Ze hebben haar gevonden, heer.’
Ned schoot overeind. ‘Onze mannen of die van Lannister?’
‘Jory,’ antwoordde zijn rentmeester Vayon Poel. ‘Ze mankeert niets.’
‘De goden zij dank,’ zei Ned. Zijn mannen waren nu vier dagen naar Arya op zoek, maar ook de mensen van de koningin hadden jacht op haar gemaakt. ‘Waar is ze? Zeg tegen Jory dat hij haar meteen hier brengt.’
‘Het spijt me, heer,’ zei Poel. ‘De poortwachters waren Lannisters, en toen Jory haar binnenbracht hebben ze de koningin ingelicht. Ze wordt meteen voor de koning geleid…’
‘Dat ellendige mens!’ zei Ned terwijl hij naar de deur beende. ‘Ga Sansa zoeken en neem haar mee naar de gehoorzaal. Misschien heeft zij ook iets te zeggen.’ Laaiend van woede daalde hij de torentrap af. De eerste drie dagen had hij de zoektochten zelf aangevoerd, en sinds Arya’s verdwijning had hij nauwelijks een oog dichtgedaan. Vanmorgen was hij zo neerslachtig en uitgeput geweest dat hij bijna niet op zijn benen kon staan, maar nu was hij in woede ontstoken, en dat gaf hem kracht. Toen hij de binnenplaats van het kasteel overstak riep iemand iets tegen hem, maar in zijn haast negeerde hij het. Hij zou het liefst zijn gaan rennen, maar hij was nog altijd de Hand des Konings, en die moest zijn waardigheid bewaren. Hij was zich bewust van de blikken die hem volgden, van de mompelende stemmen die zich afvroegen wat hij zou doen. Het kasteel was een bescheiden sterkte, een halve dagreis ten zuiden van de Drietand. Het koninklijke gezelschap had zich ongenood aan de kasteelheer, ser Reimon Darring, opgedrongen. Ondertussen werd er langs beide rivieroevers jacht gemaakt op Arya en de slagerszoon. Ze waren geen welkome gasten. Ser Reimon leefde onder de koningsvrede, maar zijn geslacht had bij de Trident onder Rhaegars drakenbanieren gestreden, en zijn drie oudere broers hadden daar de dood gevonden, iets wat noch Robert, noch ser Reimon vergeten was. Nu de mannen van de koning, die van Darring, die van Lannister en die van Stark met z’n allen in een veel te klein kasteel opeengepakt zaten liepen de spanningen hoog op.
De koning had zich de gehoorzaal van ser Reimon toegeëigend, en dat was waar Ned hen aantrof. Toen hij binnen kwam stormen was de zaal stampvol. Te vol, dacht hij. Onder vier ogen hadden hij en Robert de zaak misschien in der minne kunnen schikken. Robert hing in de hoge zetel van Darring aan het andere eind van de zaal, zijn gezicht nors en gesloten. Cersei Lannister en haar zoon stonden naast hem. De hand van de koningin rustte op Joffry’s schouder. Diens arm was nog steeds met dikke zijden verbanden omwikkeld. Arya stond midden in de zaal, met alleen Jory Cassel naast zich en aller ogen op zich gericht. ‘Arya!’ riep Ned luidkeels. Hij liep naar haar toe, en zijn laarzen galmden op de stenen vloer. Toen ze hem zag slaakte ze een kreet en barstte in snikken uit.
Ned liet zich op één knie zakken en sloeg zijn armen om haar heen. Ze stond te trillen op haar benen. ‘Het spijt me,’ snikte ze.
‘Het spijt me, het spijt me.’
‘Dat weet ik,’ zei hij. Wat leek ze nietig, zo in zijn armen, niet meer dan een spichtig klein meisje. Het was bijna niet te bevatten hoe zij zoveel moeilijkheden had kunnen veroorzaken. ‘Ben je gewond?’
‘Nee.’ Haar gezicht was vuil, en haar tranen trokken roze sporen over haar wangen. ‘Ik heb wel een beetje honger. Ik heb wat bessen gegeten, maar verder was er niets.’
‘Je krijgt straks iets te eten,’ beloofde Ned. Hij kwam overeind en keek de koning aan. ‘Wat heeft dit te betekenen?’ Zijn ogen gleden de zaal door, op zoek naar welwillende blikken. Op die van zijn eigen mannen na waren dat er bar weinig. Ser Reimon Darring hield zijn gezicht strak in de plooi. Dat van heer Renling vertoonde een klein lachje dat van alles kon betekenen en de oude ser Barristan keek ernstig. De overigen waren mannen van Lannister, en die keken vijandig. Hun enige geluk was dat zowel Jaime Lannister als Sandor Clegane ontbrak, omdat ze allebei een zoektocht ten noorden van de Drietand leidden. ‘Waarom is mij niet verteld dat mijn dochter gevonden was?’ vroeg hij op hoge toon. ‘Waarom is ze niet onmiddellijk bij mij gebracht?’
Hij richtte zich tot Robert, maar het was Cersei Lannister die antwoord gaf. ‘Hoe waag je het je koning op die manier toe te spreken!’
De koning kwam in beweging. ‘Zwijg, vrouw!’ snauwde hij en ging rechtop in zijn zetel zitten. ‘Het spijt me, Ned. Het was echt niet mijn bedoeling om het meisje bang te maken. Het leek mij het beste haar hier te brengen en de kwestie zo snel mogelijk af te handelen.’
‘En welke kwestie mag dat wel wezen?’ Ned zorgde dat zijn stem ijzig klonk.
De koningin deed een stap naar voren. ‘Dat weet je heel goed, Stark. Dat kind van jou heeft mijn zoon aangevallen. Zij en die slagersjongen van haar. Dat beest van haar heeft geprobeerd zijn arm af te rukken.’
‘Dat is niet waar,’ zei Arya luid. ‘Ze heeft hem alleen maar een beetje gebeten. Hij deed Myca pijn.’
‘Joff heeft ons verteld wat er is gebeurd,’ zei de koningin. ‘Jij en die slagersjongen hebben hem met stokken geslagen en tegelijkertijd heb je je wolf op hem afgehitst.’
‘Zo is het niet gegaan,’ zei Arya, weer bijna in tranen. Ned legde een hand op haar schouder.
‘Wel degelijk!’ zei Joffry met klem. ‘Ze vielen me met z’n allen aan en zij heeft Leeuwentand in de rivier gesmeten!’ Het viel Ned op dat hij onder het spreken zelfs niet naar Arya gluurde.
‘Leugenaar!’ gilde Arya.
‘Hou je mond!’ gilde de prins terug.
‘Genoeg!’ brulde de koning terwijl hij uit zijn zetel oprees. Zijn stem was schor van ergernis. Er viel een stilte. Boven zijn dichte baard keek hij Arya boos aan. ‘En nu vertel je me wat er is gebeurd, kind. Je vertelt alles, en naar waarheid. Het is een ernstige misdaad om tegen een koning te liegen.’ Toen keek hij zijn zoon aan. ‘Als ze uitgesproken is kom jij aan de beurt. Tot dan hou je je mond.’
Toen Arya van wal stak hoorde Ned hoe de deur achter hem openging. Hij keek over zijn schouder en zag Vayon Poel binnenkomen met Sansa. Terwijl Arya aan het woord was bleven ze rustig achter in de zaal staan. Toen ze het gedeelte bereikte waarin ze Joffry’s zwaard pardoes in de Drietand gooide schoot Renling Baratheon in de lach. De koning zette zijn stekels op. ‘Ser Barristan, wilt u mijn broer naar buiten begeleiden voordat hij stikt?’
Heer Renling onderdrukte zijn lach. ‘Mijn broer is al te vriendelijk. Ik kan de deur zelf wel vinden.’ Hij boog naar Joffry. ‘Misschien hoor ik later nog eens van je hoe een negenjarig meisje dat niet groter is dan een verzopen rat, erin geslaagd is je met een bezemsteel te ontwapenen en je zwaard in de rivier te smijten.’ Terwijl de deur achter hem dichtviel hoorde Ned hem met een hernieuwd geproest.
‘Leeuwentand’ zeggen.
Met een bleek gezicht begon Joffry aan zijn nogal afwijkende versie van de gebeurtenissen. Toen zijn zoon uitgesproken was kwam de koning zwaar uit zijn zetel overeind. Hij keek alsof hij overal liever zou zijn dan hier. ‘Bij de zevenvoudige hel, wat moet ik hier nu mee? Hij zegt zus en zij zegt zo.’
‘Zij waren niet de enige aanwezigen,’ zei Ned. ‘Sansa, kom hier.’
Ned had de avond na Arya’s verdwijning haar versie van het verhaal gehoord. Hij kende de waarheid. ‘Vertel ons wat er gebeurd is.’
Aarzelend stapte zijn oudste dochter naar voren. Ze was gekleed in met wit omzoomd blauw fluweel en had een zilveren halsketting om. Haar dikke, kastanjebruine haar was geborsteld tot het glansde. Met knipperende ogen keek ze naar haar zuster en toen naar de jonge prins. ‘Ik weet het niet,’ zei ze betraand en zag eruit alsof ze zich het liefst uit de voeten had gemaakt. ‘Ik weet het niet meer. Het ging allemaal zo snel, ik heb het niet gezien…’
‘Rotmeid!’ krijste Arya. Als een pijl uit de boog schoot ze op haar zuster af, smeet Sansa tegen de grond en begon haar te stompen.
‘Liegbeest, liegbeest, liegbeest!’
‘Arya, ophouden!’ schreeuwde Ned. Jory trok haar schoppend en trappend van haar zuster af. Ned hielp Sansa, die bleek en beverig was, op de been. ‘Heeft ze je pijn gedaan?’ vroeg hij, maar zij staarde naar Arya en leek hem niet te horen.
‘Die meid is al net zo wild als dat rotbeest van haar,’ zei Cersei Lannister. ‘Robert, ik wil dat ze gestraft wordt.’
‘Zevenvoudige hel,’ vloekte Robert. ‘Kijk naar haar, Cersei. Ze is nog een kind. Wat had je gewild dat ik deed, haar de straten door laten geselen? Kinderen vechten altijd, verdorie nog aan toe. Het is afgelopen. Er is geen blijvend letsel toegebracht.’
De koningin was razend. ‘Joff zal die littekens de rest van zijn leven houden.’
Robert Baratheon keek naar zijn oudste zoon. ‘Dat moet dan maar. Wie weet leert hij er iets van. Ned, zorg dat je je dochter de les leest. Dan neem ik mijn zoon voor mijn rekening.’
‘Gaarne, Uwe Genade,’ zei Ned met enorme opluchting. Robert wilde wegwandelen, maar de koningin was nog niet klaar.
‘En die schrikwolf?’ riep ze hem achterna. ‘Het beest dat je zoon te grazen heeft genomen?’
De koning bleef staan, keerde zich om en fronste zijn wenkbrauwen. ‘Ik was die ellendige wolf alweer vergeten.’
Ned zag Arya verstijven in Jory’s armen. Snel zei Jory. ‘We hebben geen spoor van de schrikwolf gevonden, Uwe Genade.’
Daar leek Robert niet ongelukkig mee. ‘Nee? Het zij zo.’
Met stemverheffing zei de koningin: ‘Honderd gouden draken voor de man die me zijn huid brengt!’
‘Een duur pelsje,’ gromde Robert. ‘Ik wens hier part noch deel aan te hebben, vrouw. Je koopt je bont maar met het goud van de Lannisters.’
De koningin keek hem koeltjes aan. ‘Ik wist niet dat je zo krenterig was. Ik dacht dat ik getrouwd was met een koning die voor zonsondergang een wolvenvacht over mijn bed zou leggen.’
Roberts gezicht werd donker van woede. ‘Dat zou een fraai staaltje zijn, zo zonder wolf.’
‘We hebben een wolf,’ zei Cersei Lannister. Ze zei het doodkalm, maar haar groene ogen fonkelden triomfantelijk.
Het duurde even voor iedereen haar begreep, maar toen het eenmaal zover was haalde de koning geërgerd zijn schouders op. ‘Zoals je wilt. Laat ser Ilyn daar maar voor zorgen.’
‘Dat kun je niet menen, Robert,’ protesteerde Ned.
De koning was niet in de stemming om nog verder te redetwisten. ‘Genoeg, Ned. Ik wil er niets meer over horen. Een schrikwolf is een wild beest. Vroeg of laat zou deze zich op jouw dochter hebben gestort zoals die andere zich op mijn zoon heeft gestort. Geef haar een hond, daar zal ze gelukkiger mee zijn.’
Toen leek het eindelijk tot Sansa door te dringen. Met bange ogen zocht ze haar vaders gezicht. ‘Hij heeft het toch niet over Dame?
Nee toch?’ Ze las de waarheid op zijn gezicht. ‘Nee,’ zei ze. ‘Nee, niet Dame. Dame heeft niemand gebeten, ze is braaf…’
‘Dame was er niet bij,’ schreeuwde Arya boos. ‘Laat haar met rust!’
‘Hou ze tegen,’ smeekte Sansa. ‘Zorg dat ze het niet doen, alstublieft, alstublieft, het was Dame niet, het was Nymeria, Arya heeft het gedaan, dat kunt u niet doen, het was Dame niet, laat ze Dame geen kwaad doen, ik zorg ervoor dat ze braaf is, ik beloof het, ik beloof het…’ Ze begon te huilen.
Het enige dat Ned kon doen was haar in zijn armen nemen en vasthouden terwijl ze huilde. Dwars door de zaal heen keek hij Robert aan. Zijn oude vriend, die hem nader stond dan een broer. ‘Alsjeblieft Robert. Omwille van de liefde die je mij toedraagt. Omwille van je liefde die je mijn zuster toedroeg. Alsjeblieft.’
De koning keek hen één langdurig ogenblik aan en richtte zijn ogen toen op zijn vrouw. ‘Ellendige Cersei,’ zei hij vol weerzin. Terwijl hij zich voorzichtig uit Sansa’s greep losmaakte stond Ned op. Alle vermoeidheid van de afgelopen vier dagen was teruggekomen. ‘Doe het dan zelf, Robert,’ zei hij met een stem, koud en scherp als staal. ‘Breng dan tenminste de moed op om het zelf te doen.’
Robert keek Ned met nietszeggende, lege ogen aan en liep weg zonder een woord, met loodzware stappen. Stilte vulde de zaal.
‘Waar is die schrikwolf?’ vroeg Cersei Lannister toen haar echtgenoot weg was. Naast haar stond prins Joffry te glimlachen.
‘Het beest is vastgelegd buiten het poortgebouw, Uwe Genade,’ antwoordde ser Barristan Selmy aarzelend.
‘Laat Ilyn Peyn halen.’
‘Nee,’ zei Ned. ‘Jory, breng de meisjes terug naar hun kamers en kom dan met IJs naar mij toe.’ De woorden waren als gal op zijn tong, maar hij wist ze over zijn lippen te krijgen: ‘Als het dan moet, zal ik het doen.’
Cersei Lannister bekeek hem wantrouwig. ‘Jij, Stark? Is dit een slimmigheidje? Waarom zou jij zoiets doen?’
Ze staarden hem allemaal aan, maar het was Sansa’s blik die door zijn ziel sneed. ‘Ze komt uit het noorden. Ze heeft beter verdiend dan een slager.’
Hij liep de zaal uit met brandende ogen en de jammerklachten van zijn dochter in de oren, en trof de jonge schrikwolf vasgeketend op de aangewezen plek aan. Ned ging een poosje naast haar zitten. ‘Dame,’ zei hij en proefde de naam op zijn tong. Hij had nooit veel aandacht geschonken aan de namen die de kinderen hadden uitgezocht, maar nu hij naar haar keek besefte hij dat Sansa een goede keus had gedaan. Dit was de kleinste uit het nest, de leukste om te zien, de liefste en de goedaardigste. Ze keek hem met glanzende gouden ogen aan, en hij woelde door haar dikke grijze vacht.
Kort daarop bracht Jory hem IJs.
Nog nooit was iets Eddard Stark zo zwaar gevallen. Na afloop zei hij: ‘Kies vier mannen uit en gelast hun het lichaam naar het noorden te brengen. Laat haar in Winterfel begraven.’
‘Dat hele eind?’ zei Jory verwonderd.
‘Dat hele eind,’ bevestigde Ned. ‘Deze vacht zal dat mens van Lannister nooit krijgen.’
Hij was net onderweg naar de toren om zich eindelijk aan de slaap over te geven toen Sandor Clegane en zijn ruiters door de slotpoort kwamen daveren, terug van hun jachtpartij.
Achter hem hing iets over zijn strijdros, iets zwaars, in een bebloede mantel gewikkeld. ‘Geen spoor van je dochter, Hand,’ raspte de Jachthond hem toe, ‘maar het was niet helemaal een verloren dag. We hebben haar speeltje te pakken gekregen.’ Hij reikte met een hand naar achteren en schoof de last van zijn paard. Die viel met een plof voor Ned op de grond.
Ned boog zich voorover en trok de mantel weg. Het werd hem bang te moede bij de gedachte wat hij tegen Arya zou moeten zeggen, maar het bleek toch niet Nymeria te zijn. Het was de slagerszoon Myca. Zijn lichaam was met geronnen bloed overdekt. Hij was van zijn schouder tot zijn middel met één vreselijke houw van bovenaf vrijwel in tweeën gekliefd.
‘Jullie hebben hem opgejaagd als wild,’ zei Ned.
Door het staal van zijn weerzinwekkende hondenkophelm heen leken de ogen van de Jachthond te fonkelen. ‘Hij rende weg.’ Hij keek naar Neds gezicht en lachte. ‘Maar niet al te hard.’