Tyrion


In de kille witte kledij van de Koningsgarde zag ser Mandon Moore eruit als een overledene in een lijkwade. ‘Hare Genade heeft verordonneerd dat de raad tijdens een bijeenkomst niet gestoord mag worden.’

‘Het is maar een klein storinkje, ser.’ Tyrion liet het perkament uit zijn mouw glijden. ‘Ik breng een brief van mijn vader, heer Tyrion Lannister, de Hand des Konings. Dit is zijn zegel.’

‘Hare Genade wenst niet gestoord te worden,’ herhaalde Ser Mandon langzaam, alsof Tyrion een sufkop was die het de eerste keer niet goed had gehoord.

Jaime had eens tegen hem gezegd dat Moore het gevaarlijkste lid van de Koningsgarde was — afgezien van hemzelf, uiteraard — omdat zijn gezicht nooit verried wat hij zou doen. Een klein beetje verraad zou Tyrion nu welkom zijn geweest. Als er zwaarden aan te pas kwamen zouden Bronn en Timet de ridder waarschijnlijk wel kunnen doden, maar het zou niet veel goeds voorspellen als hij begon met een van Joffry’s beschermers te doden. Anderzijds, als hij zich nu door deze man liet wegsturen, waar bleef zijn gezag dan? Hij zette een glimlach op. ‘Ser Mandon, u hebt mijn metgezellen nog niet ontmoet. Dit is Timet, zoon van Timet, een rode hand van de Verbrande Mannen. En dit is Bronn. U herinnert zich wellicht ser Vardis Egen? Hij was kapitein van heer Arryns huiswacht.’

‘Ik ken de man.’ Ser Mandons ogen waren fletsgrijs, merkwaardig nietszeggend en doods.

‘Kende,’ verbeterde Bronn hem met een flauw lachje.

Ser Mandon verwaardigde zich niet te laten merken dat hij dat gehoord had.

‘Hoe dan ook,’ zei Tyrion luchtig, ‘ik moet nu echt mijn zuster spreken en mijn brief overhandigen, ser. Als u zo vriendelijk wilt zijn de deur voor ons te openen?’

De witte ridder zei niets. Tyrion stond op het punt te proberen zich dan maar met geweld toegang te verschaffen toen ser Mandon abrupt opzij ging. ‘U mag naar binnen. Zij tweeën niet.’

Een klein overwinninkje, dacht hij, maar wel zoet. Hij had zijn eerste proef doorstaan. Tyrion Lannister schoof de deur door en voelde zich bijna lang. Vijf leden van ’s konings kleine raad onderbraken plotseling hun discussie. ‘Jij,’ zei zijn zuster Cersei, haar stem vervuld van gelijke hoeveelheden ongeloof en afkeer.

‘Ik kan wel zien waar Joffry zijn manieren vandaan heeft.’ Tyrion zweeg om met een air van nonchalante zelfverzekerdheid het tweetal Valyrische sfinxen te bewonderen die over de deur waakten. Cersei kon zwakheid ruiken zoals een hond angst.

‘Wat kom jij hier doen?’ De prachtige groene ogen van zijn zuster bestudeerden hem zonder het geringste spoortje genegenheid.

‘Een brief brengen van onze edele vader.’ Hij slenterde naar de tafel en deponeerde het dicht opgerolde perkament tussen hen in. De eunuch Varys pakte de brief op en draaide die om en om in zijn elegante, gepoederde handen. ‘Wat vriendelijk van heer Tywin. En zijn zegelwas heeft zo’n prachtige gouden tint.’ Varys inspecteerde het zegel nauwkeurig. ‘Het lijkt er veel op dat het echt is.’

‘Natuurlijk is het echt.’ Cersei griste hem de brief uit handen. Ze brak de was en ontrolde het perkament.

Tyrion sloeg haar gade terwijl ze las. Zijn zuster had zich de zetel van de koning toegeëigend — hij vermoedde dat Joffry, net als Robert, zelden de moeite nam om raadsvergaderingen bij te wonen — dus hees Tyrion zich op de stoel van de Hand. Dat leek hem niet meer dan gepast.

‘Dit is absurd,’ zei de koningin ten slotte. ‘Mijn vader stuurt mijn broer om namens hem in deze raad zitting te nemen. Hij gebiedt ons, Tyrion als Hand des Konings te aanvaarden, tot het tijdstip dat hij zich persoonlijk bij ons kan voegen.’

Grootmaester Pycelle streelde zijn golvende witte baard en knikte gewichtig. ‘Het komt mij voor dat een woord van welkom op zijn plaats zou zijn.’

‘Inderdaad.’ De kalende Janos Slink met zijn zware kaken leek sterk op een kikker, een zelfingenomen, omhooggevallen kikker. ‘Wij hebben u hard nodig, heer. Overal opstand, dat naargeestige teken aan de hemel, ongeregeldheden op straat…’

‘En wiens schuld is dat, heer Janos?’ haalde Cersei uit. ‘Uw goudmantels hebben tot taak de orde te bewaren. En wat jou betreft, Tyrion, jij zou ons op het slagveld beter kunnen dienen.’

Hij lachte. ‘Nee, dank je, voor mij geen slagvelden meer. Ik zit beter in een stoel dan op een paard en ik heb liever een wijnkelk in mijn hand dan een strijdbijl. En de roffelende trommen dan, de zon die op de wapenrustingen blinkt en de fraaie rossen die dansen en snuiven? Tja, van de trommen kreeg ik hoofdpijn, van de blinkende zon op mijn wapenrusting raakte ik aan de kook als een najaarsgans, en die fraaie strijdrossen schijten overal. Niet dat je mij hoort klagen. Vergeleken met de gastvrijheid die mij in de Vallei van Arryn ten deel viel, ben ik dol op trommen, paardenvijgen en muggenbeten.’

Pinkje lachte. ‘Goed gezegd, Lannister. Een man naar mijn hart.’

Tyrion glimlachte hem toe, terwijl hij moest denken aan een zekere dolk met een heft van drakenbeen en een lemmet van Valyrisch staal. Daar moeten we maar eens een gesprekje over hebben, en gauw ook. Hij vroeg zich af of heer Petyr dat onderwerp even vermakelijk zou vinden. ‘Alstublieft,’ zei hij tegen hen, ‘sta mij toe u van dienst te zijn, op mijn eigen kleine wijze.’

Cersei herlas de brief. ‘Hoeveel man breng je mee?’

‘Een paar honderd. Voornamelijk de mijne. Vader wilde de zijne ongaarne afstaan. Hij is per slot van rekening oorlog aan het voeren.’

‘Wat hebben we aan die paar honderd man van jou als Renling tegen de stad optrekt, of als Stannis van Drakensteen uitvaart? Ik vraag om een leger en mijn vader stuurt een dwerg. De koning benoemt de Hand, met instemming van de raad. Joffry heeft onze vader benoemd.’

‘En onze vader heeft mij benoemd.’

‘Dat kan hij niet. Niet zonder Joffs toestemming.’

‘Heer Tywin zit met zijn krijgsmacht in Harrenhal, voor het geval je de kwestie met hem wilt opnemen,’ zei Tyrion hoffelijk. ‘Heren, misschien wilt u mij een onderhoud onder vier ogen met mijn zuster toestaan?’

Varys wriggelde overeind en glimlachte op die zalvende manier van hem. ‘Wat moet u naar uw zusters lieflijke stemgeluid verlangd hebben. Heren, alstublieft, vergun hun enkele ogenblikken samen. De plagen van ons zwaarbeproefde rijk zullen nog wel even duren.’

Janos Slink stond aarzelend op en Grootmaester Pycelle gewichtig, maar ze deden het wel. Pinkje was de laatste. ‘Wil ik de hofmeester zeggen dat hij kamers in Maegors Veste klaarmaakt?’

‘Mijn dank, heer Petyr, maar ik zal gebruik maken van heer Starks voormalige vertrekken in de Toren van de Hand.’

Pinkje lachte. ‘U hebt meer moed dan ik, Lannister. U weet hoe het onze laatste twee Handen vergaan is?’

‘Twee? Als het uw bedoeling is mij bang te maken, waarom zegt u dan niet vier?’

‘Vier?’ Pinkje trok een wenkbrauw op. ‘Zijn de Handen vóór heer Arryn dan gruwelijk aan hun eind gekomen in die Toren? Ik vrees dat ik te jong was om erg veel aandacht aan hen te besteden.’

‘Aerys Targaryens laatste Hand vond de dood bij de plundering van Koningslanding, al betwijfel ik dat hij genoeg tijd had om zich in de Toren te vestigen. Hij was slechts twee weken Hand. Zijn voorganger werd verbrand. En de twee daarvoor stierven dakloos en berooid in ballingschap en prezen zich daarom gelukkig. Ik denk dat mijn heer vader de laatste Hand is geweest die Koningslanding verliet met zijn naam, zijn bezittingen en zijn lichaamsdelen volledig intact.’

‘Bijzonder boeiend,’ zei Pinkje. ‘Des te meer reden waarom ik de kerker als slaapplaats zou verkiezen.’

Misschien krijg je je zin wel, dacht Tyrion, maar hij zei: ‘Moed en dwaasheid zijn verwant, dat heb ik althans gehoord. Welke vloek er ook op de Toren van de Hand rust, ik ben hopelijk klein genoeg om erdoor over het hoofd gezien te worden.’

Janos Slink lachte, Pinkje glimlachte en Grootmaester Pycelle volgde hen met een ernstige buiging naar buiten.

‘Ik hoop dat vader je niet helemaal hierheen heeft gestuurd om ons lastig te vallen met geschiedenislessen,’ zei zijn zuster toen ze alleen waren.

‘Wat heb ik toch naar jouw lieflijke stemgeluid verlangd,’ verzuchtte Tyrion tegen haar.

‘Wat verlang ik er toch naar de tong van die eunuch met een gloeiende tang uit te rukken,’ beet Cersei terug. ‘Is vader gek geworden? Of heb jij die brief soms vervalst?’ Ze las hem opnieuw, met stijgende ergernis. ‘Waarom zou hij mij met jóü opzadelen? Ik had gewild dat hij zelf zou komen.’ Ze verfrommelde heer Tywins brief. ‘Ik regeer namens Joffry, en ik had hem een koninklijk bevel gestuurd!’

‘En dat heeft hij genegeerd,’ merkte Tyrion op. ‘Hij heeft een tamelijk groot leger, dus kan hij dat doen. En hij is de eerste niet. Of wel soms?’

Cersei’s mond verstrakte. Hij zag dat ze een kleur kreeg. ‘Als ik beweer dat deze brief een vervalsing is en jou in de kerker smijt, zal niemand dat negeren, dat beloof ik je.’

Nu begaf hij zich op dun ijs, wist Tyrion. Eén verkeerde stap en hij zakte erdoor. ‘Niemand,’ beaamde hij minzaam, ‘en vader wel het allerlaatst. Die met het leger. Maar waarom zou je me in de kerker smijten, lieve zus, nadat ik dat hele eind gereden heb om jou te helpen?’

‘Aan jouw hulp heb ik geen behoefte. Ik had bevolen dat vader moest komen!’

‘Ja,’ zei hij kalm, ‘maar eigenlijk is het Jaime die je wilt.’

Zijn zuster beschouwde zichzelf als geslepen, maar hij was samen met haar opgegroeid. Haar gezicht was een open boek voor hem, en wat hij daar nu op las was woede, vrees, en wanhoop. ‘Jaime…’

‘… is evenzeer mijn broer als de jouwe,’ onderbrak Tyrion haar. ‘Steun me, en ik beloof je dat we Jaime vrij en ongedeerd terug zullen krijgen.’

‘Hoe?’ wilde Cersei weten. ‘Die jongen van Stark en zijn moeder zullen niet licht vergeten dat we heer Eddard hebben onthoofd.’

‘Dat is waar,’ beaamde Tyrion, ‘maar je hebt zijn dochters toch nog?

Ik zag de oudste met Joffry op het binnenplein.’

‘Sansa,’ zei de koningin. ‘Ik heb het doen voorkomen dat ik het jongste wicht ook heb, maar dat is niet waar. Na Roberts dood heb ik Meryn Trant gestuurd om haar in te rekenen, maar die ellendige dansmeester van haar kwam tussenbeide en het meisje nam de benen. Sindsdien heeft geen mens haar meer gezien. Waarschijnlijk is ze dood. Er zijn die dag heel wat mensen omgekomen.’

Tyrion had op allebei de meisjes Stark gehoopt, maar eentje moest dan maar genoeg zijn. ‘Vertel me dan nu maar wat over onze vrienden in de raad.’

Zijn zuster gluurde naar de deur. ‘Wat is daarmee?’

‘Vader schijnt een hekel aan ze te hebben. Toen ik afscheid van hem nam vroeg hij zich af hoe hun hoofden het op de muur zouden doen, naast dat van heer Stark.’ Hij boog zich over de tafel heen naar voren.

‘Weet je zeker dat ze loyaal zijn? Vertrouw je ze?’

‘Ik vertrouw niemand,’ snauwde Cersei. ‘Ik heb ze nodig. Denkt vader dat ze vals spel spelen?’

‘Hij verdenkt ze ervan.’

‘Waarom? Wat weet hij?’

Tyrion haalde zijn schouders op. ‘Hij weet dat het korte bewind van je zoon tot nog toe één aaneenschakeling van dwaasheden en rampen is. Dat laat vermoeden dat iemand Joffry heel slechte adviezen geeft.’

Cersei keek hem onderzoekend aan. ‘Het heeft Joff niet aan goede raad ontbroken. Hij is altijd al eigenzinnig geweest. Nu hij koning is denkt hij dat hij kan doen wat hem goeddunkt, niet wat hem gevraagd wordt.’

‘Kronen doen vreemde dingen met de hoofden waar ze op rusten,’ beaamde Tyrion. ‘Die zaak met Eddard Stark… het werk van Joffry?’

De koningin trok een gezicht. ‘Hij had instructies gekregen om Stark genade te schenken, om hem toe te staan het zwart aan te nemen. De man zou voorgoed uitgeschakeld zijn geweest en wij hadden allicht vrede kunnen sluiten met zijn zoon, maar Joff mat zich het recht aan de meute een beter schouwspel voor te schotelen. Wat moest ik doen? Hij eiste heer Eddards hoofd ten overstaan van de halve stad. En zonder dat ik ook maar een woord had gezegd, maakten Janos Slink en ser Ilyn de man onbekommerd een kopje kleiner!’ Haar hand balde zich tot een vuist. ‘De Hoge Septon beweert dat we de Sept van Baelor met bloed ontwijd hebben nadat we hem eerst hadden voorgelogen over onze bedoelingen.’

‘Daar zit iets in, dunkt me,’ zei Tyrion. ‘Dus die heer Slink, die deed daaraan mee? Wiens lumineuze idee was het eigenlijk om hem Harrenhal te geven en hem tot raadslid te benoemen?’

‘Dat heeft Pinkje geregeld. We hadden Slinks goudmantels nodig. Eddard Stark had samengezworen met Renling en heer Stannis een brief gestuurd waarin hij hem de troon aanbod. We hadden alles kunnen verliezen. Het scheelde toch al niet veel. Als Sansa niet naar me toe was gekomen en me van al haar vaders plannen op de hoogte had gesteld…’

Dat verraste Tyrion. ‘Waarachtig? Zijn eigen dochter?’ Sansa had altijd zo’n lief kind geleken, teerhartig en hoffelijk.’

‘Het kind liep te soppen van verliefdheid. Ze had alles voor Joffry over, tot hij haar vaders hoofd afhakte en dat genade noemde. Toen was het afgelopen.’

‘Zijn Genade heeft een uniek talent om zijn onderdanen voor zich in te nemen,’ zei Tyrion met een scheef lachje. ‘Was Joffry ook degene die ser Barristan Selmy uit de Koningsgarde liet zetten?’

Cersei zuchtte. ‘Joff wilde iemand de schuld van Roberts dood geven. Varys stelde ser Barristan voor. Waarom niet? Dan zou Jaime het bevel over de Koningsgarde en een zetel in de kleine raad krijgen, en Joff kon zijn hond een bot toewerpen. Hij is erg op Sandor Clegane gesteld. We waren bereid Selmy wat landerijen en een woontoren aan te bieden, meer dan die nutteloze ouwe dwaas verdiende.’

‘Ik heb gehoord dat die nutteloze ouwe dwaas twee van Slinks goudmantels heeft gedood toen ze hem bij de Modderpoort probeerden te grijpen.’

Zijn zuster keek heel ongelukkig. ‘Janos had meer mannen moeten sturen. Hij is minder competent dan wenselijk is.’

‘Ser Barristan was het hoofd van Robert Baratheons Koningsgarde,’ bracht Tyrion haar venijnig in herinnering. ‘Hij en Jaime zijn de enige overlevenden van Aerys Targaryens zevental. De gewone man spreekt over hem zoals over Serwyn van het Spiegelschild en prins Aemon de Drakenridder. Wat denk jij dat er door ze heen zal gaan als ze Barristan de Boude zij aan zij met Robb Stark of Stannis Baratheon zien rijden?’

Cersei keek de andere kant op. ‘Daar had ik niet bij stilgestaan.’

‘Vader wel,’ zei Tyrion. ‘Daarom heeft hij me gestuurd. Om een eind te maken aan dat soort dwaasheden en je zoon in het gareel te brengen.’

‘Jij zult Joff niet beter in bedwang kunnen houden dan ik.’

‘Misschien wel.’

‘Waarom?’

‘Hij weet dat jij hem nooit te na zult komen.’

Cersei’s blik vernauwde zich. ‘Als jij denkt dat ik ooit zal toelaten dat je mijn zoon iets aandoet, dan loop je te ijlen.’

Tyrion zuchtte. Zoals zo vaak had ze het weer eens niet helemaal door. ‘Joffry is bij mij net zo veilig als bij jou,’ verzekerde hij haar, ‘maar zolang de jongen zich bedreigd voelt zal hij eerder geneigd zijn te luisteren.’ Hij nam haar hand. ‘Ik ben echt je broer. Jij hebt me nodig, of je dat wilt toegeven of niet. Je zoon heeft me nodig, als hij die lelijke ijzeren stoel hoopt te houden.’

Zijn zuster leek geschokt dat hij haar zomaar aanraakte. ‘Je bent altijd sluw geweest.’

‘Op mijn eigen kleine wijze.’ Hij grijnsde.

‘Het is allicht het proberen waard… maar vergis je niet, Tyrion. Als ik je accepteer zul je in naam de Hand des Konings zijn, maar in werkelijkheid mijn Hand. Je zult al je plannen en bedoelingen aan mij kenbaar maken voordat je iets onderneemt, en je zult niets doen zonder mijn instemming. Begrepen?’

‘Jawel.’

‘Stem je daarmee in?’

‘Zeker,’ loog hij. ‘Ik ben de jouwe, zuster.’ Zolang het nodig is. ‘Zo. Nu we één van zin zijn horen we geen geheimen meer voor elkaar te hebben. Je zegt dat Joffry heer Eddard heeft laten doden, dat Varys ser Barristan uit de garde heeft gezet en Pinkje ons met heer Slink heeft opgezadeld. Wie heeft Jon Arryn vermoord?’

Cersei trok met een ruk haar hand weg. ‘Hoe moet ik dat weten?’

‘De treurende weduwe in het Adelaarsnest schijnt te denken dat ik het was. Hoe komt ze op die gedachte, vraag ik me af?’

‘Ik zou het echt niet weten. Die dwaas van een Eddard Stark heeft mij van hetzelfde beschuldigd. Hij liet doorschemeren dat heer Arryn vermoedde, of… nou ja, geloofde…’

‘… dat jij met onze lieve Jaime neukte?’

Ze sloeg hem.

‘Denk je dat ik net zo blind ben als vader?’ Tyrion wreef over zijn wang. ‘Het maakt mij niet uit met wie je naar bed gaat… al is het eigenlijk niet helemaal eerlijk dat je je benen wel voor de ene en niet voor de andere broer spreidt.’

Ze sloeg hem.

‘Kalm aan, Cersei, ik maak alleen maar een grapje. Eerlijk gezegd heb ik liever een lekkere hoer. Ik heb nooit begrepen wat Jaime in je zag, behalve dan zijn eigen spiegelbeeld.’

Ze sloeg hem.

Zijn wangen brandden als vuur, maar toch glimlachte hij. ‘Als je daarmee doorgaat kan het zijn dat ik boos word.’

Dat hield haar hand in bedwang. ‘Waarom zou ik me daar iets van aantrekken?’

‘Ik heb een paar nieuwe vrienden,’ bekende Tyrion. ‘Die zullen je helemaal niet bevallen. Hoe heb je Robert vermoord?’

‘Dat heeft hij zelf gedaan. We hebben hem alleen maar een handje geholpen. Toen Lancel zag dat Robert het op een everzwijn had gemunt gaf hij hem versterkte wijn. Die rinse rode die hij het liefst dronk, maar met wijngeest versneden, drie keer zo sterk als wat hij gewend was. Die grote stinkende idioot was er verzot op. Hij had op ieder gewenst moment kunnen stoppen met zuipen, maar nee, toen hij de ene wijnzak had geleegd liet hij Lancel een andere halen. Het everzwijn deed de rest. Je had op het feest moeten zijn, Tyrion. We hebben nog nooit zo’n lekker everzwijn gegeten. Het was klaargemaakt met appels en paddestoelen en smaakte naar de overwinning.’

‘Werkelijk zusje, je bent een geboren weduwe.’ Tyrion had Robert Baratheon best gemogen, de forse, luidruchtige pummel… ongetwijfeld ten dele omdat zijn zuster zo’n hekel aan hem had. ‘Nu je klaar bent met mij te slaan, ga ik maar eens.’ Hij draaide zijn benen rond en klauterde moeizaam van de stoel. Cersei fronste. ‘Ik heb je geen verlof gegeven om te gaan. Ik wil weten hoe je van plan bent Jaime te bevrijden.’

‘Dat zal ik je vertellen als ik het weet. Plannen zijn net fruit. Ze hebben tijd nodig om te rijpen. Op dit moment heb ik zin om een ritje door de straten te maken en me een oordeel over deze stad te vormen.’ Tyrion liet zijn hand op de sfinx naast de deur rusten. ‘Nog een laatste verzoek. Wees zo goed ervoor te zorgen dat Sansa Stark niets overkomt. We kunnen beter niet beide dochters verliezen.’

Buiten de raadszaal knikte Tyrion ser Mandon toe en liep de hoge, gewelfde hal door. Bronn sloot zich bij hem aan. Van Timet, zoon van Timet, was geen spoor te bekennen. ‘Waar is onze rode hand?’ vroeg Tyrion.

‘Die kreeg aandrang om op verkenning uit te gaan. Zijn soort is niet op wachten in de hal berekend.’

‘Ik hoop dat hij geen belangrijke lieden doodslaat.’ De clanleden die Tyrion uit hun forten in de Maanbergen had meegenomen waren op hun eigen woeste manier wel trouw, maar ook trots en twistziek en geneigd reële of imaginaire beledigingen met staal uit te wissen. ‘Probeer hem te vinden. En als je toch bezig bent, wil je dan zorgen dat de rest wordt ondergebracht en gevoed? Ik wil ze in de barakken onder aan de Toren van de Hand hebben, maar zorg dat de hofmeester de Steenkraaien niet naast de Maanbroeders onderbrengt, en zeg hem dat de Verbrande Mannen een eigen zaal moeten hebben.’

‘Waar ga jij heen?’

‘Terug naar het Gebroken Aambeeld.’

Bronn grijnsde brutaal. ‘Begeleiding nodig? Het schijnt hier op straat niet veilig te zijn.’

‘Ik zal de aanvoerder van mijn zusters huiswacht wel laten komen en hem erop wijzen dat ik evenzeer een Lannister ben als zij. Hij moet er even aan herinnerd worden dat hij eedplichtig is aan de Rots van Casterling, en niet aan Cersei of Joffry.’

Een uur later reed Tyrion de Rode Burcht uit onder begeleiding van een twaalftal Lannisterwachters in karmozijnrode mantels en met leeuwen bekroonde halfhelmen op. Toen ze onder het valhek doorreden viel zijn oog op de hoofden boven op de muren. Door ontbinding en oude teer zwart geworden, waren ze allang niet meer herkenbaar. ‘Kapitein Vylar,’ riep hij, ‘zorgt u ervoor dat die morgenvroeg verwijderd zijn. Breng ze maar naar de zwijgende zusters, dan kunnen die ze reinigen.’

Uitzoeken bij welk lichaam ze hoorden zou afschuwelijk zijn, maar het moest gebeuren. Zelfs tijdens een oorlog dienden de fatsoensregels in acht genomen te worden.

Aarzelend zei Vylar: ‘Zijne Genade heeft bevolen dat de hoofden van de verraders op de muur moeten blijven tot de laatste drie pieken aan het eind van de rij ook bezet zijn.’

‘Laat me eens in het wilde weg een gokje wagen. Eén voor Robb Stark, en de twee andere voor de heren Stannis en Renling. Kan dat kloppen?’

‘Ja, heer.’

‘Mijn neef is vandaag dertien geworden, Vylar. Knoopt u dat maar in uw oren. Ik wil dat die hoofden er morgen af zijn, of een van de lege pieken krijgt een andere bezetting. Begrijpt u wat ik bedoel, kapitein?’

‘Ik zal er persoonlijk zorg voor dragen dat ze verwijderd worden, heer.’

‘Goed.’ Tyrion dreef zijn hielen in de flanken van zijn paard en draafde ervandoor. De roodmantels moesten hem maar zien bij te houden. Hij had tegen Cersei gezegd dat hij zich een oordeel over de stad wilde vormen. Dat was niet helemaal gelogen. Het merendeel van wat hij zag beviel Tyrion Lannister niets. De straten van Koningslanding waren altijd al stampvol, ruig en lawaaierig geweest, maar nu roken ze naar gevaar op een manier die hij zich niet kon herinneren van zijn vorige bezoeken. Een troep verwilderde honden was bezig een naakt lijk te verscheuren dat bij de Straat der Weefgetouwen in de goot lag, maar niemand leek zich erom te bekreunen. Er vielen nogal wat wachters in gouden mantels en zwarte maliënhemden te signaleren die twee aan twee door de stegen liepen, hun ijzeren knotsen voortdurend bij de hand. De markten waren druk bevolkt met haveloze lieden die hun huisraad tegen elk bod van de hand deden, terwijl de boeren die voedsel verkochten juist schitterden door afwezigheid. De weinige landbouwproducten die hij zag waren drie keer zo duur als een jaar geleden. Een handelaar ventte aan een vleespen geroosterde ratten uit. ‘Verse ratten,’ riep hij luidkeels, ‘verse ratten.’ Verse rattten waren ongetwijfeld te prefereren boven oude, belegen, verrotte ratten. Het griezelige was dat ze er appetijtelijker uitzagen dan het meeste van wat de slagers aanboden. Op de Meelstraat zag Tyrion om de andere winkeldeur bewakers staan. Als de tijden mager werden ontdekten ook bakkers dat huurlingen goedkoper waren dan brood, peinsde hij.

‘Er komt zeker geen voedsel binnen?’ zei hij tegen Vylar.

‘Tamelijk weinig,’ gaf de kapitein toe. ‘Nu het oorlog is in het rivierengebied en heer Renling in Hooggaarde tot de opstand oproept, zijn de wegen naar het zuiden en westen geblokkeerd.’

‘En wat doet mijn waarde zuster daaraan?’

‘Zij onderneemt stappen om de koningsvrede te herstellen,’ verzekerde Vylar hem. ‘Heer Slink heeft de omvang van de Stadswacht verdriedubbeld en de koningin heeft duizend handwerkslieden bij onze verdedigingswerken ingezet. De metselaars verstevigen de muren, de timmerlieden bouwen blijden en katapults bij honderden tegelijk, de pijlenmakers en wapensmeden maken pijlen en klingen en het alchemistengilde heeft tienduizend potten wildvuur toegezegd.’

Tyrion schoof ongemakkelijk heen en weer in het zadel. Hij was blij dat Cersei niet stilzat, maar wildvuur was gevaarlijk spul, en tienduizend potten waren genoeg om heel Koningslanding in de as te leggen.

‘Waar haalt mijn zuster het geld vandaan om dat allemaal te bekostigen?’ Het was geen geheim dat koning Robert de kroon diep in de schulden had achtergelaten, en alchemisten lieten zich zelden met altruïsten verwisselen.

‘Heer Baelish vindt altijd wel een manier, heer. Hij heeft een belasting ingesteld voor iedereen die de stad in wil.’

‘Ja, dat werkt wel,’ zei Tyrion, en hij dacht: slim. Slim en wreed. Tienduizenden waren de strijd ontvlucht naar de vermeende veiligheid van Koningslanding. Hij had ze op de koningsweg gezien, troepen moeders met kinderen en bezorgde vaders die met begerige ogen naar zijn paarden en wagens hadden gestaard. Als die de stad bereikten zouden ze er ongetwijfeld al hun bezittingen voor over hebben om die hoge, geruststellende muren tussen hen en de oorlog in te krijgen… maar als ze van dat wildvuur wisten zouden ze zich wel twee keer bedenken. De herberg die het uithangbord met het gebroken aambeeld voerde stond in het zicht van die muren, bij de Godenpoort, waardoor ze die ochtend waren binnengekomen. Toen ze de binnenplaats opreden kwam er een jongen naar buiten rennen om Tyrion te helpen afstijgen. ‘Ga met uw mannen terug naar het kasteel,’ zei hij tegen Vylar. ‘Ik breng hier de nacht door.’

De kapitein trok een weifelend gezicht. ‘Bent u hier wel veilig, heer?’

‘Tja, wat dat betreft, kapitein, toen ik vanochtend deze herberg verliet zat die vol met Zwartoren. Een mens is nooit helemaal veilig met Chella, dochter van Cheyk in de buurt.’ Tyrion waggelde naar de deur en liet Vylar er verder naar raden wat hij bedoelde.

Een golf van plezier sloeg hem tegemoet toen hij de gelagkamer van de herberg inschuifelde. Hij herkende de zware grinnik van Chella en het lichtere, muzikale lachje van Shae. Het meisje zat aan een ronde tafel bij de haard wijn te nippen met drie van de Zwartoren die hij had achtergelaten om over haar te waken, en een gezette man die met zijn rug naar hem toe zat. De herbergier, nam hij aan… totdat Shae Tyrion bij zijn naam noemde en de indringer oprees. ‘Waarde heer, wat ben ik blij u hier te zien,’ zei hij op overdreven toon, en een verwekelijkte eunuchenglimlach verscheen op zijn gepoederde gezicht. Tyrion struikelde. ‘Heer Varys. Ik had niet verwacht u hier aan te treffen.’ Naar de Anderen met hem! Hoe is hij hier zo gauw achter gekomen?

‘Vergeef mij dat ik u lastig val,’ zei Varys. ‘Ik werd aangegrepen door een plotselinge aandrang, deze jongedame van u te ontmoeten.’

‘Jongedame,’ herhaalde Shae genietend zijn woorden. ‘U hebt voor de helft gelijk, heer. Ik ben jong.’

Achttien, dacht Tyrion. Achttien, en een hoer, maar snel van begrip, tussen de lakens lenig als een kat, met grote, donkere ogen, prachtig zwart haar en een Hef, zacht, gretig mondje… en van mij.’ Verdomde eunuch. ‘Ik vrees dat ik de indringer ben, heer Varys,’ zei hij met geforceerde hoffelijkheid. ‘Toen ik binnenkwam moet ik u bij iets vermakelijks gestoord hebben.’

‘Heer Varys complimenteerde Chella met haar oren en zei dat ze veel mannen gedood moest hebben, omdat ze zo’n prachtige halsketting droeg,’ legde Shae uit. Het stak hem om te horen dat ze Varys op die toon heer noemde. Bij hun spelletjes in bed noemde ze hém altijd zo.

‘En Chella vertelde hem dat alleen lafaards de overwonnenen doden.’

‘Het getuigt van meer moed de man te laten leven, zodat hij de kans heeft zijn schande uit te wissen door zijn oor terug te halen,’ verklaarde Chella, een kleine, donkere vrouw aan wiens weerzinwekkende halsketting maar liefst zesenveertig uitgedroogde, rimpelig geworden oren hingen. Tyrion had ze ooit eens geteld. ‘Alleen zo kun je bewijzen dat je je vijanden niet vreest.’

Shae tetterde: ‘En toen zei heer Varys hier dat hij geen rust meer zou hebben als hij een Zwartoor was, omdat hij alsmaar van mannen met één oor zou dromen.’

‘Een probleem dat ik nooit onder ogen hoef te zien,’ zei Tyrion. ‘Ik ben doodsbang voor mijn vijanden, dus ik maak ze allemaal dood.’

Varys giechelde. ‘Drinkt u wat wijn met ons, heer?’

‘Ik drink wat wijn.’ Tyrion ging naast Shae zitten. Anders dan Chella en het meisje begreep hij wat er aan de hand was. Varys was hier om een boodschap te brengen. Toen hij zei: Ik werd aangegrepen door een plotselinge aandrang om deze jongedame van u te ontmoeten, bedoelde hij eigenlijk te zeggen: Je hebt dan wel geprobeerd haar te verbergen, maar ik wist waar ze was, en wie ze was, en hier ben ik. Hij vroeg zich af wie hem had verraden. De herbergier, de staljongen, een poortwachter… of een van zijn eigen mensen?

‘Ik keer altijd graag via de Godenpoort in de stad terug,’ zei Varys tegen Shae toen hij de wijnbekers vulde. ‘Het beeldhouwwerk op het poortgebouw is uitgelezen. Ik krijg tranen in mijn ogen als ik het zie. Die ogen… zo expressief, vindt u ook niet? Het lijkt wel alsof ze je nakijken als je onder het valhek doorrijdt.’

‘Dat is mij niet opgevallen, heer,’ antwoordde Shae. ‘Ik zal morgen nog eens kijken, als u dat graag wilt.’

Doe geen moeite, liefje, dacht Tyrion terwijl hij de wijn in zijn beker liet ronddraaien. Hij geeft niets om beeldhouwwerk. Hij heeft het over zijn eigen ogen. Wat hij bedoelt is dat hij ons gadesloeg, dat hij wist dat we hier waren op het ogenblik dat we de poort door reden.

‘Voorzichtig hoor, kind,’ zei Varys met klem. ‘Koningslanding is op het moment niet helemaal veilig. Ik ken deze straten goed, en toch was ik vandaag bijna bang om hierheen te komen, alleen en ongewapend als ik was. Overal zijn wetteloze lieden in deze duistere tijden, o ja. Mannen met koud staal en een nog kouder hart. Waar ik alleen en ongewapend heen ga kan een ander slechts met het zwaard in de vuist naartoe, was wat hij werkelijk bedoelde.

Shae lachte alleen maar. ‘Als ze me lastig vallen zullen ze één oor minder hebben wanneer Chella ze wegjaagt.’

Varys loeide alsof dat het grappigste was dat hij ooit gehoord had. Maar zijn ogen lachten niet toen hij ze op Tyrion richtte. ‘Uw jongedame heeft iets innemends. Als ik u was zou ik heel goed op haar passen.’

‘Dat ben ik ook zeker van plan. Iedereen die haar te na komt… nou ja, voor een Zwartoor ben ik te klein, en ik wil niet beweren dat ik moedig ben.’ Zie je? Ik spreek dezelfde taal als jij, eunuch. Als je haar iets aandoet kost dat je je hoofd.

‘Ik ga u verlaten.’ Varys stond op. ‘Ik weet hoe moe u moet zijn. Ik wilde u slechts welkom heten, heer, en u zeggen hoezeer uw komst mij verheugt. We hebben u hard nodig in de raad. Hebt u die komeet gezien?’

‘Ik ben klein, niet blind,’ zei Tyrion. Op de koningsroute had het geleken of de komeet, die feller scheen dan de wassende maan, de halve hemel besloeg.

‘Buiten op straat wordt hij de Rode Boodschapper genoemd,’ zei Varys. ‘De mensen zeggen dat hij als heraut voor een koning uit gaat om te waarschuwen voor het naderende vuur en bloed.’ De eunuch wreef zijn gepoederde handen. ‘Mag ik u ten afscheid een raadsel opgeven, heer Tyrion?’ Hij wachtte het antwoord niet af. ‘In een kamer zitten drie grote heren, een koning, een priester, en een rijkaard met zijn goud. In hun midden staat een huurling, een kleine man van gewone afkomst, niet al te slim. Elk van de groten gebiedt hem de twee anderen te doden. “Doe het,” zegt de koning, “want ik ben uw wettige heer.” “Doe het,” zegt de priester, “want ik beveel het u in naam der goden.” “Doe het,” zegt de rijkaard, “en al dit goud is van u.” Zegt u eens: wie blijft er leven, en wie vinden de dood?’ Met een diepe buiging haastte de eunuch zich op zacht geslipperde voeten de gelagkamer uit. Toen hij weg was snoof Chella luid, en Shae’s knappe gezichtje rimpelde zich. ‘De rijkaard blijft leven. Ja toch?’

Tyrion nam peinzend een slokje wijn. ‘Misschien. Misschien ook niet. Het lijkt me dat dat van de huurling afhangt.’ Hij zette zijn beker neer.

‘Kom, laten we naar boven gaan.’

Ze moest boven aan de trap op hem wachten, want haar benen waren slank en soepel terwijl die van hem kort en onvolgroeid waren en door pijntjes gekweld werden. Maar toen hij haar bereikte glimlachte ze. ‘Hebt u me gemist?’ zei ze plagend terwijl ze zijn hand greep.

‘Vreselijk,’ bevestigde Tyrion. Shae was maar iets meer dan vijf voet lang, maar toch moest hij naar haar opkijken. Alleen, in haar geval merkte hij dat hij dat niet erg vond. Het was fijn om naar haar op te kijken.

‘U zult me in die Rode Burcht de hele tijd missen,’ zei ze toen ze hem naar haar kamer leidde. ‘Helemaal alleen in uw koude bed in de Toren van de Hand.’

‘Dat is maar al te waar.’ Tyrion zou haar graag bij zich hebben gehouden, maar dat had zijn vader verboden. Je neemt die hoer niet mee naar het hof, had heer Tywin bevolen. Hij had haar meegenomen naar de stad, maar hem niet verder durven trotseren. Al zijn gezag ontleende hij aan zijn vader, dat moest het meisje toch begrijpen. ‘Je zult niet ver weg zijn,’ beloofde hij haar. ‘Je krijgt een huis, met wachters en bedienden, en ik kom net zo vaak op bezoek als ik kan.’

Shae trapte de deur dicht. Door de glazen ruitjes van het smalle venster zag Tyrion de Grote Sept van Baelor die de heuvel van Visenya bekroonde, maar hij werd afgeleid door een heel ander uitzicht. Shae boog zich voorover, greep de zoom van haar jurk, trok die over haar hoofd en smeet hem opzij. Ze geloofde niet in ondergoed. ‘U zult geen rust meer hebben,’ zei ze terwijl ze daar roze, naakt en lieftallig voor hem stond, één hand op haar heup. ‘Telkens als u in bed stapt zult u aan mij denken. Dan krijgt u een stijve, zonder dat iemand u eraf kan helpen, en dan kunt u de slaap niet meer vatten, tenzij u…’ Ze lachte dat boosaardige grijnslachje waar Tyrion zo dol op was. ‘… is dat de reden dat ze het de Toren van de Hand noemen, heer?’

‘Hou je mond en geef me een zoen,’ beval hij.

Hij proefde de wijn op haar lippen en voelde hoe ze haar stevige kleine borsten tegen hem aandrukte terwijl haar vingers naar de veters van zijn hozen kropen. ‘Mijn leeuw,’ fluisterde ze toen hij de kus onderbrak om zich uit te kleden. ‘Mijn liefste heer, mijn reus van Lannister.’ Tyrion duwde haar naar het bed. Toen hij in haar drong schreeuwde ze hard genoeg om Baelor de Gezegende in zijn graftombe te wekken, en haar nagels trokken voren in zijn rug. Hij had nog nooit zo’n aangename pijn gevoeld. Dwaas, dacht hij na afloop, toen ze tussen de verkreukelde lakens in het midden van de doorzakkende matras lagen. Zul je het dan nooit leren, dwerg? Het is verdomme een hoer, ze houdt van je geld, niet van je pik. Denk aan Tysha! Maar toch, toen zijn vingers zachtjes over een tepel streken werd die stijf onder zijn aanraking, en hij zag het merkteken op haar borst waar hij haar in zijn hartstocht gebeten had.

‘En wat gaat u doen, heer, nu u de Hand des Konings bent?’ vroeg Shae toen hij zijn handpalm om dat warme, zachte lijf legde.

‘Iets dat Cersei nooit zal verwachten,’ prevelde Tyrion zachtjes tegen haar slanke hals. ‘Ik laat… gerechtigheid geschieden.’

Загрузка...