Haar broer hield de japon ter inspectie omhoog. ‘Dit is pure schoonheid. Raak maar aan. Toe dan. Voel eens aan de stof.’
Dany raakte de japon aan. Het weefsel was zo glad dat het als water door haar vingers leek te vloeien. Ze kon zich niet herinneren dat ze ooit zoiets zachts had gedragen. Het beangstigde haar. Ze trok haar hand terug. ‘Is dat echt voor mij?’
‘Een geschenk van magister Illyrio,’ zei Viserys glimlachend. Haar broer was vanavond uitermate goedgeluimd. ‘Deze kleur doet het violet van je ogen goed uitkomen. En je krijgt ook goud, en allerhande juwelen. Illyrio heeft het beloofd. Vanavond moet je eruitzien als een prinses.’
Een prinses, dacht Dany. Ze was vergeten hoe dat voelde. Misschien had ze het nooit echt geweten. ‘Waarom krijgen we zo veel van hem?’ vroeg ze. ‘Wat wil hij van ons?’ Ze woonden nu al bijna een half jaar in het huis van de magister, aten zijn maaltijden en werden door zijn bedienden verwend. Dany was dertien, oud genoeg om te weten dat zulke geschenken hier in de vrij stad Pentos vrijwel altijd een prijs hadden.
‘Illyrio is niet gek,’ zei Viserys. Hij was twintig, een broodmagere jongeman met nerveuze handen en een koortsige blik in zijn lichtpaarse ogen. ‘De magister weet dat ik mijn vrienden niet zal vergeten wanneer ik mijn troon bestijg.’
Dany zweeg. Magister Illyrio handelde in kruiden, cameeën, drakenbeen en andere, minder appetijtelijke zaken. Men zei dat hij vrienden had in alle negen Vrijsteden en zelfs daarbuiten, in Vaes Dothrak en de legendarische landen aan de Jaden Zee. Men zei ook dat hij nog nooit een vriend had gehad die hij niet vrolijk en wel zou verkopen als de prijs maar hoog genoeg was. Dany luisterde naar de roddels op straat, en daar hoorde ze dat soort dingen, maar ze wachtte zich er wel voor, haar broers woorden in twijfel te trekken als hij aan zijn web van dromen weefde. Zijn woede, eenmaal tot uitbarsting gekomen, was vreselijk. Viserys noemde dat de Draak wekken. Haar broer hing de japon naast de deur. ‘Illyrio stuurt straks de slaven om je te baden. Zorg ervoor dat je de stank van de stallen afwast. Khal Drogo heeft wel duizend paarden, vanavond zoekt hij een ander soort rijdier.’ Hij bekeek haar kritisch. ‘Je staat er nog steeds zo ingezakt bij. Rug recht.’ Hij duwde haar schouders naar achteren. ‘Laat zien dat je inmiddels vrouwelijke vormen hebt.’ Zijn vingers streken vluchtig over haar ontluikende borsten en sloten zich om een tepel. ‘Je laat me vanavond niet in de steek. Als je dat wel doet zal het je niet glad zitten. Wil je de Draak wekken? Nee toch?’
Hij draaide haar tepel om, een gemeen harde kneep door de ruwe stof van haar tuniek heen. ‘’Nee toch f” herhaalde hij.
‘Nee,’ zei Dany gedwee.
Haar broer glimlachte. ‘Goed zo.’ Hij streelde haar bijna hartelijk over het haar. ‘Wanneer ze de geschiedenis van mijn heerschappij schrijven, lieve zuster, dan zullen ze zeggen dat die deze avond is begonnen.’
Toen hij weg was liep Dany naar haar raam en staarde weemoedig over het water van de baai. De vierkante bakstenen torens van Pentos tekenden zich als zwarte silhouetten af tegen de ondergaande zon. Dany hoorde het gezang van de rode priesters die hun nachtvuren aanstaken, en het geschreeuw van haveloze kinderen die buiten de muren van de villa aan het spelen waren. Even verlangde ze ernaar om mee te doen, blootsvoets, ademloos en in lompen gehuld, zonder verleden, zonder toekomst en zonder een feest in de residentie van Khal Drogo te hoeven bijwonen.
Ergens voorbij de zonsondergang, achter de zee-engte, lag een land van groene heuvels, bloeiende velden en brede, snelstromende rivieren, waar torens van donkere steen oprezen in prachtige, blauwgrijze bergen, en waar geharnaste ridders onder de banieren van hun heren ten strijde trokken. Rhaesh Andahli, noemden de Dothraki het, het land der Andalen. In de Vrijsteden spraken ze van Westeros en de Rijken van de Zonsondergang. Haar broer had er een eenvoudiger naam voor. ‘Ons land,’ noemde hij het. Die woorden waren voor hem een soort gebed. Als hij ze maar vaak genoeg uitsprak moesten de goden hem wel verhoren. ‘Rechtens van ons, op grond van afstamming, ons door verraad ontnomen, maar desondanks van ons, voorgoed van ons. Je steelt niet van de Draak, o nee. De Draak vergeet niet.’
En misschien was het de Draak ook wel bijgebleven, maar Dany niet. Ze had dat land dat volgens haar broer aan hen behoorde nooit gezien, dat rijk achter de zee-engte. Die plaatsen waar hij over sprak, de Rots van Casterling en het Adelaarsnest, Hooggaarde en de Vallei van Arryn, Dorne en het Eiland der Gezichten, voor haar waren het louter woorden. Viserys was een jongen van acht geweest toen ze Koningslanding waren ontvlucht om aan de oprukkende legers van de usurpator te ontkomen, maar Daenerys was nog slechts een kiem in de schoot van hun moeder.
Toch zag Dany het soms voor zich zoals het geweest was, zo vaak had haar broer haar de verhalen verteld. De middernachtelijke vlucht naar Drakensteen, het maanlicht dat glom op de zwarte zeilen van het schip. Haar broer Rhaegar, die streed tegen de usurpator in de bloedige wateren van de Drietand, en die stierf voor de vrouw die hij liefhad. De plundering van Koningslanding door de mannen die Viserys de honden van de usurpator noemde, de heren Lannister en Stark. Prinses Elia van Dorne, smekend om genade terwijl ze Rhaegars erfgenaam van haar borst rukten en voor haar ogen vermoordden. De gepolijste schedels van de laatste draken, die zonder iets te zien van de wanden van de troonzaal omlaagstaarden toen de Koningsmoordenaar haar vader met een gouden zwaard de keel doorsneed.
Zij was negen maanden na hun vlucht op Drakensteen geboren, terwijl een loeiende zomerstorm de vesting op het eiland aan stukken dreigde te rijten. Men zei dat die storm verschrikkelijk was geweest. De vloot van de Targaryens was vernietigd terwijl hij voor anker lag en grote blokken steen waren van de tinnen gerukt en in het wilde water van de zee-engte gesmeten. Haar moeder was bij de bevalling gestorven, en dat had haar broer Viserys haar nooit vergeven. Van Drakensteen wist ze ook niets meer. Ze waren nogmaals gevlucht, kort voordat de broer van de usurpator was uitgevaren met zijn pas gebouwde vloot. Inmiddels was Drakensteen zelf, de aloude zetel van hun Huis, het enige dat nog restte van de Zeven Koninkrijken die eens van hen waren geweest. Niet lang meer. Het garnizoen had hen aan de usurpator willen verkopen, maar op een nacht was ser Willam Darring met vier getrouwen de kinderkamer binnengedrongen en had hen allebei ontvoerd, samen met haar min, waarna ze onder dekking van het duister naar de veilige kust van Braavos waren gevaren.
Ze had een vage herinnering aan ser Willam, een grote, grijze beer van een vent, half blind, die vanaf zijn ziekbed met donderende stem bevelen gaf. De bedienden waren doodsbang voor hem, maar voor Dany was hij altijd aardig. Hij noemde haar ‘prinsesje’, en soms ‘Vrouwe’, en zijn handen waren zo zacht als oud leer. Maar hij kwam zijn bed nooit uit en wasemde dag en nacht een ziekenlucht uit, een warme, vochtige, weezoete stank. Dat was toen ze in Braavos woonden, in het grote huis met de rode deur. Daar had Dany haar eigen kamer gehad, met een citroenboom voor haar raam. Na ser Willams dood hadden de bedienden het beetje geld dat hun nog restte gestolen, en al snel daarop waren ze het grote huis uitgezet. Dany had gehuild toen de rode deur voorgoed achter hen dichtging. Sindsdien hadden ze rondgezworven, van Braavos naar Myr, van Myr naar Tyrosh, en vandaar naar Qohor, Volantis en Lys. Ze waren nooit lang op één plaats gebleven. Dat wilde haar broer niet. De sluipmoordenaars van de usurpator zaten hen op de hielen, beweerde hij, al had Dany er nog nooit een gezien.
Aanvankelijk hadden de magisters en archons en handelsvorsten de laatste der Targaryens met genoegen in hun huis en aan hun tafel verwelkomd, maar toen de usurpator met het verstrijken der jaren op de ijzeren troon bleef zitten, gingen de deuren dicht en werd hun leven armoediger. Al jaren geleden hadden ze hun laatste, luttele schatten moeten verkopen, en nu was zelfs het geld dat moeders kroon had opgeleverd op. In de stegen en wijnkroegen van Pentos werd haar broer ‘de bedelaar-koning’ genoemd. Hoe ze haar noemden wilde Dany niet weten.
‘Op een dag krijgen we het allemaal terug, lief zusje,’ placht hij haar te beloven. Soms trilden zijn handen als hij het daarover had.
‘De juwelen, de zijden stoffen, Drakensteen en Koningslanding, de ijzeren troon en de Zeven Koninkrijken, alles wat ze ons ontnomen hebben krijgen we terug.’ Voor die dag leefde Viserys. Het enige dat Daenerys terug wilde was het grote huis met de rode deur, de citroenboom voor haar raam, de kindertijd die ze nooit had gehad. Er werd zachtjes op haar deur geklopt. ‘Binnen,’ zei Dany terwijl ze het raam de rug toekeerde. Illyrio’s bedienden kwamen binnen, maakten een buiging en togen aan het werk. Het waren slavinnen, een geschenk van een van de vele Dothraki waarmee de magister bevriend was. De vrijsteden van Pentos kenden de slavernij niet. Toch waren het slavinnen. De oude vrouw, klein en muisgrijs, sprak nooit een woord, maar dat werd gecompenseerd door het meisje. Zij was Illyrio’s favoriete, een blond, blauwogig wicht van zestien dat onder het werken aan één stuk door kletste.
Ze vulden haar bad met heet water uit de keuken en parfumeerden het met geurige oliën. Het meisje trok de tuniek van grof katoen over Dany’s hoofd en hielp haar in de badkuip. Het water was gloeiend heet, maar Dany gaf geen krimp en slaakte geen kreet. Ze hield van die hitte. Die gaf haar een schoon gevoel. Bovendien had haar broer haar vaak verteld dat voor een Targaryen nooit iets te heet was. ‘Wij zijn van het huis van de Draak,’ zei hij altijd. ‘Wij hebben het vuur in ons bloed.’
De oude vrouw waste haar lange, zilverblonde haar en kamde voorzichtig de klitten eruit, al die tijd zwijgend. Het meisje boende haar rug en haar voeten en vertelde haar hoeveel geluk ze had. ‘Drogo is zo rijk dat zelfs zijn slaven gouden banden om hun nek dragen. In zijn khalasar rijden honderdduizend man en zijn paleis in Vaes Dothrak heeft tweehonderd kamers en deuren van massief zilver.’ En meer van dien aard, veel meer: wat een knappe man de khal was, zo rijzig en vurig, onbevreesd in de strijd, de beste ruiter die ooit te paard had gezeten, een griezelig goed schutter. Daenerys zei niets. Ze was er altijd van uitgegaan dat ze met Viserys zou trouwen wanneer ze mondig werd. Eeuwenlang hadden de Targaryens broer aan zuster gekoppeld sinds Aegon de Veroveraar zijn zuster Rhaenys tot bruid had genomen. Het geslacht moest zuiver blijven, had Viserys haar wel duizendmaal voorgehouden. Hun bloed was koningsbloed, het gouden bloed van het oude Valyria, het bloed van de Draak. Draken paarden niet met de dieren des velds, en Targaryens versneden hun bloed niet met dat van mindere mensen. Toch was Viserys nu aan het intrigeren om haar aan een vreemde te verkopen, een barbaar. Toen ze schoon was hielpen de slavinnen haar uit het water en droogden haar af. Het meisje borstelde haar haren tot ze glansden als gesmolten zilver, terwijl de oude vrouw haar inwreef met het parfum van de kruidbloem, afkomstig van de vlakten van Dothrak, een tipje op haar polsen, een achter haar oren, een op elke tepel en een laatste, die koel aanvoelde op haar onderste lippen, tussen haar benen. Ze hulden haar in de flinterdunne dingetjes die magister Illyrio naar boven had laten brengen, en vervolgens in de japon van donkere, pruimkleurige zijde die het violet van haar ogen zo goed deed uitkomen. Het meisje schoof de vergulde sandalen aan haar voeten terwijl de oude vrouw de tiara in haar haren vastzette en een met amethisten bezette gouden armband om haar polsen schoof. Het laatst van alles kwam de halsring, een zware gouden torc, gesierd met oeroude Valyrische schrifttekens.
‘Nu ziet u er helemaal als een prinses uit,’ zei het meisje ademloos toen ze klaar waren. Dany gluurde naar haar spiegelbeeld in de verzilverde spiegel die Illyrio zo attent geweest was te verstrekken. Een prinses, dacht ze, maar ze herinnerde zich wat het meisje had gezegd: dat Khal Drogo zo rijk was dat zelfs zijn slaven gouden halsbanden droegen. Plotseling kreeg ze het koud, en op haar naakte armen kwam kippenvel. Haar broer wachtte in de koelte van de hal. Hij zat op de rand van het bassin en liet zijn hand in het water hangen. Toen zij verscheen stond hij op en bezag haar kritisch. ‘Stilstaan,’ beval hij.
‘Draai je om. Ja. Goed. Je ziet er…’
‘Koninklijk uit,’ zei magister Illyrio terwijl hij onder een zuilengang uit stapte. Voor zo’n gezette man bewoog hij zich opvallend elegant. Onder de losse gewaden van gevlamde zij deinden zijn vetrollen tijdens het lopen op en neer. Aan al zijn vingers blonken sierstenen, en zijn persoonlijke bediende had zijn gevorkte gele baard geolied tot die glansde als puur goud. ‘Moge de Heer des Lichts u op deze hoogst fortuinlijke dag met zegeningen overstelpen, prinses Daenerys,’ zei de magister terwijl hij haar hand greep. Hij boog zijn hoofd, en even schemerden zijn scheve, gele tanden door zijn gouden baard heen. ‘Ze is net een droom, Uwe Genade, net een droom,’ zei hij tegen haar broer. ‘Drogo zal in vervoering raken.’
‘Ze is te mager,’ zei Viserys. Zijn haar, evenals het hare zilverblond, was strak naar achteren getrokken en vastgepind met een speld van drakenbeen. Hij kreeg er een streng uiterlijk door, en de scherpe lijnen van zijn holle gezicht werden erdoor benadrukt. Hij legde zijn hand op het gevest van het zwaard dat Illyrio hem had geleend en zei: ‘Weet je zeker dat Khal Drogo van zulke jonge vrouwen houdt?’
‘Haar bloed heeft gevloeid. Ze is oud genoeg voor de khal,’ verklaarde Illyrio niet voor het eerst. ‘Kijk eens naar haar. Dat zilvergouden haar, die purperen ogen… ze is van het bloed van het oude Valyria, geen twijfel aan, geen twijfel aan… en hooggeboren als ze is, als dochter van de oude koning en zuster van de nieuwe, kan het niet anders of onze Drogo zal verrukt van haar zijn.’ Toen hij haar hand losliet merkte Daenerys dat ze beefde.
‘Dat zal dan wel,’ zei haar broer, weinig overtuigd. ‘Die wilden hebben een rare smaak. Jongens, paarden, schapen…’
‘Zegt u dat liever niet waar Khal Drogo bij is,’ zei Illyrio. De ogen van haar broer fonkelden van woede. ‘Hoe dwaas denk je dat ik ben?’
De magister maakte een lichte buiging. ‘Ik denk dat u een koning bent. Het ontbreekt koningen aan de behoedzaamheid van de gewone man. Verschoning als ik u beledigd heb.’ Hij wendde zich af en klapte in zijn handen om zijn dragers te ontbieden. Toen ze zich in Illyrio’s fraai bewerkte palankijn op weg begaven was het pikdonker in de straten van Pentos. Twee bedienden liepen voorop om hen bij te lichten met sierlijke olielantaarns met bleekblauwe glazen ruitjes, terwijl een twaalftal sterke mannen de draagstokken op hun schouders hesen. Binnen achter de gordijnen was het warm en bedompt. Dany kon de stank van Illyrio’s pafferige lijf door zijn zware parfums heen ruiken.
Haar broer, die naast haar languit op zijn kussens lag, merkte er niets van. Hij was in gedachten ver weg, aan de overkant van de zeeengte. ‘We zullen niet zijn hele khalasar nodig hebben,’ zei Viserys. Zijn vingers speelden met het gevest van zijn geleende wapen, maar Dany wist dat hij nog nooit in ernst een zwaard had gevoerd. ‘Tienduizend, dat zou voldoende zijn. Ik zou de Zeven Koninkrijken met tienduizend krijsende Dothraki kunnen schoonbezemen. Het rijk zal in opstand komen voor zijn rechtmatige koning. Tyrell, Roodweyn, Darring, Grauwvreugd, zij dragen de usurpator geen warmer hart toe dan ik. De mannen van Dorne branden van verlangen om Elia en haar kinderen te wreken. En de gewone lieden zullen onze kant kiezen. Ze schreeuwen om hun koning.’ Hij keek Illyrio gespannen aan. ‘Zo is dat toch?’
‘Het is uw volk, en dat heeft u van harte lief,’ zei magister Illyrio beminnelijk. ‘In hofsteden alom in het rijk drinken mannen heimelijk op uw gezondheid en zijn vrouwen bezig drakenbanieren te borduren die ze verborgen houden voor de dag waarop u weerkeert van over het water.’ Hij haalde zijn massieve schouders op. ‘Dat is althans wat mijn agenten me vertellen.’
Dany had geen agenten, geen enkele manier om erachter te komen wat men zoal deed of dacht aan de overkant van de zee-engte, maar ze wantrouwde de mooie woorden van Illyrio, zoals ze alles aan Illyrio wantrouwde. Haar broer daarentegen knikte gretig. ‘Ik zal de usurpator eigenhandig doden,’ beloofde hij, die nog nooit iemand had gedood, ‘zoals hij mijn broer Rhaegar heeft gedood. En ook Lannister, de Koningsmoordenaar, voor wat hij met mijn vader heeft gedaan.’
‘Dat zou uitermate gepast zijn,’ zei magister Illyrio. Dany zag een minuscuul zweempje van een glimlach om zijn volle lippen spelen, maar haar broer merkte het niet. Hij knikte, schoof een gordijn opzij en staarde de nacht in, en Dany wist dat hij weer eens de Slag van de Drietand uitvocht.
De negen torens tellende state van Khal Drogo was gelegen aan het water van de baai, de hoge bakstenen muren overwoekerd met bleke klimop. Het gebouw was een geschenk aan de khal van de magisters van Pentos, vertelde Illyrio. De Vrijsteden waren altijd vrijgevig jegens de paardenvorsten. ‘Niet dat we die barbaren vrezen,’ placht Illyrio glimlachend te verklaren. ‘De Heer des Lichts zou onze stadsmuren zelfs tegen een miljoen Dothraki beschermen, althans, dat is wat de rode priesters ons verzekeren… maar waarom zou je risico’s nemen als hun vriendschap voor zo weinig te koop is?’
Hun palankijn werd aangehouden bij de poort, en een van de wachters trok de gordijnen ruw opzij. Hij had de koperkleurige huid en de donkere, amandelvormige ogen van een Dothraki, maar zijn gezicht was onbehaard en hij droeg de bronzen spijkerkap van de Onbevlekten. Hij bekeek hen met kille ogen. Magister Illyrio gromde hem iets toe in de ruwe taal van de Dothraki, en de wacht antwoordde op diezelfde toon en wuifde hen door. Dany zag dat de hand van haar broer het gevest van zijn geleende zwaard omknelde. Hij keek bijna even bang als zij zich voelde.
‘Onbeschaamde eunuch,’ pruttelde Viserys terwijl de palankijn naar de state schommelde.
Magister Illyrio’s woorden waren als honing zo zoet. ‘Vele belangrijke mannen zullen vanavond het feest bijwonen. Zulke mannen hebben vijanden. De khal moet bescherming bieden aan zijn gasten, van wie u de voornaamste bent, Uwe Genade. De usurpator zou ongetwijfeld goed voor uw hoofd betalen.’
‘O ja,’ zei Viserys duister. ‘Hij heeft het geprobeerd, Illyrio, dat kan ik je wel vertellen. Zijn sluipmoordenaars volgen ons overal. Ik ben de laatste Draak, en zolang ik leef zal hij niet rustig slapen.’
De palankijn minderde snelheid en hield stil. De gordijnen werden opzij geschoven en een slaaf hielp Daenerys naar buiten. Zijn halsband was van doodgewoon brons, zag ze. Haar broer volgde, één hand nog steeds om het gevest van zijn zwaard geklemd. Er waren twee sterke mannen nodig om magister Illyrio weer recht overeind te zetten. Binnen in de state was de lucht bezwangerd met de geur van specerijen, reukvuur en zoete citroen met kaneel. Ze werden begeleid door de entreehal, waar een mozaïek van gekleurd glas de Doem van Valyria voorstelde. Overal langs de wanden brandden olielantaarns van zwart ijzer. Onder een boog van verstrengelde stenen bladeren zong een eunuch hun komst uit. ‘Viserys van het Huis Targaryen, Derde van die Naam,’ riep hij met hoge, welluidende stem, ‘Koning van de Andalen, de Rhoynar en de Eerste Mensen, Heer van de Zeven Koninkrijken en Beschermer van het Rijk. Zijn zuster Daenerys Stormgeboren, prinses van Drakensteen. Zijn achtenswaardige gastheer Illyrio Mopatis, magister van de Vrij stad Pentos.’
Voorbij de eunuch betraden ze een omzuild binnenhof, met bleke klimop overwoekerd. In het maanlicht namen de bladeren de kleur van been en zilver aan. Daartussen bewogen zich de gasten, vele van hen hooggeplaatste Dothraki-ruiters, forse mannen met een roodbruine huid en beringde hangsnorren, hun zwarte haar geolied, gevlochten en met belletjes versierd. Maar er waren ook desperado’s en huurlingen uit Pentos, Myr en Tyrosh bij, een rode priester die nog dikker was dan Illyrio, harige mannen uit de Haven van Ibben en heren van de Zomereilanden met een huid zo zwart als ebbenhout. Daenerys bekeek hen allemaal vol verwondering… en besefte toen met een plotselinge steek van angst dat zij hier de enige vrouw was.
Illyrio fluisterde hun toe: ‘Die drie daar zijn Drogo’s bloedruiters. Die bij die pilaar is Khal Moro, met zijn zoon Rhogoro. De man met de groene baard is een broer van de Archon van Tyrosh, en de man achter hem is ser Jorah Mormont.’
De laatste naam viel Daenerys op. ‘Een ridder?’
‘Niet minder,’ Illyrio glimlachte in zijn baard. ‘Door de Hoge septon persoonlijk gezalfd met de zeven oliën.’
‘Wat doet hij hier?’ flapte ze eruit.
‘De usurpator eiste zijn hoofd,’ lichtte Illyrio hen in. ‘Een of andere onbeduidende belediging. Hij had een paar stropers aan een slavenhandelaar uit Tyrosh verkocht in plaats van ze aan de Nachtwacht te geven. Belachelijke wet. Iemand moet toch kunnen doen wat hij wil met zijn levende have?’
‘Voor de avond om is wens ik ser Jorah te spreken,’ zei haar broer. Dany merkte dat ze nieuwsgierig naar de ridder stond te staren. Het was een oudere man, de veertig gepasseerd en kalend, maar nog sterk, en in goede conditie. In plaats van zijde en katoen droeg hij wol en leer. Zijn tuniek was donkergroen, en er was een klimmende zwarte beer op geborduurd. Ze keek nog steeds naar die vreemde man uit het vaderland dat ze nooit had gekend toen magister Illyrio een klamme hand op haar naakte schouder legde. ‘Daar, liefste prinses,’ fluisterde hij, ‘daar is de khal zelf.’
Dany was het liefst weggerend om zich te verstoppen, maar haar broer hield haar in het oog en als ze hem mishaagde zou ze de Draak wekken, wist ze. Gespannen keerde ze zich om en keek naar de man die haar, naar Viserys hoopte, ten huwelijk zou vragen voor de avond om was.
Het slavinnetje had er niet ver naast gezeten, dacht ze. Khal Drogo was een kop groter dan de langste man in het vertrek, en toch op de een of andere manier lichtvoetig, gracieus als een panter uit Illyrio’s menagerie. Hij was jonger dan ze gedacht had, niet ouder dan dertig. Zijn huid had de kleur van gepolijst koper en om zijn dikke snor zaten gouden en bronzen ringen.
‘Ik moet naar hem toe om mijn onderdanigheid te betuigen,’ zei magister Illyrio. ‘Wacht hier. Ik breng hem naar u toe.’
Terwijl Illyrio naar de khal waggelde greep haar broer haar bij de arm. Zijn vingers knepen zo hard dat het pijn deed. ‘Zie je zijn vlecht, lieve zuster?’
Drogo’s vlecht was nachtzwart en zwaar van de geurige olie, volgehangen met kleine belletjes die zachtjes tinkelden als hij bewoog. De vlecht hing tot ver over zijn gordel, zelfs tot onder zijn zitvlak. Het uiteinde streek langs de achterkant van zijn dijen.
‘Zie je hoe lang die is?’ zei Viserys. ‘Als de Dothraki in het gevecht verslagen worden snijden ze uit schaamte hun vlecht af opdat de wereld weet heeft van hun schande. Khal Drogo heeft nog nooit één gevecht verloren. Met hem is Aegon de Drakenvorst weergekeerd, en jij zult zijn vorstin zijn.’
Dany keek naar Khal Drogo. Zijn gezicht was hard en wreed, zijn ogen waren koud en donker als onyx. Haar broer deed haar wel eens pijn als ze de Draak had gewekt, maar hij joeg haar geen angst aan en deze man wel. ‘Ik wil zijn vorstin niet zijn,’ hoorde ze zichzelf met een dun stemmetje zeggen. ‘Alsjeblieft, alsjeblieft, Viserys, ik wil niet, ik wil naar huis.’
‘Naar huis?’ Hij bleef zachtjes praten, maar ze hoorde hoe razend hij klonk. ‘Hoe had jij naar huis gewild, lief zusje? Ze hebben ons huis van ons afgenomen!’ Hij trok haar de schaduwen in, uit het gezicht, en zijn vingers boorden zich in haar huid. ‘Hoe had jij naar huis gewild?’ herhaalde hij, en daarmee bedoelde hij Koningslanding, en Drakensteen, en het hele rijk dat ze verloren hadden. Dany had alleen maar hun kamers in Illyrio’s villa bedoeld, niet echt een thuis en toch het enige dat ze hadden. Maar daar wilde haar broer niet van horen. Hij had hier geen thuis. Zelfs het grote huis met de rode deur was voor hem geen thuis geweest. Zijn vingers groeven zich in haar arm en dwongen haar een antwoord af. ‘Ik weet het niet…’ zei ze ten slotte, en haar stem brak. Haar ogen schoten vol tranen.
‘Maar ik wel,’ zei hij vinnig. ‘Wij gaan naar huis met een leger, lief zusje. Met het leger van Khal Drogo, dat is hoe we naar huis gaan. En als je daarvoor zijn bruidsbed in moet, dan gebeurt dat ook!’ Hij glimlachte tegen haar. ‘Als het moest zou ik je door zijn complete khalasar laten naaien, lieve zuster, alle veertigduizend man en hun paarden erbij, als ik langs die weg aan mijn leger moest komen. Wees blij dat het bij Drogo blijft. Wie weet ga je hem wel aardig vinden. En droog nu je tranen. Illyrio is met hem onderweg, en hij zal je niet zien huilen.’
Dany keerde zich om en zag dat het zo was. Magister Illyrio, een en al pluimstrijkerij, leidde Khal Drogo naar hen toe. Ze veegde de niet vergoten tranen af met de rug van haar hand.
‘Glimlachen,’ fluisterde Viserys nerveus en zijn hand daalde af naar het gevest van zijn zwaard. ‘En rug recht. Laat hem zien dat je borsten hebt. De goden weten dat je toch al niet rijk voorzien bent.’
Daenerys glimlachte en rechtte haar rug.