‘Hij wilde ser Loras niet sturen,’ zei Sansa die avond tegen Jeane Poel toen ze getweeën bij lamplicht een koude maaltijd aten. ‘Dat kwam door zijn been, denk ik.’
Heer Eddard had het diner met Alyn, Harwin en Vayon Poel in zijn slaapvertrek gebruikt om zijn gebroken been meer rust te gunnen, en Septa Mordane had geklaagd dat een hele dag staan op de galerij haar zere voeten had bezorgd. Arya werd geacht met hen mee te eten, maar die was nog niet terug van haar dansles.
‘Zijn been?’ zei Jeane onzeker. Ze was even oud als Sansa, donker van haar en knap om te zien. ‘Had ser Loras iets aan zijn been?’
‘Niet zijn been,’ zei Sansa en nam een keurig klein hapje van een kippenpoot. ‘Vaders been, sufferd. Dat doet nog steeds zo’n pijn dat hij ervan uit zijn humeur raakt. Anders zou hij ser Loras vast wel gestuurd hebben.’
Het besluit van haar vader verbijsterde haar nog steeds. Toen de Bloemenridder zijn stem verhief had ze vast geloofd dat ze een van die verhalen van de Ouwe Nans werkelijkheid zou zien worden. Ser Gregor was het monster en ser Loras de ware held die hem zou verslaan. Hij zag er zelfs uit als een ware held, zo rank en knap, met die gouden rozen om zijn slanke middel en die weelderige bruine krullen op zijn voorhoofd. En toen had vader het hem geweigerd!
Dat had haar meer van haar stuk gebracht dan ze zeggen kon. Toen ze de galerijtrap afdaalden had ze dat ook met zoveel woorden tegen Septa Mordane gezegd, maar de septa had haar alleen maar gezegd dat het niet aan haar was de besluiten van haar vader in twijfel te trekken. Dat was het moment waarop heer Baelish had gezegd: ‘Dat weet ik zo net nog niet, septa. Bij sommige van haar vaders besluiten is een vraagteken wel op zijn plaats. Deze jongedame is even verstandig als lieftallig.’ En hij had een statige buiging voor haar gemaakt, zo diep dat ze niet zeker had geweten of het complimenteus of spottend bedoeld was. Septa Mordane was ten zeerste ontsteld bij de ontdekking dat heer Baelish hen had afgeluisterd. ‘Het meisje zei maar wat, heer,’ zei ze.
‘Dwaas gebabbel. Ze bedoelde er niets mee.’
Heer Baelish streek over zijn puntbaardje en zei: ‘Niets? Vertel eens, kind, waarom zou jij ser Loras hebben gestuurd?’
Er zat niets anders voor Sansa op dan met die helden en monsters voor de dag te komen. De raadgever van de koning glimlachte. ‘Tja, dat zijn niet de redenen die ik zou hebben gegeven, maar…’ Hij had haar wang aangeraakt, waarbij zijn duim vluchtig over de welving van haar jukbeen streek. ‘Het leven is geen lied, liefje. Dat zul je op een dag tot je verdriet nog wel merken.’
Maar Sansa had helemaal geen zin dat aan Jeane te vertellen. Het was al verontrustend genoeg om eraan terug te denken.
‘Ser Ilyn is de scherprechter van de koning, niet ser Loras,’ zei Jeane. ‘Heer Eddard had hem moeten sturen.’
Sansa huiverde. Telkens als ze naar ser Ilyn Peyn keek kreeg ze de koude rillingen. Hij gaf haar het gevoel dat er iets kils over haar naakte huid glibberde. ‘Ser Ilyn is zelf ook net een monster. Ik ben blij dat vader hem niet heeft aangewezen.’
‘Heer Beric is niet minder heldhaftig dan ser Loras. Hij is net zo koen en dapper.’
‘Dat zal wel,’ zei Sansa niet erg weinig overtuigd. Beric Dondarrion was knap genoeg, maar vreselijk oud, bijna tweeëntwintig. De Bloemenridder was veel beter geweest. Maar natuurlijk was Jeane al verliefd op heer Beric sinds ze hem voor het eerst in het strijdperk had ontwaard. Dat vond Sansa dom van haar. Jeane was tenslotte maar de dochter van een hofmeester, en hoezeer ze ook naar hem smachtte, heer Beric zou zijn oog nooit op iemand laten vallen die zover beneden hem stond, zelfs niet als ze méér dan half zo oud als hij was.
Maar het zou niet aardig zijn om dat te zeggen, dus nam Sansa een slokje melk en veranderde van onderwerp. ‘Ik heb gedroomd dat Joffry het witte hert wist te bemachtigen,’ zei ze. Eigenlijk was het meer een wensdroom, maar het klonk beter om het een echte droom te noemen. Iedereen wist dat dromen profetisch waren. Witte herten golden als uiterst zeldzaam en magisch, en in haar hart wist ze dat haar dappere prins meer waard was dan zijn dronken vader.
‘Gedroomd? Echt waar? Hoefde prins Joffry er alleen maar op af te lopen en het met zijn blote hand aan te raken, zonder het kwaad te doen?’
‘Nee,’ zei Sansa. ‘Hij schoot het met een gouden pijl en bracht het aan mij.’ In de liederen werden magische dieren nooit door ridders gedood. Ze liepen er alleen maar op af en raakten ze aan en deden ze geen kwaad, maar ze wist dat Joffry van jagen hield, en vooral van het doden. Maar alleen dieren. Sansa was er zeker van dat haar prins part noch deel had aan de moord op Jory en die andere arme kerels. Dat had zijn boze oom gedaan, de Koningsmoordenaar. Ze wist dat haar vader daar nog steeds kwaad om was, maar het was onredelijk om Joff de schuld te geven. Dat was hetzelfde als haar de schuld geven van iets wat Arya had gedaan.
‘Ik heb vanmiddag je zuster gezien,’ gooide Jeane eruit, alsof ze Sansa’s gedachten kon lezen. ‘Ze zat vrouwe Tanda’s oranje katje achterna door de stallen. Waarom doet ze zoiets?’
‘Ik weet nooit waarom Arya dingen doet.’ Sansa had een hekel aan stallen: onwelriekende ruimten vol mest en vliegen. Zelfs als ze ging rijden had ze liever dat de stalknecht haar paard zadelde en op de binnenplaats bij haar bracht. ‘Moet ik nog over de zitting van het hof vertellen of niet?’
‘O ja,’ zei Jeane.
‘Er was een zwarte broeder,’ zei Sansa, ‘die om manschappen voor de Muur smeekte, alleen was hij vrij oud en rook hij onfris.’ Dat had ze heel onaangenaam gevonden. Ze had altijd gedacht dat de Nachtwacht uit mannen als oom Benjen bestond. In de liederen heetten ze de zwarte ridders van de Muur. Maar deze man was gebocheld en foeilelijk en zag eruit alsof hij luizen had. Als dit was hoe de Nachtwacht in het echt was, had ze met haar bastaard-halfbroer Jon te doen. ‘Vader vroeg of er nog ridders in de zaal waren die hun huis eer wilden brengen door het zwart aan te nemen, maar niemand kwam naar voren, en dus gaf hij die Yoren het puikje uit de koninklijke kerkers en stuurde hem weg. En later traden die twee broers voor hem, vrij ruiters uit de Marken van Dorne, om hun zwaard aan de koning op te dragen. Vader nam hun de eed af…’
Jeane gaapte. ‘Zijn er ook citroenkoeken?’
Saiisa hield er niet van om in de rede gevallen te worden, maar ze moest toegeven dat citroenkoeken aanlokkelijker klonken dan het merendeel van wat zich in de troonzaal had afgespeeld. ‘Laten we eens gaan kijken,’ zei ze.
De keuken had geen citroenkoeken te bieden, maar ze vonden wel de helft van een koude aardbeientaart, wat bijna net zo goed was. Ze aten hem op de torentrap op en zaten onderwijl te giechelen, te roddelen en geheimen uit te wisselen. Toen ze die avond naar bed ging voelde Sansa zich bijna even verdorven als Arya. De volgende morgen ontwaakte ze voor het ochtendkrieken en sloop slaperig naar het raam om te zien hoe heer Beric zijn manschappen in marsorde opstelde. Ze gingen op weg toen boven de stad de dageraad aanbrak, voorafgegaan door drie banieren. Aan de lange stang wapperde de gekroonde hertenbok van de koning, aan kortere stokken de schrikwolf van Stark en de gevorkte bliksemschicht van heer Beric zelf. Het was allemaal zo opwindend: banieren die dansten in de wind, snuivende en hinnikende paarden, de gouden stralen van de opgaande zon die schuin door de tralies van het valhek schenen toen het werd opgetrokken. Vooral de mannen van Winterfel zagen er prachtig uit in hun zilverkleurige maliën en lange grijze mantels.
Alyn droeg de banier van de Starks. Toen ze hem naast heer Beric de teugels zag inhouden om een paar woorden met hem te wisselen zwol Sansa van trots. Alyn was knapper dan Jory was geweest. Op een dag zou hij ridder zijn.
Na hun vertrek leek de Toren van de Hand zo leeg dat Sansa zelfs blij was om Arya te zien toen ze naar beneden ging om te ontbijten.
‘Waar is iedereen?’ wilde haar zuster weten terwijl ze de schil van een bloedsinaasappel trok. ‘Heeft vader ze erop uitgestuurd om jacht te maken op Jaime Lannister?’
Sansa zuchtte. ‘Ze zijn met heer Beric uitgereden om ser Gregor Clegane te onthoofden.’ Ze keerde zich naar Septa Mordane toe, die met een houten lepel havermout zat te eten. ‘Septa, denkt u dat heer Beric het hoofd van ser Gregor op zijn eigen poort spietst, of dat hij het naar de koning brengt?’ Daar had ze gisteravond met Jeane Poel over zitten redetwisten.
De septa was diep geschokt. ‘Een dame bespreekt zulke dingen niet achter een bord havermout. Waar zijn je manieren, Sansa? Je bent de laatste tijd warempel al net zo erg als je zuster.’
‘Wat heeft Gregor gedaan?’ vroeg Arya.
‘Hij heeft een hofstede platgebrand en een massa mensen vermoord, ook vrouwen en kinderen.’
Arya trok een minachtend gezicht. ‘Jaime Lannister heeft Jory en Huard en Wyl vermoord, en de Jachthond Myca. Iemand had hen moeten onthoofden.’
‘Dat is niet hetzelfde,’ zei Sansa. ‘De Jachthond heeft gezworen om Joffry te beschermen. Die slagersjongen van jou viel de prins aan.’
‘Leugenaarster,’ zei Arya. Haar hand sloot zich zo hard om de bloedsinaasappel dat het sap langs haar vingers droop.
‘Maak me gerust uit voor wat je wilt,’ zei Sansa luchtig. ‘Zodra ik met Joffry getrouwd ben waag je dat niet meer. Dan moet je voor me buigen en me “Uwe Genade” noemen.’ Ze gilde toen Arya de sinaasappel over tafel smeet. Die trof haar met een pets midden op haar voorhoofd en plofte toen in haar schoot.
‘U hebt sap op uw gezicht, Uwe Genade,’ zei Arya.
Het liep langs haar neus en prikte in haar ogen. Sansa veegde het af met een servet. Toen ze zag wat de vrucht in haar schoot met haar prachtige japon van ivoor kleurige zijde had aangericht gilde ze weer.
‘Je bent afschuwelijk,’ krijste ze tegen haar zuster. ‘Ze hadden jou moeten vermoorden in plaats van Dame.’
Septa Mordane kwam zwaaiend overeind. ‘Daar zal jullie heer vader van horen! Onmiddellijk naar jullie kamers. Onmiddellijk!’
‘Ik ook?’ De tranen sprongen Sansa in de ogen. ‘Dat is niet eerlijk.’
‘Het staat niet ter discussie. Ga!’
Sansa beende met opgeheven hoofd weg. Zij zou koningin worden, en koninginnen huilden niet. Tenminste niet waar andere mensen bij waren. Eenmaal in haar slaapkamer vergrendelde ze de deur en trok haar jurk uit. De bloedsinaasappel had een onregelmatige rode vlek op de zijde achtergelaten. ‘Ik haat haar!’ gilde ze. Ze verfrommelde de jurk tot een bal en smeet hem in de koude haard, op de as van gisteravond. Toen ze zag dat de vlek ook tot in haar onderrok was doorgedrongen barstte ze alsnog in snikken uit. Woest rukte ze de rest van haar kleren uit, plofte op haar bed en huilde zich weer in slaap.
Het was midden op de dag toen Septa Mordane op haar deur klopte. ‘Sansa. Je heer vader wenst je te spreken. Nu.’
Sansa ging rechtop zitten. ‘Dame,’ fluisterde ze. Even leek het of de schrikwolf in de kamer was en haar aankeek met die gouden ogen van haar, droevig en veelzeggend. Ze had gedroomd, besefte ze. Dame was bij haar, en ze renden naast elkaar, en… en… Toen ze het zich trachtte te herinneren was het alsof ze met haar vingers de regen probeerde op te vangen. De droom vervloog en Dame was weer dood.
‘Sansa.’ Een nieuwe, scherpe tik op de deur. ‘Hoor je me?’
‘Ja, septa,’ riep ze. ‘Mag ik alstublieft een ogenblikje om me aan te kleden?’ Ze had rode ogen van het huilen, maar ze deed haar best zichzelf mooi te maken.
Heer Eddard zat over een kolossaal, in leer gebonden boek gebogen toen Septa Mordane haar het bovenvertrek binnenleidde. Zijn gipsbeen lag onder de tafel uitgestrekt. ‘Kom eens hier, Sansa,’ zei hij niet onvriendelijk toen de septa haar zuster was gaan halen. ‘Kom naast me zitten.’ Hij sloeg het boek dicht.
Septa Mordane kwam terug met Arya, die kronkelde in haar greep. Sansa had een fraaie, bleekgroene japon van damast aangetrokken en een berouwvol gezicht opgezet, maar haar zuster was nog in het morsige leer en baai gekleed dat ze ook al tijdens het ontbijt had gedragen. ‘Hier is de andere,’ kondigde de septa aan.
‘Dank u, Septa Mordane. Ik wil mijn dochters graag alleen spreken, als u zo goed wilt zijn.’ De septa boog en vertrok.
‘Arya is begonnen,’ zei Sansa snel, omdat ze perse het eerste woord wilde hebben. ‘Ze schold me uit voor leugenaarster en smeet een sinaasappel naar mijn hoofd, zodat mijn jurk bedorven werd,’ gilde Sansa. ‘Jij zou met Hodor moeten trouwen, je lijkt sprekend op hem, stompzinnig, harig en lelijk.’ Ze dook onder haar zusters arm uit, stormde haar slaapkamer in en schoof de deur achter zich op de grendel.