Tyrion

‘Toen ik jonger was sliep ik beter,’ verontschuldigde grootmaester Pycelle zich voor het vroege tijdstip van hun gesprek. ‘Ik sta liever op, zelfs als het overal nog donker is, dan dat ik me in bed lig op te winden over wat ik allemaal moet doen.’ Ondanks deze mededeling waren zijn oogleden zo dik dat hij nog half leek te slapen. In de ruime vertrekken onder het roekenhuis diende het meisje gekookte eieren, pruimenmoes en havermout op terwijl Pycelle zalvende vroomheden opdiste. ‘In deze droeve tijden, waarin zo velen hongeren, acht ik het niet meer dan gepast, mijn maaltijden karig te houden.’

‘Een loffelijk streven,’ beaamde Tyrion en hij tikte een groot bruin ei open dat hem op ongepaste wijze aan het kale, vlekkerige hoofd van de grootmaester deed denken. ‘Ik denk er anders over. Als er eten is eet ik het op, voor het geval er morgen niets is.’ Hij glimlachte. ‘En, zijn uw raven ook zo matineus?’

Pycelle streelde de sneeuwwitte baard die over zijn borst golfde.

‘Zeker. Zal ik na de maaltijd ganzenveer en inkt laten brengen?’

‘Niet nodig.’ Tyrion legde de brieven naast zijn havermout op de tafel, beide perkamenten stevig opgerold en aan beide uiteinden met was verzegeld. ‘Als u het meisje wegstuurt kunnen we praten.’

‘Laat ons alleen, kind,’ beval Pycelle. Het dienstmeisje haastte zich de kamer uit. ‘Die brieven dus…’

‘Bestemd voor de ogen van Doran Martel, vorst van Dorne.’ Tyrion pelde de gebarsten schaal van zijn ei en nam een hap. Er had zout op gemoeten. ‘Eén brief, in tweevoud. Stuur uw snelste vogels. De zaak is van groot belang.’

‘Ik zal ze op weg zenden zodra we hebben ontbeten.’

‘Doe het meteen. Pruimenmoes blijft wel goed, het rijk misschien niet. Heer Renling trekt met zijn leger op over de rozenweg en geen mens weet wanneer heer Stannis uit Drakensteen uitvaart.’

Pycelle knipperde met zijn ogen. ‘Heer, als u dat liever…’

‘Jawel.’

‘Ik ben hier om te dienen.’ De maester duwde zich met veel omhaal overeind, waarbij zijn ambtsketen zachtjes rinkelde. Het was een zwaar geval, een tiental maesterskragen om en door elkaar heen gevlochten en met juwelen versierd, en Tyrion had de indruk dat de schakels van goud, zilver en platina die van lager metaal verre in aantal overtroffen. Pycelle bewoog zich zo traag dat Tyrion genoeg tijd had om zijn ei op te eten en van de pruimenmoes te proeven — volgens hem verkookt en waterig — voor het geluid van wiekslagen hem overeind bracht. Hij zag de raaf, een donkere vlek tegen de ochtendhemel, en keerde zich energiek naar de doolhof van planken aan de andere kant van de kamer toe. De medicijnen van de maester boden een indrukwekkende aanblik: tientallen met was verzegelde potjes, honderden buisjes met stoppen erin, evenzovele flesjes van melkglas, talloze kruiken met gedroogde kruiden, en allemaal netjes van een etiket met Pycelles kriebelige handschrift voorzien. Een ordelijke geest, peinsde Tyrion, en als je de opstelling eenmaal uitgeplozen had kon je inderdaad zonder moeite zien dat ieder brouwsel zijn eigen plaats had. En zulke interessante dingen. Hij zag zoetslaap en nachtschade, papavermelksap, de tranen van Lys, grijshoedpoeder, monnikskap en duivelsdans, basiliskengif, blindoog, weduwenbloed… Zich op zijn tenen uitrekkend wist hij een klein, stoffig flesje van de bovenste plank te plukken. Toen hij het opschrift had gelezen glimlachte hij en stopte het in zijn mouw.

Hij zat aan tafel zijn volgende ei te pellen toen grootmaester Pycelle de trap af kwam sloffen. ‘Het is gebeurd, heer.’ De oude man ging zitten. ‘Een zaak als deze… beter meteen afhandelen, inderdaad, inderdaad… van groot belang, zegt u?’

‘Zeker.’ De havermout was te dik, merkte Tyrion, en er had boter en honing doorheen gemoeten. Maar boter en honing waren tegenwoordig natuurlijk zeldzaam in Koningslanding, al zorgde heer Gyllis ervoor dat er in het slot voldoende van was. De helft van hun voedsel kwam dezer dagen van zijn landerijen of die van vrouwe Tanda. Roswijk en Stoockewaard lagen niet ver ten noorden van de stad en hadden nog geen hinder van de oorlog ondervonden.

‘De vorst van Dorne persoonlijk. Zou ik mogen weten…’

‘Liever niet.’

‘Zoals u wilt.’ Pycelle liep bijna zichtbaar over van nieuwsgierigheid.

‘Wellicht… de koninklijke raad…’

Tyrion tikte met zijn houten lepel tegen de rand van de kom. ‘De raad bestaat om de koning van advies te dienen, maester.’

‘Precies,’ zei Pycelle, ‘en de koning…’

‘… is een jongen van veertien. Ik spreek met zijn stem.’

‘Dat is zo. Inderdaad. De hoogst eigen Hand des Konings. Toch… uw zeer genadige zuster, onze Regentes, die…’

‘… draagt een grote last op die lieftallige witte schoudertjes van haar. Ik zou haar niet graag nog zwaarder belasten. U wel?’ Tyrion hield zijn hoofd scheef en keek de grootmaester onderzoekend aan.

Pycelle liet zijn blik weer naar zijn eten zakken. Iets in de ongelijke groen-met-zwarte ogen van Tyrion maakte de mensen onrustig. Van die wetenschap maakte hij een nuttig gebruik. ‘Ach,’ prevelde de oude man tegen zijn pruimenmoes. ‘U zult ongetwijfeld gelijk hebben, heer. Erg voorkomend van u… dat u haar deze… last wilt besparen.’

‘Dat ben ik nou ten voeten uit.’ Tyrion wijdde zich weer aan de onbevredigende havermout. ‘Voorkomend. Al met al is Cersei mijn eigen lieve zusje.’

‘En een vrouw, natuurlijk,’ zei grootmaester Pycelle. ‘Een heel ongewone vrouw, en toch… het is niet gering dat ze zich ondanks de kwetsbaarheid van haar sekse om alle zorgen van het rijk bekommert…’

O ja, het is zo’n kwetsbaar duifje, vraag het Eddard Stark maar. ‘Het doet mij genoegen dat u mijn zorgen deelt. En ik dank u dat u mij de gastvrijheid van uw tafel hebt geboden. Maar ik heb nog een lange dag voor me.’ Hij zwaaide zijn benen opzij en klauterde zijn stoel af. ‘Wilt u zo goed zijn mij op de hoogte te stellen zodra er antwoord uit Dorne komt?’

‘Zoals u zegt, heer.’

‘En uitsluitend aan mij?’

‘Eh… natuurlijk.’ Pycelles vlekkerige hand graaide naar zijn baard zoals een drenkeling naar een touw graait. Tyrions hart sprong op. Eén, dacht hij.

Hij waggelde naar buiten, het benedenplein op, en zijn onvolgroeide benen beklaagden zich over de treden. De zon was nu helemaal op en het slot ontwaakte. Wachters liepen over de muren en ridders en krijgsknechten oefenden met stompe wapens. Bronn zat vlakbij op de rand van een put. Een paar aantrekkelijke dienstmeisjes slenterden voorbij met een tenen mand vol biezen tussen zich in, maar de huurling keek niet eens. ‘Bronn, je brengt me tot wanhoop.’ Tyrion wees naar de meisjes. ‘Nou krijg je zoiets moois te zien, en het enige waar je naar kijkt is een troep pummels die een hoop herrie maken.’

‘Er zijn zeker honderd bordelen in deze stad waar ik al voor één gesnoeid koperstuk iedere kut kan kopen die ik wil,’ antwoordde Bronn.

‘Maar op een dag hangt mijn leven er misschien van af hoe goed ik die pummels van jou heb bekeken.’ Hij stond op. ‘Wie is die knaap in dat blauwgeruite overkleed met de drie ogen op zijn schild?’

‘Een hagenridder. Hij noemt zich de Lange. Waarom?’

Bronn veegde een haarsliert uit zijn ogen. ‘Dat is de beste. Maar let op, hij houdt er een eigen ritme op na, en telkens als hij aanvalt deelt hij zijn slagen in precies dezelfde volgorde uit.’ Hij grijnsde. ‘Dat wordt zijn dood, de dag dat hij mij tegenover zich krijgt.’

‘Hij heeft zijn zwaard aan Joffry opgedragen, dus dat zit er niet in.’

Ze staken het binnenplein over, waarbij Bronn zijn grote stappen aan de kleine van Tyrion aanpaste. De laatste tijd zag de huurling er bijna respectabel uit. Zijn donkere haar was gewassen en geborsteld, hij was pas geschoren en droeg het zwarte borstharnas van een officier van de Stadswacht. Om zijn schouders hing de karmijnrode mantel van de Lannisters met een patroon van gouden handen. Die had Tyrion hem ten geschenke gegeven toen hij hem tot kapitein van zijn lijfwacht benoemd had. ‘Hoeveel lui staan er vandaag weer op de stoep?’ informeerde hij.

‘Ruim dertig,’ antwoordde Bronn. ‘De meeste hebben een klacht of willen iets, zoals altijd. Je huisdier meldde zich ook weer.’

Hij kreunde. ‘Vrouwe Tanda?’

‘Haar page. Ze nodigt je weer uit om bij haar te dineren. Er is wildbraad, zegt ze, een koppel gevulde ganzen met moerbeisaus, en…’

‘… haar dochter,’ voltooide Tyrion gemelijk. Sinds het ogenblik dat hij in de Rode Burcht was gearriveerd bestookte vrouwe Tanda hem met een onuitputtelijk arsenaal aan vispasteien, wilde everzwijnen en smakelijke roomschotels. Om de een of andere reden had ze het in haar hoofd gezet dat een dwergjonkertje de volmaakte echtgenoot voor haar dochter Lollys zou zijn, een onbenul van een meid, week en omvangrijk en naar het gerucht wilde op haar drieëndertigste nog steeds maagd.

‘Stuur maar een bedankje.’

‘Geen trek in gevulde gans?’ Bronn grijnsde kwaadaardig.

‘Misschien moet jij die gans opeten en met het meisje trouwen. Of nog beter, je stuurt Shagga.’

‘Shagga zal eerder het meisje opeten en met de gans trouwen,’ merkte Bronn op. ‘Lollys is trouwens zwaarder dan hij.’

‘Dat is ook weer waar,’ gaf Tyrion toe terwijl ze de schaduw van een overdekte loopbrug tussen twee torens indoken. ‘Wie wil me verder nog spreken?’

De huurling werd wat serieuzer. ‘Een geldschieter uit Braavos met een ingewikkelde papierwinkel en wat dies meer zij, verzoekt de koning te mogen spreken over de afbetaling van een of andere lening.’

‘Alsof Joff verder dan tot twintig kan tellen. Stuur de man maar naar Pinkje, die weet wel hoe hij hem af moet schepen. De volgende?’

‘Een jonkertje van de Drietand die zegt dat uw vaders mannen zijn burcht platgebrand, zijn vrouw verkracht en al zijn boeren afgeslacht heben.’

‘Volgens mij heet dat oorlog.’ Het werk van Gregor Clegane, dat kon Tyrion van een afstand ruiken. Of dat van ser Amaury Lors of van zijn vaders andere favoriete hellehond, de Qohorik. ‘Wat wil hij van Joffry?’

‘Nieuwe boeren,’ zei Bronn. ‘Hij is helemaal hierheen komen lopen om uit te galmen hoe trouw hij wel niet is, en om schadevergoeding te verzoeken.’

‘Ik maak morgen wel tijd voor hem.’ Of hij nu werkelijk trouw of alleen maar wanhopig was, een meegaande rivierheer zou nuttig kunnen zijn. ‘Zorg dat hij een comfortabel onderkomen en een warme maaltijd krijgt. Stuur hem ook een paar nieuwe laarzen, goeie exemplaren, met de complimenten van koning Joffry.’ Het kon nooit kwaad je een keertje vrijgevig te betonen.

Bronn gaf een kort knikje, ‘Dan is er ook nog een massa bakkers, slagers en kruideniers die om gehoor roepen.’

‘Die heb ik de vorige keer al gezegd dat ik ze niets te geven heb.’ Er kwam maar een dun straaltje levensmiddelen in Koningslanding binnensijpelen, voor het merendeel bestemd voor het slot en het garnizoen. De prijs van groenten, wortelen, meel en fruit was tot duizelingwekkende hoogten gestegen, en Tyrion dacht er liever niet aan wat voor vlees er in de ketels en potten van de Vlooienzak ging. Vis, naar hij hoopte. Ze hadden de rivier en de zee nog… in elk geval totdat heer Stannis zou uitvaren.

‘Ze eisen bescherming. Gisteravond is er een bakker in zijn eigen oven geroosterd. De menigte riep dat hij te veel geld vroeg voor zijn brood.’

‘En was dat zo?’

‘Hij zal het zelf niet meer ontkennen.’

‘Ze hebben hem toch niet opgegeten?’

‘Niet dat ik weet.’

‘De volgende keer doen ze dat wel,’ zei Tyrion grimmig. ‘Ik geef ze alle bescherming die ik kan. De goudmantels…’

‘Ze beweren dat er goudmantels bij die menigte zaten,’ zei Bronn.

‘Ze eisen een gesprek met de koning zelf.’

‘Stomme idioten.’ Tyrion had ze met spijtbetuigingen weggestuurd, zijn neef zou ze met zwepen en speren wegsturen. Hij kwam min of meer in de verleiding om toe te stemmen… maar nee, dat durfde hij niet. Vroeg of laat zou een van hun vijanden tegen Koningslanding optrekken, en het laatste dat hij kon gebruiken waren potentiële verraders binnen de stadsmuren. ‘Zeg maar dat koning Joffry hun vrees deelt en voor hen zal doen wat hij kan.’

‘Ze willen brood, geen beloften.’

‘Als ik ze vandaag brood geef staan er morgen twee keer zoveel voor de poort. Wie nog meer?’

‘Een zwarte broeder van de Muur. De hofmeester zegt dat hij een verrotte hand in een pot bij zich heeft.’

Tyrion glimlachte flauw. ‘En die heeft niemand opgegeten? Daar hoor ik van op. Het is toch niet toevallig Yoren?’

‘Nee. Een of andere ridder. Doren.’

‘Ser Alliser Doren?’ Van alle zwarte broeders die hij bij de Muur had leren kennen had Tyrion ser Alliser Doren het minst gemogen. Een verbitterde, kleinzielige man met een te groot gevoel van eigenwaarde. ‘Nu ik erbij stilsta geloof ik niet dat ik ser Alliser op dit moment wil spreken. Bezorg hem maar een knusse cel waarin de biezen al een jaar niet zijn ververst en laat zijn hand rustig nog een beetje verder rotten.’

Bronn lachte snorkend en vertrok, terwijl Tyrion zich langs de kronkeltrap omhoogworstelde. Toen hij over het voorplein hompelde hoorde hij het valhek omhoogratelen. Zijn zuster stond met een groot gezelschap bij de hoofdpoort te wachten. Gezeten op haar witte hakkenei torende Cersei hoog boven hem uit, een godin in het groen. ‘Broer!’ riep ze uit, niet al te hartelijk. De manier waarop hij met Janos Slink had afgerekend was de koningin in het verkeerde keelgat geschoten.

‘Uwe Genade.’ Tyrion boog beleefd. ‘Je ziet er beeldschoon uit, vanmorgen.’ Haar kroon was van goud, haar mantel van hermelijn. Haar gevolg zat achter haar te paard: ser Boros Both van de Koningsgarde, getooid met een wit schubbenpantser en zijn lievelingsfrons; ser Balon Swaan, aan wiens met zilver ingelegde zadel een boog bungelde; heer Gyllis Roswijck, die piepte en kuchte als nimmer tevoren; Hallyn de Vuurbezweerder van het alchemistengilde; en de nieuwste favoriet van de koningin, hun neef ser Lancel Lannister, de schildknaap van wijlen haar echtgenoot, op aandringen van de weduwe tot ridder opgewaardeerd. Vylar escorteerde hen aan het hoofd van twintig wachters. ‘Waar ga je vandaag heen, zusje?’ vroeg Tyrion.

‘Ik ga de ronde maken langs de poorten om de nieuwe schorpioenen en vuurspuwers te inspecteren. Het gaat niet aan dat we allemaal even onverschillig tegenover de verdediging van de stad staan als jij blijkbaar doet.’ Cersei keek hem strak aan met haar heidergroene ogen, die zelfs nog mooi waren als ze minachtend keken. ‘Ik heb vernomen dat Renling Baratheon uit Hooggaarde is vertrokken. Hij marcheert aan het hoofd van zijn verzamelde strijdkrachten over de rozenweg op.’

‘Dat heeft Varys mij ook gerapporteerd.’

‘Hij kan met volle maan hier zijn.’

‘Niet als hij er zoals nu zijn gemak van blijft nemen,’ stelde Tyrion haar gerust. ‘Hij zit elke avond in een ander kasteel aan een banket aan, en houdt bij iedere kruising hofdag.’

‘En iedere dag scharen zich meer manschappen onder zijn banieren. Zijn krijgsmacht is nu honderdduizend man sterk, heb ik gehoord.’

‘Dat lijkt me nogal veel.’

‘Hij heeft de voltallige legermacht van Stormeinde en Hooggaarde achter zich, kleine dwaas die je bent,’ snauwde Cersei hem van uit de hoogte toe. ‘Alle baandermannen van Tyrel op de Roodweyns na, en dat laatste heb je aan mij te danken. Zolang ik zijn pokdalige tweeling hier heb zal heer Paxter in het Prieel blijven zitten en zich gelukkig prijzen dat hij er niet bij is.’

‘Jammer dat je de Bloemenridder door je mooie vingers hebt laten glippen. Anderzijds heeft Renling nog wel meer zorgen. Onze vader in Harrenhal, Robb Stark in Stroomvliet… als ik hem was zou ik niet zo heel anders handelen. Toezien hoe mijn rivalen het uitvechten terwijl ik wachtte tot mijn tijd lekker rijp was. Als Stark ons verslaat zal het zuiden Renling als een rijpe vrucht van de goden in handen vallen zonder dat hij één man heeft verloren. En als het de andere kant op gaat kan hij zich op ons storten terwijl wij verzwakt zijn.’

Dat bevredigde Cersei niet. ‘Jij moet zorgen dat vader met zijn leger naar Koningslanding komt.’

Waar het geen enkel ander doel zal dienen dan jou een gevoel van veiligheid te bezorgen. ‘Wanneer heb ik vader ooit ergens toe kunnen dwingen?’

Die vraag negeerde ze. ‘En wanneer ga je Jaime bevrijden? Hij is honderd keer zoveel waard als jij.’

Tyrion grijnsde scheef. ‘Vertel dat alsjeblieft niet aan vrouwe Stark. We hebben geen honderd Tyrions uit te wisselen.’

‘Vader moet gek zijn geweest dat hij jou heeft gestuurd. Je bent minder dan nutteloos.’ Met een ruk wendde de koningin de teugels van haar hakkenei. Ze reed in gestrekte draf de poort uit, en haar hermelijnen mantel wapperde achter haar aan.

In feite was Tyrion niet half zo bang voor Renling Baratheon als voor zijn broer Stannis. Renling was de lieveling van het volk, maar hij had nooit een leger aangevoerd. Stannis was anders: hard, koud, onverbiddelijk. Konden ze er maar achter komen wat er op Drakensteen gebeurde… maar geen van de vissers die hij had betaald om op het eiland te spioneren was ooit teruggekeerd en zelfs de verklikkers die de eunuch naar eigen zeggen in Stannis’ huishouding had geplaatst bewaarden een onheilspellend stilzwijgen. Maar voor de kust waren de gestreepte rompen van oorlogsgaleien uit Lys gesignaleerd, en uit Myr had Varys berichten gehoord over huurlingkapiteins die bij Drakensteen in dienst waren gegaan. Als Stannis vanuit zee aanvalt terwijl zijn broer Renling de poorten bestormt, zal het niet lang duren voordat ze Joffry’s hoofd op een piek zetten. Erger nog, het mijne komt ernaast te staan. Een deprimerende gedachte. Hij moest plannen maken om Shae veilig de stad uit te krijgen voor het geval zijn ergste vrees bewaarheid zou worden. Podderik Peyn stond voor de deur van zijn bovenvertrek de vloer te bestuderen. ‘Hij is binnen,’ meldde hij aan Tyrions riemgesp. ‘In uw bovenvertrek. Heer. Het spijt me.’

Tyrion zuchtte. ‘Kijk me aan, Pod. Ik krijg de zenuwen als je tegen mijn schaamrokje praat, vooral als ik er geen draag. Wie is er in mijn bovenvertrek?’

‘Pinkje.’ Podderik slaagde erin heel even naar zijn gezicht te kijken en sloeg toen ijlings zijn ogen neer. ‘Ik bedoel, heer Petyr. Heer Baelish. De muntmeester.’

‘Zoals jij het brengt lijkt het wel een menigte.’ De jongen dook in elkaar alsof hij geslagen was, en Tyrion voelde zich belachelijk schuldig. Heer Petyr zat op zijn vensterbank, languissant en elegant, met een pluchen, pruimkleurig wambuis aan en een geelsatijnen cape. Een gehandschoende hand lag op zijn knie. ‘De koning is met een kruisboog tegen hazen aan het vechten,’ zei hij. ‘En de hazen winnen. Kom maar kijken.’

Tyrion moest op zijn tenen staan om het te zien. Beneden op de grond lag een dode haas, en een tweede lag met lange, trillende oren te creperen aan een kruisboogbout in zijn flank. De aangestampte aarde lag bezaaid met afgeschoten projectielen, als strootjes die door een storm alle kanten op geblazen waren. ‘Nu!’ riep Joff. De wildmeester liet de haas die hij vasthield los en het beest stoof ervandoor. Joff gaf een ruk aan de pal van de kruisboog. De pijl ging twee voet naast. De haas ging op zijn achterpoten zitten en snuffelde in de richting van de koning. Vloekend draaide Joff aan het wieltje om zijn pees weer te spannen, maar voor die weer strak stond was het dier al verdwenen. ‘Nog een!’

De wildmeester stak zijn arm in het hok. Deze haas schoot als een bruine schicht langs de stenen terwijl Joffry’s overhaaste schot bijna in ser Prestens lies belandde.

Met een plagerige blik in zijn ogen keerde Pinkje zich af. ‘Hou jij van ingemaakte haas, jongen?’ vroeg hij aan Podderik Peyn.

Pod staarde naar de laarzen van de bezoeker, fraaie exemplaren van roodgeverfd leer, met zwarte krullen versierd. ‘Om te eten, heer?’

‘Investeer je geld in inmaakpotten,’ ried Pinkje hem aan. ‘Binnenkort stikt het in het kasteel van de hazen. Dan eten we drie keer per dag haas.’

‘Beter dan ratten aan het spit,’ zei Tyrion. ‘Pod, je kunt gaan. Tenzij heer Petyr een verversing wil?’

‘Nee, dank u.’ Pinkje liet zijn spotlach flitsen. ‘Ga drinken met de dwerg, zeggen ze, en als je wakker wordt marcheer je over de Muur.’

Zwart haalt mijn ongezonde bleekheid zo naar voren.’

Wees maar niet bang, dacht Tyrion. Met jou heb ik andere plannen. Hij ging op een stapel kussentjes in een hoge stoel zitten en zei: ‘U ziet er vandaag heel elegant uit, heer.’

‘Ik ben gekwetst. Mijn streven is om er elke dag elegant uit te zien.’

‘Is dat wambuis nieuw?’

‘Inderdaad. Uw opmerkingsgave is groot.’

‘Pruimen met geel. Zijn dat de kleuren van uw huis?’

‘Nee. Maar dag in dag uit dezelfde kleuren dragen gaat op den duur vervelen, heb ik ontdekt.’

‘Dat mes is ook fraai.’

‘O ja?’ Pinkjes ogen kregen iets plagerigs. Hij trok het mes en wierp er een nonchalante blik op, alsof hij het nog nooit gezien had. ‘Valyrisch staal en een heft van drakenbeen. Maar wel wat gewoontjes. Als u wilt is het van u.’

‘Van mij?’ Tyrion keek hem indringend aan. ‘Nee, toch maar niet. Niet van mij.’ Hij weet het, de brutale hond. Hij weet het, hij weet dat ik het weet, en hij denkt dat ik hem niets kan maken. Als ooit iemand zich echt in een gouden wapenrusting had gehuld dan was het Petyr Baelish, en niet Jaime Lannister. Jaimes fameuze harnas was maar van verguld staal, maar Pinkje… o, Tyrion was zo het een en ander te weten gekomen van die beste Petyr, en dat had hem er niet geruster op gemaakt.

Tien jaar geleden had Jon Arryn hem een onbezoldigd baantje bij de tolheffing bezorgd. Heer Petyr had zich al snel onderscheiden door drie keer zoveel binnen te halen als ’s konings overige tolgaarders. Koning Robert was een geldverkwister. Een man als Petyr Baelish, die de gave bezat om twee gouden draken tegen elkaar te wrijven en zo een derde te verwekken, was voor zijn Hand van onschatbare waarde. Zijn ster was pijlsnel gerezen. Binnen drie jaar na zijn komst aan het hof was hij al muntmeester en lid van de kleine raad, en op dit moment waren de inkomsten van de kroon driemaal zo hoog als ze onder zijn zwaarbeproefde voorganger waren geweest… al waren ook de schulden van de kroon enorm opgelopen. Een meester-goochelaar, dat was Petyr Baelish. Zeker, hij was slim. Hij verzamelde het goud niet gewoon maar om het in een schatkamer op te bergen, welnee. Hij betaalde de schulden van de koning met beloften en liet het goud van de koning rollen. Hij kocht wagens, winkels, schepen en huizen. Hij kocht graan als het in overvloed aanwezig was en verkocht brood als het schaars werd. Hij kocht wol uit het noorden, linnen uit het zuiden en kant uit Lys, sloeg het op, bracht het naar elders over, verfde het en verkocht het. De gouden draken vermenigvuldigden zich en Pinkje leende ze uit en haalde ze samen met hun jongen weer naar huis.

En al doende schoof hij zijn pionnen op hun plek. Alle vier de Sleutelbewaarders waren zijn mannen. De koninklijke rekenmeester en waagmeester waren door hem benoemd. De opzichters van alle drie de Koninklijke Munten. Havenmeesters, belastingpachters, tolbeambten, wolkeurders, belastinggaarders, scheepshofmeesters, wijnkeurders, negen van de tien waren mannen van Pinkje. Ze waren doorgaans uit de middelste regionen afkomstig: zonen van kooplieden, lagere jonkers, soms zelfs buitenlanders, maar naar hun resultaten te oordelen veel bekwamer dan hun hooggeboren voorgangers. Het was nooit bij iemand opgekomen de benoemingen in twijfel te trekken, en waarom ook? Pinkje vormde voor niemand een bedreiging. Een slimme, glimlachende man, makkelijk in de omgang, een allemansvriend, altijd in staat het goud te vinden dat de koning of zijn Hand nodig hadden, en toch qua afkomst zo onbetekenend, maar één tree hoger dan een hagenridder, dat niemand hem vreesde. Hij had geen banieren om bijeen te roepen, geen leger van volgelingen, geen grote veste, geen noemenswaardige ridderhofsteden en geen vooruitzichten op een voordelig huwelijk.

Maar durf ik hem te na te komen? vroeg Tyrion zich af. Al is hij dan ook een verrader? Hij was er allerminst zeker van dat hij dat zou kunnen, en al helemaal niet nu er oorlog woedde. Mettertijd zou hij Pinkjes mannen op sleutelposities wel door de zijne kunnen vervangen, maar…

Van de binnenplaats steeg een kreet op. ‘Aha. Zijne Genade heeft een haas geschoten,’ merkte heer Baelish op.

‘Ongetwijfeld een trage,’ meende Tyrion. ‘Heer, u bent opgevoed in Stroomvliet. Ik heb gehoord dat daarbij een nauwe band is ontstaan tussen u en de Tullings.’

‘Dat kun je wel zeggen. Vooral tussen mij en de meisjes.’

‘Hoe nauw?’

‘Ik heb ze ontmaagd. Is dat nauw genoeg?’

De leugen — Tyrion was er tamelijk zeker van dat het een leugen was — werd zo nonchalant gebracht dat het bijna geloofwaardig klonk. Was het mogelijk dat Catelyn Stark had gelogen? Over haar ontmaagding, en ook over die dolk? Hoe langer hij leefde, hoe meer het tot Tyrion doordrong dat niets eenvoudig en maar weinig waar was. ‘Mij mogen heer Hosters dochters niet,’ bekende hij. ‘Ik betwijfel of ze enig voorstel dat van mij afkomstig was, zullen willen aanhoren. Maar komt het van u, dan klinken diezelfde woorden hun allicht aangenamer in de oren.’

‘Dat hangt van de woorden af. Als u Sansa wilt aanbieden in ruil voor uw broer kunt u beter andermans tijd verspillen. Joffry zal zijn speeltje nooit opgeven, en vrouwe Catelyn is niet zo dwaas dat ze de Koningsmoordenaar tegen een tenger jong wicht zal ruilen.’

‘Ik ben van plan ook Arya in handen te krijgen. Er wordt al naar haar gezocht.’

‘Zoeken is nog geen vinden.’

‘Ik zal het in mijn oren knopen, heer. Maar hoe dan ook, het ging me om vrouwe Lysa. Ik had gehoopt dat u uw invloed op haar zou willen uitoefenen. Haar heb ik iets leukers te bieden.’

‘Lysa is plooibaarder dan Catelyn, dat is zo… maar ook banger, en ik heb begrepen dat ze u haat.’

‘Ze meent daar een goede reden voor te hebben. Toen ik bij haar in het Adelaarsnest te gast was, beweerde ze bij hoog en bij laag dat ik haar echtgenoot had vermoord, en toen ik ontkende weigerde ze te luisteren.’ Hij boog zich naar voren. ‘Als ik haar de echte moordenaar van Jon Arryn zou bezorgen zou haar oordeel over mij allicht gunstiger uitvallen.’

Pinkje ging recht overeind zitten. ‘De echte moordenaar? Ik moet bekennen dat u me nieuwsgierig maakt. Aan wie had u gedacht?’

Nu was het Tyrions beurt om te glimlachen. ‘Aan vrienden geef ik geschenken, voor niets. Als Lysa Arryn dat nu eens zou begrijpen.’

‘Wilt u haar vriendschap of haar zwaarden?’

‘Allebei.’

Pinkje streelde zijn stijve sikje. ‘Lysa heeft zo haar problemen. Clans die vanuit de Maanbergen op rooftocht gaan, in groteren getale dan ooit tevoren… en beter bewapend.’

‘Zorgwekkkend,’ zei Tyrion Lannister, die hun de wapens verschaft had. ‘Op dat punt zou ik haar wel hulp kunnen bieden. Een kort bericht van mij…’

‘En wat zou dat korte bericht haar kosten?’

‘Ik wil dat vrouwe Lysa en haar zoon Joffry als koning erkennen, de leeneed afleggen en…’

‘… ten strijde trekken tegen de Starks en de Tullings?’ Pinkje schudde zijn hoofd. ‘Daar wringt uw schoen, Lannister. Lysa zal haar ridders nooit tegen Stroomvliet inzetten.’

‘Dat zou ik ook niet van haar vragen. Het ontbreekt ons niet aan vijanden. Ik zou haar strijdkrachten gebruiken om heer Renling te weerstaan, of heer Stannis, als die vanuit Drakensteen in beweging komt. In ruil daarvoor krijgt zij gerechtigheid voor Jon Arryn en vrede in de Vallei. Ik zal zelfs dat stuitende jong van haar tot landvoogd van het oosten benoemen, zoals zijn vader vóór hem.’ Ik wil hem zien vliegen, fluisterde een jongensstem vagelijk in zijn herinnering. ‘En om de afspraak te bezegelen geef ik haar mijn nichtje.’

Tot zijn voldoening zag hij een blik van oprechte verrassing in de grijsgroene ogen van Petyr Baelish. ‘Myrcella?’

‘Zodra ze mondig wordt kan ze met de kleine heer Robert trouwen. Tot dan zal ze als vrouwe Lysa’s pupil in het Adelaarsnest wonen.’

‘En wat vindt Hare Genade van deze manoeuvre?’ Toen Tyrion zijn schouders ophaalde schoot Pinkje in de lach. ‘Ik dacht al van niet. U bent een gevaarlijk mannetje, Lannister. Ja, ik denk wel dat ik Lysa dat liedje kan voorzingen.’ Weer dat sluwe lachje en die plagerige blik in zijn ogen. ‘Als ik er zin in had.’

Tyrion knikte en wachtte, wetend dat Pinkje niet lang zijn mond zou kunnen houden.

‘Dus,’ vervolgde heer Petyr na een kort stilzwijgen zonder enige terughoudendheid, ‘wat zit er voor mij in het vat?’

‘Harrenhal.’

Zijn gezicht was het aanzien waard. Heer Petyrs vader was de laagste der lagere heren geweest en zijn grootvader een hagenridder zonder eigen grond. Van huis uit bezat hij slechts een paar rotsige morgens land aan de winderige kust van de Vingers. Harrenhal was een van de rijpste appels van de Zeven Koninkrijken, met uitgestrekte, vette en vruchtbare landerijen. Het enorme kasteel was een van de sterkste van het rijk… en zo immens groot dat Stroomvliet erbij in het niet verzonk; Stroomvliet, waar Petyr Baelish door de Tullings was opgevoed, om ruw te worden verjaagd toen hij het waagde zijn oog op heer Hosters dochter te laten vallen. Pinkje nam een momentje de tijd om de plooien van zijn cape te herschikken, maar Tyrion had gezien hoe gretig zijn sluwe kattenogen waren opgelicht. Ik heb hem, wist hij. ‘Harrenhal is vervloekt,’ zei heer Petyr na een ogenblik en hij deed zijn best om verveeld te klinken.

‘Dan breekt u het tot de grond toe af en bouwt het naar eigen smaak weer op. Aan geld zal het u niet ontbreken. Ik ben van plan u leenheer van de Drietand te maken. De rivierheren hebben laten zien dat ze niet te vertrouwen zijn. Laat ze u hun grondgebied maar in leen opdragen.’

‘Zelfs de Tullings?’

‘Voor zover er na afloop nog Tullings over zijn.’

Pinkje keek als een jongetje dat zojuist stiekem een hap van een honingraat heeft genomen. Hij deed echt zijn best voor de bijen op te passen, maar de honing was wel heel erg zoet. ‘Harrenhal met al zijn landerijen en inkomsten,’ peinsde hij. ‘Daarmee verheft u me in één klap tot een van de grootste machthebbers van het rijk. Ik wil niet ondankbaar lijken, heer, maar… waarom?’

‘U hebt mijn zuster buitengewoon goede diensten bewezen inzake de opvolgingskwestie.’

‘Dat geldt ook voor Janos Slink. Die nog tamelijk recentelijk met datzelfde Harrenhal werd beleend… maar zodra hij niet langer nuttig was, werd het hem weer afgepakt.’

Tyrion lachte. ‘Die zit. Wat kan ik daarop zeggen? Ik heb u nodig om ons vrouwe Lysa te bezorgen. Janos Slink had ik niet nodig.’ Hij trok enigszins scheef zijn schouders op. ‘Ik zie u liever in Harrenhal zitten dan Renling op de IJzeren Troon. Kan het nog duidelijker?’

‘Ik zou niet weten hoe. U beseft wel dat ik mogelijk weer het bed met Lysa Arryn zal moeten delen om haar instemming met dit huwelijk te verkrijgen?’

‘Ik twijfel er niet aan of u zult tegen uw taak opgewassen zijn.’

‘Als je naakt naast een lelijke vrouw belandt, heb ik eens tegen Ned Stark gezegd, kun je alleen maar je ogen sluiten en gewoon je gang gaan.’

Pinkje plaatste zijn vingers tegen elkaar en staarde Tyrion in zijn ongelijke ogen. ‘Geef me twee weken om mijn zaken af te handelen en een schip naar Meeuwstede te regelen.’

‘Dat lukt nog wel.’

Zijn gast stond op. ‘Een hoogst aangename ochtend, Lannister. En winstgevend ook… voor ons allebei, neem ik aan.’ Hij boog en schreed de deur uit, waarbij zijn gele cape om hem heen zwierde. Twee, dacht Tyrion.

Hij klom naar zijn slaapkamer om daar op Varys te wachten, die binnenkort zou verschijnen. Met het vallen van de avond, vermoedde hij. Misschien pas met het opgaan van de maan, al hoopte hij van niet. Hij had gehoopt vanavond Shae te kunnen bezoeken. Toen Galt van de Steenkraaien hem meldde dat de gepoederde man voor de deur stond was hij aangenaam verrast. ‘U bent wreed, dat u de grootmaester zo in het duister laat tasten,’ berispte de eunuch hem. ‘Die man kan heel slecht tegen geheimen.’

‘Hoor ik daar een kraai de raaf verwijten dat hij zwart ziet? Of wilt u liever niet weten wat ik Doran Martel heb voorgesteld?’

Varys giechelde. ‘Misschien heb ik dat al van mijn kleine vogeltjes gehoord?’

‘O ja?’ Dit moest hij horen. ‘Ga door.’

‘Tot dusverre hebben die van Dorne zich van de strijd afzijdig gehouden. Doran Martel heeft zijn banieren opgeroepen, maar meer ook niet. Zijn haat jegens het huis Lannister is alom bekend, en men is algemeen van mening dat hij zich achter heer Renling zal scharen. U wilt hem op andere gedachten brengen.’

‘Dat ligt allemaal nogal voor de hand,’ zei Tyrion.

‘Het enige raadsel is: wat hebt u hem aangeboden in ruil voor een bondgenootschap? De vorst is een sentimenteel man, en hij rouwt nog altijd om zijn zuster Elia en haar lieve kindertjes.’

‘Mijn vader zei eens dat een heerser zijn gevoelens nooit in de weg mag laten staan van zijn eerzucht… en het toeval wil dat er in de kleine raad een zetel vacant is, nu heer Janos het zwart heeft aangenomen.

‘Een raadszetel is niet te versmaden,’ beaamde Varys, ‘maar is dat genoeg om een trots man de moord op zijn zuster te doen vergeten?’

‘Vergeten? Hoezo?’ Tyrion glimlachte. ‘Ik heb hem beloofd dat ik hem de moordenaars van zijn zuster zal uitleveren, dood of levend, al naar gelang hij wil. Na afloop van de oorlog, natuurlijk.’

Varys wierp hem een slimme blik toe. ‘Mijn vogeltjes vertellen me dat prinses Elia een… zekere naam riep… toen ze bij haar kwamen.’

‘Is een geheim nog een geheim als iedereen het weet?’ Op de Rots van Casterling was algemeen bekend dat Elia en haar baby door Gregor Clegane waren gedood. Er werd beweerd dat hij de prinses had verkracht met het bloed en de hersens van haar zoontje nog aan zijn handen.

‘Dit geheim is een man die uw vader trouw heeft gezworen.’

‘Mijn vader zou de eerste zijn om u te verzekeren dat vijftigduizend man uit Dorne wel één dolle hond waard zijn.’

Varys streek over een gepoederde wang. ‘En als vorst Doran nu niet alleen het bloed eist van de ridder die de daad uitvoerde, maar ook van de man die het bevel gaf…’

‘Robert Baratheon leidde de opstand. In laatste instantie waren alle bevelen van hem afkomstig.’

‘Robert was niet in Koningslanding.’

‘Doran Martel ook niet.’

‘Juist ja. Bloed voor zijn trots, een zetel voor zijn eerzucht. Goud en grond, dat spreekt vanzelf. Een appetijtelijk aanbod… maar ook smakelijk eten kan vergiftigd zijn. Als ik de vorst was zou ik méér eisen voor ik mijn hand naar die honingraat uitstak. Een bewijs van goede trouw, een zekere waarborg tegen verraad.’ Varys lachte zijn slijmerigste lachje. ‘Wie van de twee wilde u hem geven?’

Tyrion zuchtte. ‘U weet het al, nietwaar?’

‘Nu u het zo stelt… ja. Tommen. U kunt Myrcella namelijk niet aan Doran Martel en Lysa Arryn tegelijk aanbieden.’

‘Herinner me eraan dat ik nooit meer van die raadselspelletjes met u speel. U speelt vals.’

‘Prins Tommen is een beste jongen.’

‘Als ik hem van Cersei en Joffry lospeuter zolang hij nog jong is, zou er zelfs een beste kerel uit hem kunnen groeien.’

‘En een beste koning?’

‘Joffry is de koning.’

‘En Tommen is zijn erfgenaam, mocht Zijne Genade iets ernstigs overkomen. Tommen, die zo’n goed karakter heeft en zo opmerkelijk… plooibaar is.’

‘U bent een achterdochtig mens, Varys.’

‘Dat beschouw ik als een compliment, heer. In elk geval zal vorst Doran nauwelijks ongevoelig zijn voor de grote eer die u hem bewijst. Heel handig gedaan, dunkt me… op die ene zwakke plek na.’

De dwerg lachte. ‘Die Cersei heet?’

‘Wat haalt staatsmanskunst uit tegen de liefde van een moeder voor de dierbare vruchten van haar schoot? Wie weet valt de koningin er nog toe over te halen omwille van de meerdere glorie van haar huis en de veiligheid van het rijk Tommen óf Myrcella te laten gaan. Maar allebei? Vast niet.’

‘Wat Cersei niet weet kan mij niet deren.’

‘En als Hare Genade achter uw bedoelingen zou komen voordat uw plannen gerijpt waren?’

‘Tja,’ zei hij, ‘dan weet ik tenminste zeker dat de man die het haar heeft verraden mijn vijand is.’ En toen Varys giechelde dacht hij: drie.

Загрузка...