je nog? En verloofd met mijn eerstgeborene.’ De koningin nam een slokje wijn. ‘Als we iemand anders voor de poort hadden staan had ik misschien een kans hem te verleiden. Maar dit is Stannis Baratheon. Ik zou er nog eerder in slagen zijn paard te verleiden.’ Ze zag de blik op Sansa’s gezicht en lachte. ‘Heb ik je geschokt, dame?’ Ze boog zich naar voren. ‘Gansje dat je bent. Tranen zijn niet het enige wapen van een vrouw. Je hebt er ook een tussen je benen, en zorg maar dat je dat leert gebruiken. Je komt er nog wel achter dat mannen hun zwaarden tamelijk ongeremd gebruiken. Beide soorten.’

De noodzaak van een antwoord werd Sansa bespaard doordat er weer twee Ketelzwarts de zaal hadden betreden. Ser Osmond en zijn broers waren inmiddels favoriete verschijningen in het slot. Ze hadden altijd een lach of een grap klaar en konden even goed met paardenknechten en jagers overweg als met ridders en knapen. En met niemand konden ze zo goed overweg als met de dienstmeisjes, ging het gerucht. De laatste tijd nam ser Osmond Sandor Cleganes plaats aan Joffry’s zijde in, en Sansa had de vrouwen bij de wasput horen zeggen dat hij even sterk was als de Jachthond, alleen wel jonger en sneller. Als dat zo was zou ze graag willen weten waarom ze de naam Ketelzwart nooit had gehoord vóór ser Osmond in de Koningsgarde was opgenomen. Osny lachte breed toen hij voor de koningin knielde. ‘De huiken zijn in vlammen opgegaan, Genade. Het hele Zwartewater is met wildvuur overstroomd. Er staan zeker honderd schepen in brand, misschien wel meer.’

‘En mijn zoon?’

‘Die is samen met de Hand en de Koningsgarde bij de Modderpoort, Genade. Daarvoor heeft hij een praatje gehouden met de boogschutters op de uitbouwen en ze wat adviezen voor het hanteren van een kruisboog gegeven. Ze vonden hem allemaal heel dapper.’

‘Ik wil bij voorkeur dat hij héél blijft.’ Cersei wendde zich tot zijn broer Osfried, die langer en strenger was en een zwarte hangsnor had.

‘Ja?’

Osfried had een stalen halfhelm op zijn lange zwarte haar gezet, en de blik op zijn gezicht was grimmig. ‘Uwe Genade,’ zei hij zacht, ‘de jongens hebben een paardenknecht en twee dienstmeiden gepakt die met drie van ’s konings paarden via een achterpoortje probeerden te ontsnappen.’

‘De eerste verraders van vanavond,’ zei de koningin, ‘maar niet de laatste, vrees ik. Laat ser Ilyn dat afhandelen en zet hun hoofd als waarschuwing vóór de stallen op een piek.’ Toen ze weggingen wendde ze zich tot Sansa. ‘Nog iets om lering uit te trekken, als je ooit aan de zijde van mijn zoon hoopt te zitten. Betoon clementie op een avond als deze, en de verraders schieten alom als paddestoelen uit de grond. Je kunt je alleen van de trouw van je volk verzekeren door te zorgen dat ze jou meer vrezen dan de vijand.’

‘Ik zal eraan denken, Uwe Genade,’ zei Sansa, al had zij altijd gehoord dat liefde een zekerder manier was om de trouw van het volk te verwerven dan vrees. Als ik ooit koningin word zorg ik dat ze van me houden.

Op de salade volgde een pastei van kreeftenscharen, en daarna geroosterd schapenvlees met prei en worteltjes, opgediend in borden van uitgehold brood. Lollys at te snel, werd misselijk en braakte alles uit over zichzelf en haar zuster. Heer Gyllis hoestte, dronk, hoestte en viel flauw. De koningin keek vol afkeer op hem neer zoals hij daar lag met zijn gezicht in zijn bord en zijn hand in een plas wijn. ‘De goden moeten gek geweest zijn dat ze hem als man geboren lieten worden, en ik moet gek geweest zijn dat ik om zijn vrijlating heb gevraagd.’

Osfried Ketelzwart kwam terug, en zijn karmijnrode mantel zwierde om hem heen. ‘Op het plein verzamelen zich mensen die een toevlucht zoeken in het slot. Geen gepeupel, maar rijke kooplieden en zo.’

‘Zeg dat ze naar huis gaan,’ zei de koningin. ‘Als ze niet weg willen, laat onze boogschutters er dan een paar doodschieten. Geen uitval, de poort mag onder geen voorwaarde geopend worden.’

‘Zoals u beveelt.’ Hij boog en vertrok.

Het gezicht van de koningin stond strak en boos. ‘Ik wou dat ik ze persoonlijk kon onthoofden.’ Haar tong begon dik te worden. ‘Toen we nog klein waren, Jaime en ik, leken we zo op elkaar dat zelfs onze vader ons niet uit elkaar hield. Soms trokken we voor de grap elkaars kleren aan en gaven we ons een dag lang voor de ander uit. Maar toen Jaime zijn eerste zwaard kreeg was er geen zwaard voor mij. Ik weet nog dat ik vroeg: “En wat krijg ïk?” We leken zo op elkaar, ik begreep maar niet waarom we zo verschillend behandeld werden. Jaime leerde vechten met zwaard, lans en strijdhamer, terwijl ik leerde glimlachen, zingen en behagen. Hij was de erfgenaam van de Rots van Casterling, terwijl ik als een paard verkocht zou worden aan een vreemde man die me naar willekeur kon berijden en me te zijner tijd voor een jongere merrie aan de kant kon zetten. Jaime zou roem en macht oogsten, ik zou baren en elke maan bloeden.’

‘Maar u was koningin van al de Zeven Koninkrijken,’ zei Sansa.

Zodra er zwaarden in het spel zijn is een koningin ook maar een vrouw.’ Cersei’s wijnbeker was leeg. De page wilde hem weer vullen, maar ze zette hem op zijn kop en schudde haar hoofd. ‘Genoeg. Ik moet het hoofd helder houden.’

De laatste gang bestond uit geitenkaas met gepofte appels. De geur van kaneel vulde de zaal toen Osny Ketelzwart naar binnen glipte en weer tussen hen in knielde. ‘Genade,’ prevelde hij. ‘Stannis heeft mannen op het toernooiveld aan land weten te krijgen, en er zijn er nog meer onderweg. De Modderpoort wordt aangevallen en ze hebben een ram naar de Koningspoort gesleept. De Kobold doet een uitval om ze te verjagen.’

‘Daar zullen ze van schrikken,’ zei de koningin droog. ‘Hopelijk heeft hij Joff niet meegenomen.’

‘Nee, Genade, de koning is samen met mijn broer bij de Hoeren en slingert Geweimannen de rivier in.’

‘Terwijl de Modderpoort wordt aangevallen? Wat een dwaasheid. Zeg tegen Osmond dat hij daar onmiddellijk weg moet, veel te gevaarlijk. Haal hem terug naar het slot.’

‘De Kobold zei…’

‘Bekommer u maar om wat ik zeg.’ Cersei’s blikken vernauwden zich.

‘Uw broer doet wat hem gezegd wordt, of ik zorg dat hij de volgende uitval zelf leidt, en dan gaat u mee.’

Toen de maaltijd was af geruimd vroegen veel gasten verlof om naar de sept te mogen gaan. Cersei willigde hun verzoek hoffelijk in. Onder de vluchters waren ook vrouwe Tanda en haar dochters. Voor degenen die bleven werd een zanger ontboden die de zaal met de lieflijke klanken van de hoge harp vulde. Hij zong over Jonquil en Florian, over prins Aemon de Drakenridder en diens liefde voor de koningin van zijn broer, en over de tienduizend schepen van Nymeria. Prachtige liederen, maar vreselijk treurig. Diverse vrouwen begonnen te huilen en Sansa merkte dat haar eigen ogen ook vol schoten.

‘Uitstekend, liefje.’ De koningin boog zich naar haar toe. ‘Oefen maar flink op die tranen. Die zul je nodig hebben tegenover koning Stannis.’

Nerveus ging Sansa verzitten. ‘Uwe Genade?’

‘Bespaar me je loze beleefdheden. De toestand daarbuiten moet wel heel ernstig zijn dat ze zich door een dwerg moeten laten aanvoeren, dus zet maar gerust je masker af. Ik weet alles van je verraderlijke bezoekjes aan het godenwoud.’

‘Het godenwoud?’ Niet naar ser Dontos kijken, niet kijken, niet kijken,’ vermaande Sansa zichzelf. Ze weet het niet, niemand weet het, dat heeft Dontos me verzekerd, mijn Florian zal nimmer falen. ‘Ik heb geen verraad gepleegd. Ik ga alleen naar het godenwoud om te bidden.’

‘Voor Stannis. Of je broer, dat komt op hetzelfde neer. Waarom zou je anders je vaders goden opzoeken? Je bidt om onze nederlaag. Als dat geen verraad is, hoe wil je het dan noemen?’

‘Ik bid voor Joffry,’ hield ze zenuwachtig vol.

‘Waarom? Omdat hij je zo vriendelijk behandelt?’ De koningin nam een passerend dienstertje een flacon zoete pruimenwijn uit handen en vulde Sansa’s beker. ‘Drink op,’ beval ze kil. ‘Misschien geeft dat je de moed om voor de verandering eens de waarheid onder ogen te zien.’

Sansa bracht de beker naar haar mond en nam een slokje. De wijn was mierzoet, maar heel sterk.

‘Dat kan beter,’ zei Cersei. ‘Drink die beker leeg, Sansa. Dat is een bevel van je koningin.’

Ze moest er bijna van kokhalzen, maar Sansa leegde de beker en slikte de dikke, zoete wijn door tot ze er beneveld van raakte.

‘Nog meer?’ vroeg Cersei.

‘Nee. Alstublieft.’

De koningin keek afkeurend. ‘Toen je me eerder op de avond vroeg waarom ser Ilyn hier was heb ik tegen je gelogen. Wil je de waarheid horen, Sansa? Wil je weten waarom hij werkelijk hier is?’

Ze durfde geen antwoord te geven, maar het deed er ook niet toe. De koningin hief een hand op en wenkte, zonder op antwoord te wachten. Sansa had ser Ilyn zelfs niet in de zaal zien terugkeren, maar ineens was hij er. Geluidloos als een kat kwam hij aanstappen uit het donker achter de verhoging. Hij had IJs bij zich, de kling ontbloot. Als haar vader iemand had onthoofd maakte hij die altijd schoon in het godenwoud, herinnerde Sansa zich, maar ser Ilyn was niet zo netjes. Op het gevlamde staal zat geronnen bloed. Het rood werd al bruin. ‘Vertelt u jonkvrouwe Sansa waarom ik u bij ons houd,’ zei Cersei. Ser Ilyn opende zijn mond en stootte een gesmoord gerochel uit. Zijn pokdalige gezicht was zonder enige uitdrukking.

‘Hij is hier vanwege ons,’ zei de koningin. ‘Stannis mag dan misschien de stad innemen en beslag op de troon leggen, maar ik zal me niet door hem laten berechten. Het is niet mijn bedoeling dat hij ons levend in handen krijgt.’

‘Ons?’

‘Dat heb je goed gehoord. Dus bid nog maar eens, Sansa, maar dan om een andere afloop. Aan de val van het huis Lannister zullen de Starks geen vreugde beleven, dat kan ik je verzekeren.’ Ze stak een hand uit en streek Sansa’s haar zachtjes uit haar nek.

Загрузка...