Het land was rood, doods en dor, en goed hout was moeilijk te vinden. Haar sprokkelaars keerden terug met knoestig katoenbomenhout, bosjes purperstaart en schoven bruin gras. Ze namen de twee rechtste boompjes, hakten de grote en kleine takken eraf, pelden daarvan de bast af en kloofden ze, waarna ze de blokken in een vierkant legden. Het midden vulden ze op met stro, sprokkelhout, repen bast en bundels gedroogd gras. Rakharo koos een hengst uit de kleine kudde die hun restte. Hij haalde het niet bij Drogo’s vos, maar dat deden slechts weinig paarden. Aggo voerde hem midden in het vierkant een gerimpeld appeltje en velde hem in één tel met een bijlslag tussen de ogen.
Aan handen en voeten gebonden keek Mirri Maz Duur toe in het stof. Haar zwarte ogen stonden verontrust. ‘Een paard doden is niet voldoende,’ zei ze tegen Dany. ‘Bloed op zich is niets. Je hebt de woorden niet voor een bezwering, noch de wijsheid om ze te vinden. Dacht je dat bloedmagie kinderspel was? Je noemt me maegi, alsof het een vloek is, maar het betekent alleen maar ‘wijs’. Je bent een kind, en kinderlijk onwetend. Wat je ook van plan bent, het zal je niet baten. Bevrijd me uit deze kluisters, en ik zal je helpen.’
‘Ik ben het geblaat van die maegi zat,’ zei Dany tegen Jhogo. Hij bewerkte haar met zijn zweep, waarna de godsvrouw zich koest hield.
Over het kadaver van het paard bouwden ze een verhoging van houtblokken, stronken van kleine bomen, stammetjes van de grotere, en de dikste, rechtste takken die ze konden vinden. Ze rangschikten het hout van oost naar west, van zonsopgang naar zonsondergang. Op de verhoging werden Khal Drogo’s schatten opgestapeld: zijn grote tent, zijn beschilderde vesten, zijn zadels en tuigen, de zweep die hij van zijn vader had gekregen toen hij volwassen werd, de arakh waarmee hij Khal Ogo en zijn zoon had gedood, een enorme boog van drakenbeen. Aggo zou de wapens die Dany als bruidsgeschenk van Drogo’s bloedruiters had gekregen erbij hebben gelegd als zij het niet verboden had. ‘Die zijn van mij,’
zei ze, ‘en ik wil ze houden.’ Rond de schatten van de khal werd nog een laag sprokkelhout opgestapeld, en daarover werden bundels gedroogd gras uitgestrooid. Ser Jorah Mormont nam haar terzijde toen de zon langzaam naar het hoogste punt schoof. ‘Prinses…’ begon hij.
‘Waarom noemt u mij zo?’ vroeg Dany uitdagend. ‘Mijn broer Viserys was uw koning, nietwaar?’
‘Inderdaad, vrouwe.’
‘Viserys is dood. Ik ben zijn erfgename, de laatste met het bloed van het huis Targaryen in de aderen. Al het zijne is nu van mij.’
‘Mijn… koningin,’ zei ser Jorah terwijl hij op één knie zonk. ‘Het zwaard dat van hem was behoort u toe, Daenerys. En ook mijn hart, dat uw broer nimmer heeft toebehoord. Ik ben slechts een ridder, die u niets dan ballingschap te bieden heeft, maar ik smeek u, mij aan te horen. Laat Khal Drogo los. U zult niet alleen zijn. Niemand zal u naar Vaes Dothrak brengen als u dat niet wilt, dat beloof ik u. U hoeft u niet bij de dosh khaleen te voegen. Ga met mij mee naar het oosten. Yi Ti, Qarth, de Zee van Jade, Asshai bij de Schaduw. We zullen alle nog ongeziene wonderen zien en de wijnen drinken die de goden ons in hun goedgunstigheid schenken. Alstublieft, khaleesi. Ik weet wat u van plan bent. Doe het niet. Doe het niet!’
‘Het moet,’ zei Dany. Ze raakte zijn gezicht aan, liefdevol en bedroefd. ‘U begrijpt het niet.’
‘Ik begrijp dat u hem liefhad,’ zei ser Jorah met een stem die schor was van wanhoop. ‘Eens had ik mijn vrouw lief, maar ik ben niet samen met haar gestorven. U bent mijn koningin, mijn zwaard behoort u toe, maar vraag niet van mij dat ik werkeloos toezie wanneer u Drogo’s brandstapel beklimt. Ik wil u niet zien branden.’
‘Is dat wat u vreest?’ Dany kuste hem vluchtig op zijn brede voorhoofd. ‘Zo’n kind ben ik niet, waarde ser.’
‘U wilt niet met hem sterven? Zweert u dat, mijn koningin?’
‘Ik zweer het,’ zei ze in de gewone omgangstaal van de Zeven Koninkrijken die haar rechtens toebehoorden. De derde verdieping van de verhoging was van gevlochten takken, niet dikker dan een vinger, en bedekt met droge bladeren en. twijgjes. Die werden van noord naar zuid geschikt, van ijs naar vuur, en hoog opgetast met zachte kussens en zijden beddengoed. Toen ze klaar waren daalde de zon al naar het westen. Dany verzamelde de Dothraki om zich heen. Er waren er minder dan honderd over. Met hoeveel was Aegon begonnen? vroeg ze zich af. Het deed er niet toe.
‘U zult mijn khalasar vormen,’ zei ze tegen hen. ‘Ik zie de gezichten van slaven. Ik laat u vrij. Doe uw halsbanden af. Vertrek als u wilt, niemand zal u een strobreed in de weg leggen. Indien u blijft zal dat als broer en zuster, man en vrouw zijn.’ De zwarte ogen sloegen haar behoedzaam en ondoorgrondelijk gade. ‘Ik zie de kinderen, vrouwen, de gerimpelde gezichten van ouden van dagen. Gisteren was ik een kind. Vandaag ben ik een vrouw. Morgen zal ik oud zijn. Tot elk van u zeg ik: schenk mij uw hart en handen, en er zal altijd plaats voor u zijn.’ Ze wendde zich tot de drie jonge krijgers van haar khas.
‘Jhogo, jou schenk ik de zweep met het zilveren handvat die ik als bruidsgeschenk heb gekregen, en ik noem je ko en verlang de eed van je: dat je zult leven en sterven als bloed van mijn bloed en aan mijn zij zult rijden om het kwaad van mij te weren.’
Jhogo nam de zweep van haar aan, maar zijn gezicht stond verward. ‘Khaleesi,’ zei hij aarzelend, ‘dit is ongepast. Als bloedruiter van een vrouw zou ik mij te schande maken.’
‘Aggo,’ riep Dany, zonder acht te slaan op Jhogo’s woorden. Als ik omkijk ben ik verloren. ‘Jou schenk ik de boog van drakenbeen die ik als bruidsgeschenk heb gekregen.’ Het was een dubbele, glanzend zwart en uitzonderlijk fraai, langer dan zijzelf. ‘Ik noem je ko en verlang de eed van je: dat je zult leven en sterven als bloed van mijn bloed en aan mijn zij zult rijden om het kwaad van mij te weren.’
Aggo nam de boog met neergeslagen ogen aan. ‘Die woorden kan ik niet zeggen. Slechts een man kan een khalasar aanvoeren of een ko aanwijzen.’
‘Rakharo,’ zei Dany, zijn weigering negerend, ‘voor jou is de grote arakh die ik als bruidsgeschenk heb gekregen, waarvan de greep en de kling met goud geciseleerd zijn. En ook jou noem ik mijn ko, en ik verlang van je dat je zult leven en sterven als bloed van mijn bloed en aan mijn zij zult rijden om het kwaad van mij te weren.’
‘U bent khaleesi,’ zei Rakharo terwijl hij de arakh aannam. ‘Ik zal aan uw zij naar Vaes Dothrak onder de Moeder der Bergen rijden en het kwaad van u weren tot u uw plaats bij de oude vrouwen van de dosh khaleen hebt ingenomen. Meer kan ik niet beloven.’
Ze knikte kalm, als had ze zijn antwoord niet gehoord, en wendde zich tot de laatste van haar voorvechters. ‘Ser Jorah Mormont,’ zei ze, ‘eerste en grootste van mijn ridders, u heb ik geen bruidsgeschenk te bieden, maar ik zweer u dat u op een dag uit mijn handen een zwaard zult ontvangen zoals de wereld nog nimmer heeft gezien, gesmeed in een drakensmidse en vervaardigd van Valyrisch staal. En ik vraag ook u om een eed.’
‘Die krijgt u, koningin,’ zei ser Jorah. Hij knielde en legde zijn zwaard aan haar voeten. ‘Ik zweer dat ik u zal dienen, u zal gehoorzamen en zonodig voor u zal sterven.’
‘Wat er ook gebeurt?’
‘Wat er ook gebeurt.’
‘Aan die eed zal ik u houden. Ik bid dat u nimmer zult betreuren dat u hem hebt gezworen.’ Dany hielp hem overeind. Ze ging op haar tenen staan om bij zijn lippen te kunnen, gaf de ridder een lichte kus en zei: ‘U bent de eerste van mijn koninginnegarde.’
Toen ze haar tent binnenging voelde ze dat de khalasar naar haar staarde. De Dothraki mompelden en wierpen haar uit de hoeken van hun donkere, amandelvormige ogen vreemde, scheve blikken toe. Dany besefte dat ze haar voor gek versleten. En misschien was ze dat wel. Ze zou er snel genoeg achter komen. Als ik omkijk ben ik verloren.
Het bad waar Irri haar in hielp was gloeiend heet, maar Dany gaf geen krimp en slaakte geen kreet. Ze vond de hitte aangenaam, die gaf haar een schoon gevoel. Jhiqui had het badwater geparfumeerd met de oliën die ze op de markt van Vaes Dothrak had gekocht, en de stoom wolkte vochtig en welriekend op. Doreah waste haar haren en kamde alle klitten eruit. Irri schrobde haar rug. Dany sloot haar ogen en liet zich door de welriekende warmte omhullen. Ze voelde hoe het hete water de schrijnende plek tussen haar dijen doorweekte en huiverde toen het in haar vloeide. Haar pijn en stijfheid leken weg te smelten. Ze zweefde.
Toen ze schoon was hielpen haar dienstmaagden haar het water uit. Irri en Jhiqui waaierden haar droog terwijl Doreah haar haren borstelde tot het als een rivier van vloeibaar zilver over haar rug stroomde. Ze parfumeerden haar met kruidenbloesem en kaneel, een tipje op beide polsen, achter haar oren, op de tepels van haar melkzware borsten. Het laatste tipje was voor haar geslacht. Irri’s vinger was licht en koel als de kus van een minnaar toen hij zachtjes tussen haar lippen gleed. Na afloop stuurde Dany hen allemaal weg opdat zij Khal Drogo kon voorbereiden op zijn laatste rit, die naar de nachtlanden. Ze waste zijn lichaam en borstelde en oliede zijn haar. Voor het laatst liet ze het door haar vingers glijden en woog ze de zwaarte ervan, denkend aan die eerste keer dat ze het had gestreeld, de nacht van hun bruidsrit. Zijn haar was nooit afgesneden. Hoeveel mannen konden sterven zonder dat hun haar ooit was afgesneden? Ze drukte haar gezicht ertegenaan en snoof het donkere aroma van de olie op. Hij geurde naar gras en warme aarde, naar rook, zaad en paarden. Hij rook naar Drogo. Vergeef me, zon van mijn leven, dacht ze. Vergeef me alles wat ik heb gedaan en alles wat ik nog te doen heb. Ik heb de prijs betaald, mijn ster, maar die was te hoog, te hoog… Dany vlocht zijn haar, schoof de zilveren ringen om zijn snor en knoopte een voor een zijn belletjes vast. Zoveel belletjes, van goud, zilver en brons. Zo zouden zijn vijanden weten dat hij in aantocht was en door angst overmand worden. Ze kleedde hem in paardenharen leggings en hoge laarzen en gespte hem een zware gordel van gouden en zilveren penningen om. Om zijn gehavende borst schikte ze een beschilderd vest. Het was oud en verbleekt, maar dit had Drogo het liefst gedragen. Voor zichzelf koos ze een zandzijden broek uit, sandalen met riemen tot aan haar knieën en net zo’n vest als Drogo droeg.
De zon ging al onder toen ze hen riep om zijn lichaam naar de brandstapel te brengen. De Dothraki keken stilzwijgend toe hoe Jhogo en Aggo hem uit de tent droegen. Dany volgde hen. Ze legden hem op zijn kussens en zijde, zijn hoofd naar de Moeder der Bergen in het verre noordoosten gekeerd.
‘Olie,’ beval ze, en ze haalden de kruiken en goten ze leeg over de brandstapel, zodat de zijde en het sprokkelhout en de bundeltjes gedroogd gras doorweekt werden, totdat de olie onder de houtblokken uit sijpelde en de lucht doortrokken was van de geur. ‘Breng me mijn eieren,’ beval Dany haar dienstmaagden. Iets in haar stem maakte dat ze het op een lopen zetten.
Ser Jorah nam haar bij een arm. ‘Mijn koningin, Drogo zal in de nachtlanden geen drakeneieren nodig hebben. Verkoopt u ze liever in Asshai. Als u er een verkoopt kunnen we een schip aanschaffen dat ons naar de Vrijsteden terugbrengt. Als u ze alledrie verkoopt bent u de rest van uw leven een rijke vrouw.’
‘Ik heb ze niet gekregen om ze te verkopen,’ zei Dany. Ze klom zelf op de brandstapel om de eieren rond haar zon-en-sterren te leggen. Het zwarte naast zijn hart, onder zijn arm. Het groene naast zijn hoofd, met zijn vlecht eromheen gekruld. Het roomwit-met-gouden tussen zijn benen. Toen ze hem voor de laatste maal kuste proefde Dany de zoete olie op zijn lippen. Toen ze van de brandstapel klom merkte ze dat Mirri Maz Duur naar haar keek. ‘Je bent gek,’ zei de godsvrouw schor.
‘Is het zo’n grote stap van waanzin naar wijsheid?’ vroeg Dany.
‘Ser Jorah, neem deze maegi en bind haar vast op de brandstapel.’
‘Op de… nee, koningin, luister naar mij…’
‘Doe wat ik zeg.’ Hij bleef aarzelen, tot haar woede oplaaide. ‘U hebt gezworen mij te gehoorzamen, wat er ook gebeurde. Rakharo, help hem.’
De godsvrouw slaakte geen kreet toen ze naar de brandstapel van Khal Drogo werd gesleurd en tussen zijn schatten werd vastgebonden. Dany goot zelf de olie over het hoofd van de vrouw. ‘Dank je, Mirri Maz Duur,’ zei ze, ‘voor de lessen die je me hebt geleerd.’
‘Je zult me niet horen schreeuwen,’ antwoordde Mirri. De olie droop uit haar haren en doorweekte haar kleren.
‘Jawel,’ zei Dany, ‘maar ik ben niet op je kreten uit, alleen op je leven. Ik weet nog wat je me hebt gezegd. Leven kan slechts met de dood worden gekocht.’ Mirri Maz Duur opende haar mond maar zei niets terug. Toen ze een stap naar achteren deed zag Dany dat de verachting uit de onaandoenlijke, zwarte ogen van de maegi was geweken en plaats had gemaakt voor iets dat vrees had kunnen zijn. Toen viel er niets anders meer te doen dan de zon te observeren en uit te kijken naar de eerste ster.
Als een paardenvorst sterft wordt zijn paard met hem gedood, opdat hij fier de nachtlanden in kan rijden. De lijken worden in de openlucht verbrand, en de khal stijgt op zijn vurige ros ten hemel om zijn plaats te midden van de sterren in te nemen. Hoe feller de man bij zijn leven heeft gebrand, hoe helderder zijn ster in het duister zal schijnen. Jhogo merkte het als eerste op. ‘’Daar,’ zei hij met omfloerste stem. Dany keek en zag het, laag in het oosten. De eerste ster was een roodgloeiende komeet. Bloedrood, vuurrood: de staart van de draak. Ze had zich geen krachtiger voorteken kunnen wensen. Dany nam de toorts uit Aggo’s hand en stak hem tussen de houtblokken. De olie vatte onmiddellijk vlam, het sprokkelhout en het gedroogde gras een hartslag later. Kleine vlammetjes schoten als rappe rode muizen langs het hout omhoog, gleden over de olie en sprongen van bast op tak op blad. Een toenemende hitte blies haar in het gezicht, zacht en heftig als de adem van een minnaar, maar binnen enkele tellen was het onverdraaglijk heet geworden. Dany deed een stapje achteruit. Het hout knetterde, steeds luider en luider. Mirri Maz Duur hief een schrille rouwklacht aan. De vlammen kolkten en kronkelden en joegen achter elkaar aan de verhoging op. De lucht zelf leek te vervloeien van de hitte, en de schemering trilde. Dany hoorde houtblokken kraken en splijten. De vlammen raasden over Mirri Maz Duur heen. Haar lied werd luider, scheller… toen kreunde ze, herhaalde malen, en haar lied werd een doodsbange jammerklacht, ijl, hoog en vol gruwelijke pijn. En nu bereikten de vlammen haar Drogo, en nu waren ze overal om hem heen. Zijn kleren vatten vlam, en heel even was de khal gehuld in fladderende flarden oranje zij en sliertjes kringelende rook, grijs en vettig. Dany’s lippen weken vaneen, en ze merkte dat ze haar adem inhield. Een deel van haar wilde naar hem toe, zoals ser Jorah had gevreesd, wilde zich in de vlammen storten om hem om vergiffenis te smeken en hem nog één keer met haar lichaam te omvangen, opdat het vuur het vlees van hun beenderen zou smelten tot ze voor altijd één zouden zijn.
Ze rook de lucht van brandend vlees. Het verschilde niet van dat van paardenvlees dat in een vuurkuil werd geroosterd. De brandstapel brulde in de dichter wordende schemering als een groot beest boven het flauwere geluid van Mirri Maz Duurs gekrijs uit en stak langgerekte vlammentongen uit die aan de buik van de nacht likten. Toen de rook dikker werd deinsden de Dothraki hoestend achteruit. Enorme oranje vuurstralen ontplooiden hun banieren in die helse wind. De blokken sisten en knetterden, gloeiende stukjes as stegen op de rook omhoog en dreven als evenzovele pasgeboren vuurvliegjes het donker in. De hitte geselde de lucht met grote, rode vleugels en dreef de Dothraki naar achteren, dreef zelfs Mormont naar achteren, maar Dany hield stand. Zij was het bloed van de Draak, en het vuur was in haarzelf.
Ze had al lang geleden vermoed wat er aan de hand was, dacht Dany terwijl ze een stap naar de vuurzee deed, maar het komfoor was niet heet genoeg geweest. De vlammen draaiden voor haar ogen als de vrouwen die op haar bruiloft hadden gedanst. Ze wervelden en zongen, en sponnen sluiers van geel, oranje en karmozijnrood, beangstigend om te zien, maar lieflijk, o zo lieflijk, zinderend van de hitte. Dany spreidde haar armen voor hen uit, haar huid rood en gloeiend. Ook dit is een bruiloft, dacht ze. Mirri Maz Duur was stil geworden. De godsvrouw had haar een kind gevonden, maar kinderen groeien en kinderen leren. Nog een stap, en Dany kon zelfs door haar sandalen heen de hitte van het zand onder haar voetzolen voelen. Waar eens haar tranen hadden gevloeid stroomde het zweet over haar dijen en tussen haar borsten en in straaltjes over haar wangen. Achter haar schreeuwde ser Jorah iets, maar hij was niet belangrijk meer, het vuur was het enige belangrijke. De vlammen waren zo prachtig, het mooiste dat ze ooit had gezien, stuk voor stuk tovenaars in het geel, oranje en scharlakenrood, en lange mantels van rook zwierden om hen heen. Ze zag karmozijnen vuur leeuwen en grote gele slangen en eenhoorns van bleekblauwe vlammen. Ze zag vissen, vossen en monsters, wolven en schitterende vogels en bloeiende bomen, de ene nog mooier dan de andere. Ze zag een paard, een grote, grijze hengst in een omlijsting van rook, met golvende manen als een stralenkrans van blauw vuur. Ja, mijn lief, mijn zon-en-sterren, ja, stijg op en rijd nu. Haar vest was gaan smeulen, dus schudde Dany het van haar lijf en liet het op de grond vallen. Het ging in vlammen op terwijl zij nog een sprongetje naar het vuur deed, haar borsten ontbloot in de gloed. Stromen melk vloeiden uit haar rode, gezwollen tepels. Nu, dacht ze, nu, en even ving ze een glimp van Khal Drogo op, met een vlammende gesel in de hand op zijn rookhengst gezeten. Hij glimlachte, en de zweep schoot als een sissende slang op de brandstapel af.
Ze hoorde een knal, het geluid van brekende steen. De verhoging van hout, takjes en gras begon te schuiven en in te storten. Stukken brandend hout gleden op Dany af, en een regen van as en sintels daalde over haar neer. En met veel geraas stuiterde en bolderde er nog iets omlaag: een gebogen stuk steen, licht van kleur en met goud dooraderd, rokend en gebarsten. Het geloei overstemde alles, maar door de vurige regen heen hoorde Dany vaag het gegil van vrouwen en de verwonderde kreten van kinderen.
Leven kan slechts met de dood gekocht worden.
En er knalde nog iets, luid en scherp als de donder, en de rook sliertte en kringelde om haar heen en de brandstapel kantelde en de houtblokken explodeerden zodra het vuur hun geheime kern beroerde. Ze hoorde het krijsen van bange paarden en de stemmen van de Dothraki, die kreten van angst en ontzetting slaakten, en van ser Jorah, die vloekte en haar naam riep. Nee, wilde ze hem toeroepen. Nee, waarde ridder, vrees niet voor mij. Het vuur behoort mij toe. Ik ben Daenerys Stormgeboren, dochter van draken, bruid van draken, moeder van draken, ziet u het niet? Ziet u het niet? Met een dertig voet hoge straal vlammen en rook stortte de brandstapel in en daalde rondom haar op de grond neer. Onbevreesd stapte Dany de vuurstorm in om haar kinderen te roepen.
De derde knal was zo luid en scherp alsof de wereld verbrijzelde. Toen het vuur eindelijk doofde en de grond genoeg was afgekoeld om op te lopen, trof ser Jorah Mormont haar in de as aan, te midden van zwartgeblakerde houtblokken, gloeiende sintels en de verbrande botten van man, vrouw en paard. Ze was naakt, met roet besmeurd, haar kleren tot as verteerd, haar prachtige haar volledig weggeschroeid… maar ze was ongedeerd.
De roomwit met gouden draak zoog aan haar linkerborst, de groen met bronzen aan de rechter. Zij lagen in haar armen gewiegd. Het zwart met scharlakenrode beest lag om haar schouders gedrapeerd, zijn lange, gebogen nek opgerold onder haar kin. Toen het ser Jorah zag hief het de kop op en keek hem aan met ogen als gloeiende kolen. Woordeloos zonk de ridder op zijn knieën. Na hem kwamen de mannen van haar khas. Jhogo legde als eerste zijn arakh aan haar voeten neer. ‘Bloed van mijn bloed,’ mompelde hij terwijl hij zijn gezicht tegen de rokende aarde drukte. ‘Bloed van mijn bloed,’ hoorde ze Aggo herhalen. ‘Bloed van mijn bloed,’ riep Rakharo. En na hen volgden haar dienstmaagden, en daarna de anderen, alle Dothraki, mannen, vrouwen en kinderen, en Dany hoefde hen maar aan te kijken om te weten dat ze nu aan haar toebehoorden, vandaag, morgen en voor altijd, zoals ze nimmer aan Drogo hadden toebehoord.
Toen Daenerys Targaryen opstond siste haar zwarte, en bleke rook wolkte uit zijn bek en neusgaten. De andere twee lieten haar borsten los om hun roep bij de zijne te voegen, en doorschijnende vleugels ontvouwden zich en brachten de lucht in beroering. En voor het eerst in honderden jaren wekte de muziek van draken de nacht tot leven.