Haar vader had weer ruzie gehad met de raad. Arya kon het aan zijn gezicht zien toen hij aan tafel kwam, alweer te laat, zoals zo vaak. De eerste gang, een dikke, zoete pompoenensoep, was al afgeruimd toen Ned Stark de kleine zaal inbeende. Die werd zo genoemd ter onderscheiding van de grote zaal, waar de koning duizend gasten kon onthalen, maar het was een langwerpig vertrek met een hoog, gewelfd plafond, en de banken langs de schraagtafels boden plaats aan tweehonderd mensen.
‘Heer,’ zei Jory toen vader binnenkwam. Hij stond op, en de rest van de wacht met hem. Alle mannen droegen een nieuwe mantel van zware, grijze wol, met wit satijn omzoomd. Een hand van gedreven zilver hield de wollen plooien van elke mantel bijeen en kenmerkte de dragers als leden van de hofwacht van de Hand. Er waren er maar vijftig, dus de meeste banken waren leeg.
‘Ga zitten,’ zei Eddard Stark. ‘Ik zie dat u zonder mij begonnen bent. Het doet me genoegen dat er hier in de stad nog een paar verstandige mannen zijn.’ Hij gaf het signaal dat de maaltijd hervat kon worden. De bedienden droegen schalen ribstuk binnen met een knapperige korst van knoflook en kruiden.
‘Op de binnenplaats wordt beweerd dat er een toernooi komt, heer,’ zei Jory terwijl hij weer plaatsnam. ‘Ze zeggen dat er ridders uit het hele rijk zullen komen om een steekspel te houden en feest te vieren ter ere van uw benoeming als Hand des Konings.’
Arya zag dat haar vader daar niet erg gelukkig mee was. ‘Zeggen ze ook dat er niets is dat ik minder graag gewild had?’
Sansa had ogen als schoteltjes gekregen. ‘Een toernooi?’ prevelde ze. Ze zat tussen Septa Mordane en Jeane Poel in, zo ver van Arya verwijderd als ze kon zonder haar vader verwijten te ontlokken. ‘Mogen wij er ook heen, vader?’
‘Je weet hoe ik erover denk, Sansa. Naar het schijnt dien ik Roberts spelletjes te organiseren en omwille van hem te doen of ik vereerd ben. Dat wil niet zeggen dat ik mijn dochters aan die idioterie moet blootstellen.’
‘O, alstublieft,’ zei Sansa. ‘Ik wil het zien.’
Septa Mordane nam het woord. ‘Prinses Myrcella gaat ook, heer, en zij is jonger dan jonkvrouwe Sansa. Alle dames van het hof worden geacht bij zo’n groots evenement als dit aanwezig te zijn, en aangezien het toernooi ter ere van u gehouden wordt zou het een vreemde indruk maken als uw gezin het niet bijwoonde.’
Vader keek gepijnigd. ‘Ja, dat zal wel. Goed dan, ik zal je een plaats bezorgen, Sansa.’ Hij zag Arya. ‘Jullie allebei.’
‘Dat stomme toernooi van hun kan me gestolen worden,’ zei Arya. Ze wist dat prins Joffry erbij zou zijn, en ze haatte prins Joffry. Sansa hief haar hoofd op. ‘Het zal een schitterend evenement zijn. Daar hebben ze jou niet bij nodig.’
De woede flitste over haar vaders gezicht. ‘Genoeg, Sansa. Nog één woord, en ik verander van gedachten. Ik ben doodziek van dat eindeloze gebekvecht van jullie. Jullie zijn zusters en ik verwacht dat jullie je als zodanig gedragen. Is dat duidelijk?’
Sansa beet op haar lip en knikte. Arya keek nors op haar bord neer. Ze voelde de tranen achter haar ogen prikken. Boos wreef ze vastbesloten om niet te huilen.
Alleen het gekletter van messen en vorken was nog te horen. ‘Wilt u mij verontschuldigen?’ zei haar vader tegen zijn tafelgenoten. ‘Ik merk dat ik vanavond weinig eetlust heb.’ Hij liep de zaal uit. Toen hij weg was begon Sansa opgewonden tegen Jeane Poel te fluisteren. Verderop aan tafel lachte Jory om een grap, en Hullen sneed het onderwerp paarden aan. ‘Dat strijdros van jou, nou, dat is misschien niet het geschiktste voor het steekspel. Da’s andere koek, hoor, heel andere koek.’ De mannen hadden het allemaal al eens gehoord. Desmond, Jacs en Hullens zoon Harwin legden hem gezamenlijk het zwijgen op, en Porthier riep om meer wijn. Niemand praatte met Arya. Het liet haar koud. Zo had ze het graag. Ze zou haar maaltijden het liefst alleen in haar slaapkamer hebben gebruikt, als dat gemogen had. Soms mocht het inderdaad, als vader met de koning of een of andere edelman of de gezanten uit zus en zo moest dineren. De rest van de tijd aten ze in zijn bovenvertrek, alleen hij, zij en Sansa. Dat waren de keren dat Arya haar broers het meest miste. Ze zou Bran willen plagen en met de kleine Rickon spelen en Robb naar haar willen zien lachen. Ze wilde dat Jon door haar haren woelde en haar ‘zusje’ noemde en haar zinnen voor haar afmaakte. Maar zij waren er geen van allen. Op Sansa na had ze niemand meer, en Sansa wilde niet eens met haar praten, tenzij vader haar ertoe dwong. Thuis in Winterfel hadden ze bijna de helft van de tijd in de grote zaal gegeten. Haar vader zei altijd dat een heer samen met zijn mannen moest eten als hij ze wilde vasthouden. ‘Zorg dat je je volgelingen kent,’ had ze hem eens tegen Robb horen zeggen, ‘en zorg dat ze jou kennen. Vraag niet van je mannen dat ze voor een vreemde sterven.’ In Winterfel had hij altijd een extra stoel bij zich aan tafel laten zetten, en elke dag kreeg een ander het verzoek om bij hem te komen zitten. De ene avond was het Vayon Poel, en dan ging het gesprek over muntgeld, broodvoorraden en bedienden. Een volgende keer was het Mikken, en dan zat haar vader te luisteren naar zijn gepraat over harnassen en zwaarden, en hoe heet een smidsvuur moest zijn, en wat de beste manier was om staal te temperen. Weer een andere dag kon het Hullen zijn met zijn eindeloze geklets over paarden, of Septon Cheyl uit de bibliotheek, of Jory, of ser Rodrik, of zelfs Ouwe Nans met haar verhalen.
Arya deed niets liever dan bij haar vader aan tafel zitten en naar die gesprekken luisteren. Ze luisterde ook graag naar de mannen op de banken, naar vrijruiters, taai als leer, hoofse ridders en stoutmoedige jonge schildknapen, en vergrijsde wapenknechten. Ze bekogelde hen altijd met sneeuwballen en hielp hen pasteien stelen uit de keuken. Hun vrouwen gaven haar beschuitjes en zij bedacht namen voor hun baby’s en speelde monsters-en-jonkvrouwen, en verberg-de-schat, en kom-in-mijn-kasteel met hun kinderen. Dikke Torn placht haar ‘Arya Onderweg’ te noemen, omdat ze dat volgens hem altijd was. Dat beviel haar heel wat beter dan ‘Arya Paardenhoofd’. Maar dat was Winterfel, aan de andere kant van de wereld, en sindsdien was niets nog hetzelfde. Dit was de eerste keer sinds ze Koningslanding hadden bereikt dat ze met de mannen aten. Arya vond het afschuwelijk. Nu had ze een hekel aan hun stemgeluid, hun gelach, hun verhalen. Ze waren haar vrienden geweest, bij hen had ze zich veilig gewaand, maar ze besefte nu dat dat maar schijn was. Ze hadden de koningin Dame laten vermoorden, dat was al erg genoeg, maar toen had de Jachthond Myca gevonden. Jeane Poel had Arya verteld dat hij hem in zoveel stukjes had gehakt dat ze hem in een zak bij de slager terugbezorgd hadden, en dat de arme man eerst gedacht had dat het een geslacht varken was. En niemand had er iets van gezegd of zijn zwaard getrokken, of wat dan ook, noch Harwin, die altijd zo’n grote mond had, noch Alyn, die ridder zou worden, noch Jory, die het hoofd van de wacht was. Zelfs haar vader niet.
‘Hij was mijn vriend,’ fluisterde Arya in haar bord, zo zacht dat geen mens het hoorde. Haar ribstukken lagen daar onaangeroerd, koud geworden, op een dun laagje stollend vet. Arya keek ernaar en voelde zich misselijk. Ze schoof van tafel af.
‘En waar ga jij wel niet heen, jongedame?’ vroeg Septa Mordane.
‘Ik heb geen honger.’ Het kostte Arya moeite aan haar hoofse manieren te denken. ‘Wilt u mij alstublieft verontschuldigen?’ dreunde ze stijfjes op.
‘Zeker niet,’ zei de septa. ‘Je hebt je maaltijd nauwelijks aangeraakt. Ga zitten en eet je bord leeg.’
‘Doe dat zelf maar!’ Voordat iemand haar kon tegenhouden schoot Arya op de deur af. De mannen lachten en Septa Mordane riep haar op luide toon, met een stem die steeds hoger werd. Dikke Torn stond op zijn post; hij bewaakte de toegangsdeur tot de Toren van de Hand. Hij knipperde met zijn ogen toen hij Arya op zich af zag stormen en de kreten van de septa hoorde. ‘Hé daar, meisje…’ begon hij en stak een hand uit, maar Arya glipte tussen zijn benen door en rende de wenteltrap op. Haar voeten petsten op de stenen en Tom hijgde en pufte achter haar aan.
Haar slaapkamer was de enige plaats in heel Koningslanding waar Arya het naar haar zin had, en het beste eraan was de deur van massief donker eiken met zwart ijzerbeslag. Als ze die dichtsmeet en de zware balk ervoor liet zakken kon niemand haar kamer in, Septa Mordane niet, Dikke Tom niet, en ook Sansa, Jory of de Jachthond niet, niemandl En ze smeet hem dicht.
Toen de balk ervoor zat voelde Arya zich eindelijk veilig genoeg om te huilen.
Ze liep naar de vensterbank en ging snotterend zitten, kwaad op iedereen en in de eerste plaats op zichzelf. Het was allemaal haar schuld, al die nare dingen die er waren gebeurd. Dat zei Sansa, en Jeane zei het ook.
Dikke Tom klopte op haar deur. ‘Arya, meisje, wat is er aan de hand?’ riep hij. ‘Ben je daar?’
‘Nee!’ riep ze. Het kloppen hield op. Even later hoorde ze hem weggaan. Dikke Tom was altijd gemakkelijk voor de gek te houden. Arya liep naar de kist aan de voet van het bed. Ze knielde, sloeg het deksel open, begon met handen vol haar kleren eruit te graaien, zijde, satijn, fluweel en wol, en smeet alles op de vloer. Daar lag het, op de bodem van de kist, waar ze het verstopt had. Bijna teder haalde Arya het eruit en trok de slanke kling uit de schede. Naald.
Ze dacht opnieuw aan Myca, en de tranen sprongen haar in de ogen. Haar schuld, haar schuld, haar schuld. Als ze hem nooit had gevraagd met haar te oefenen in het zwaardvechten… Er werd op haar deur gebonsd, harder dan daarnet. ‘Arya Stark, doe onmiddellijk die deur open, hoor je me?’
Met een ruk keerde Arya zich om, Naald in haar hand. ‘Kom maar liever niet binnen!’ waarschuwde ze. Woest hakte ze op de lucht in.
‘Hier zal de Hand van horen!’ raasde Septa Mordane.
‘Kan me niet schelen!’ gilde Arya. ‘Ga weg.’
‘Je zult nog spijt krijgen van je ongehoorzame gedrag, jongedame,dat beloof ik je.’ Arya luisterde aan de deur tot ze de voetstappen van de septa hoorde wegsterven. Ze liep terug naar het raam met Naald in haar hand en keek neer op de binnenhof beneden. Kon ze maar klimmen zoals Bran, dacht ze, dan kon ze via het raam langs de toren naar beneden en van deze afschuwelijke plaats vandaan, weg van Sansa en Septa Mordane en prins Joffry, van iedereen. Wat eten stelen uit de keukens en Naald meenemen, en haar goede laarzen, en een warme mantel. Ze zou Nymeria kunnen zoeken in de wilde wouden ten zuiden van de Drietand, en samen zouden ze naar Winterfel teruggaan, of weglopen naar Jon op de Muur. Ze betrapte zich erop dat ze wenste dat Jon nu bij haar was. Dan zou ze zich misschien niet zo alleen voelen. Een zacht klopje op de deur achter haar maakte dat Arya het raam en haar ontsnappingsdromen de rug toekeerde. ‘Arya,’ riep haar vaders stem. ‘Doe de deur open. We moeten praten.’
Arya liep de kamer door en tilde de dwarsbalk op. Vader was alleen. Hij keek eerder bedroefd dan boos, zodat Arya zich nog miserabeler voelde. ‘Mag ik binnenkomen?’ Arya knikte en sloeg toen beschaamd haar ogen neer. Vader sloot de deur. ‘Van wie is dat zwaard?’
‘Van mij.’ Arya was bijna vergeten dat ze Naald in haar hand had.
‘Geef op.’
Met tegenzin gaf Arya haar zwaard uit handen en vroeg zich af of ze het ooit weer zou vasthouden. Haar vader keerde het om en om in het licht om het goed te bekijken. Hij testte de punt uit met zijn duim. ‘Het zwaard van een bravo, een sluipmoordenaar,’ zei hij.
‘Maar ik geloof dat ik het merkteken van de smid ken. Dit is door Mikken gemaakt.’
Arya kon niet tegen hem liegen. Ze keek naar de grond. Heer Eddard Stark zuchtte. ‘Mijn negenjarige dochter krijgt een wapen uit mijn eigen smidse zonder dat ik er iets van weet. De Hand des Konings wordt geacht de Zeven Koninkrijken te regeren, maar het lijkt erop dat ik niet eens mijn eigen huishouden kan bestieren. Hoe kom jij aan een zwaard, Arya? Waar heb je dit vandaan?’
Arya beet op haar lip en zweeg. Ze wilde Jon niet verraden, zelfs niet aan haar vader.
Na een poosje zei vader: ‘Ach, laat ook maar zitten.’ Hij keek ernstig naar het zwaard in zijn handen. ‘Dit is geen kinderspeelgoed, en al helemaal niet voor een meisje. Wat zou Septa Mordane zeggen als ze wist dat je met zwaarden speelde?’
‘Ik speelde niet,’ zei Arya met klem. ‘En ik heb een hekel aan Septa Mordane.’
‘Zo is het genoeg.’ Haar vaders stem klonk kortaf en hard. ‘De septa doet niet meer dan haar plicht, al weten de goden dat je het die arme vrouw moeilijk genoeg maakt. Je moeder en ik hebben haar belast met de onmogelijke taak om een dame van je te maken.’
‘Ik wil geen dame zijn!’ viel Arya uit.
‘Ik zou dit speeltje hier en nu op mijn knieën doormidden moeten breken om een einde te maken aan die onzin.’
‘Naald zou niet breken,’ zei Arya uitdagend, maar haar stem logenstrafte haar woorden.
‘Het heeft dus een naam?’ Haar vader zuchtte. ‘Arya, Arya. Je hebt zoiets ontembaars over je. Het wolvenbloed, noemde mijn vader het altijd. Lyanna had er een beetje van meegekregen en mijn broer Brandon meer dan een beetje. Het dreef hen allebei vroegtijdig het graf in.’ Arya hoorde hoe treurig zijn stem klonk. Hij sprak niet vaak over zijn vader, of over de broer en zuster die vóór haar geboorte waren gestorven. ‘Lyanna zou misschien een zwaard hebben gedragen als mijn heer vader het had goedgevonden. Jij doet me soms aan haar denken. Je lijkt zelfs op haar.’
‘Lyanna was mooi,’ zei Arya verrast. Dat zei iedereen. Het was niet iets wat ooit van Arya werd gezegd.
‘Dat was ze,’ beaamde Eddard Stark, ‘mooi, en eigenzinnig, en dood voor haar tijd.’ Hij hief het zwaard op en hield het tussen hen in. ‘Arya, wat had je met… Naald willen doen? Wie had je willen doorklieven? Je zuster? Septa Mordane? Weet je ook maar iets van zwaardvechten af?’
Het enige dat haar inviel was de les van Jon. ‘Je steekt met de punt,’ flapte ze eruit.
Haar vader snoof om niet in lachen uit te barsten. ‘Daar komt het in wezen wel op neer, ja.’
Arya wilde het zo wanhopig graag uitleggen, zodat hij het zou begrijpen. ‘Ik probeerde het te leren, maar…’ Haar ogen schoten vol tranen. ‘Ik had Myca gevraagd om met me te oefenen.’ Ineens werd ze door verdriet overmand, en trillend keerde ze zich af. ‘Ik had het hem gevraagd,’ huilde ze. ‘Het was mijn schuld, het kwam door mij…’
Ineens voelde ze haar vaders armen om zich heen. Teder hield hij haar vast, terwijl zij zich naar hem omdraaide om uit te huilen tegen zijn borst. ‘Nee, schatje,’ mompelde hij. ‘Rouw gerust om je vriend, maar verwijt jezelf niets. Jij hebt die slagersjongen niet gedood. Die moord komt voor rekening van de Jachthond, en van de wrede vrouw die hij dient.’
‘Ik haat ze,’ vertrouwde Arya hem toe en haalde met een rood gezicht haar neus op. ‘De Jachthond en de koningin en de koning en prins Joffry. Ik haat ze allemaal. Joffry loog, het was niet zoals hij zei. Sansa haat ik ook. Zij wist het heus nog wel, ze loog alleen maar omdat Joffry haar dan aardig zou vinden.’
‘We liegen allemaal,’ zei haar vader. ‘Of denk je echt dat ik geloof dat Nymeria weggelopen is?’
Arya bloosde schuldbewust. ‘Jory nad beloofd dat hij het niet verder zou vertellen.’
‘Jory heeft woord gehouden,’ zei haar vader glimlachend. ‘Soms weet ik iets zonder dat het me verteld is. Zelfs een blinde kon zien dat die wolf je nooit vrijwillig zou verlaten.’
‘We moesten met stenen gooien,’ zei ze ongelukkig. ‘Ik zei tegen haar dat ze weg moest lopen, dat ze vrij kon zijn, dat ik haar niet meer wilde. Er waren andere wolven om mee te spelen, we hoorden ze huilen, en Jory zei dat de bossen vol wild zaten, zodat ze op herten kon jagen. Maar ze bleef ons maar achternalopen, en ten slotre moesten we met stenen gooien. Ik heb haar twee keer geraakt. Ze jankte en keek me aan, en ik schaamde me zo, maar het was toch goed wat ik deed? De koningin zou haar vermoord hebben.’
‘Ja, het was goed,’ zei haar vader. ‘En zelfs de leugen was… niet eerloos.’ Hij had Naald weggelegd toen hij naar Arya liep om haar te omhelzen. Nu pakte hij het zwaard weer op en liep naar het raam, waar hij een ogenblik naar de binnenhof bleef kijken. Toen hij zich weer omdraaide stonden zijn ogen peinzend. Hij ging in de vensterbank zitten met Naald over zijn knieën. ‘Arya, ga zitten. Ik moet je een paar dingen uitleggen.’
Nerveus ging ze op de rand van haar bed zitten. ‘Je bent nog te jong om met al mijn zorgen te worden opgezadeld,’ zei hij tegen haar, ‘maar je bent ook een Stark van Winterfel. Je kent onze woorden.’
‘De winter komt,’ fluisterde Arya.
‘De harde, wrede tijden,’ zei haar vader. ‘We hebben er een voorproefje van gehad aan de Drietand, kind, en toen Bran viel. Jij bent in de lange zomer geboren, en je hebt nooit iets anders meegemaakt, maar nu wordt het waarlijk winter. Denk aan het wapenteken van ons huis, Arya.’
‘De schrikwolf,’ zei ze, en dacht aan Nymeria. Ze trok haar knieën op tot onder haar kin, plotseling bang geworden.
‘Laat me je iets over wolven vertellen, kind. Als de sneeuw valt en de witte winden waaien sterft de eenzame wolf, maar de troep blijft in leven. De zomer is de tijd om elkaar in de haren te zitten. ’s Winters moeten we elkaar beschermen en warm houden, onze krachten verenigen. Dus als je per se wilt haten, Arya, haat dan degenen die ons werkelijk een kwaad hart toedragen. Septa Mordane is een goed mens, en Sansa… Sansa is je zuster. Jullie mogen dan even grondig verschillen als de zon en de maan, in jullie beider harten stroomt hetzelfde bloed. Jij hebt haar nodig, net zoals zij jou nodig heeft… en ik heb jullie allebei nodig, mogen de goden mij bijstaan.’
Hij klonk zo vermoeid dat het Arya treurig te moede werd. ‘Ik haat Sansa niet,’ zei ze tegen hem. ‘Niet echt.’ Het was maar een halve leugen.
‘Ik wil je niet bang maken, maar ik wil evenmin tegen je liegen. We zijn op een duistere en gevaarlijke plaats beland, kind. Dit is Winterfel niet. We hebben vijanden die niets goeds met ons voorhebben. Laten we niet tegen elkaar vechten. Die eigenzinnigheid van jou, dat weglopen, die boze woorden, die ongehoorzaamheid… thuis waren dat slechts de zomerse spelletjes van een kind. Hier en nu, met de winter op komst, ligt het anders. Het is tijd dat je volwassen wordt.’
‘Dat word ik ook,’ beloofde Arya hem plechtig. Ze had nog nooit zoveel van hem gehouden als op dat moment. ‘Ik kan ook sterk zijn. Ik kan even sterk zijn als Robb.’
Hij reikte haar Naald aan met het gevest naar voren. ‘Alsjeblieft.’
Vol verwondering keek ze naar het zwaard. Even was ze bang om het aan te raken, bevreesd dat het weer weggetrokken zou worden als ze haar hand ernaar uitstak, maar toen zei haar vader: ‘Ga je gang, het is van jou,’ en ze pakte het aan.
‘Mag ik het houden?’ zei ze. ‘Echt waar?’
‘Echt waar.’ Hij glimlachte. ‘Als ik het meenam zou ik ongetwijfeld binnen twee weken een morgenster onder je kussen aantreffen. Doe je best om het niet in je zuster te steken, hoezeer je ook geprovoceerd wordt.’
‘Ik zal het niet doen. Dat beloof ik.’ Terwijl haar vader afscheid nam drukte Arya Naald stevig tegen zich aan.
De volgende ochtend bij het ontbijt bood ze Septa Mordane haar verontschuldigingen aan en vroeg haar om vergiffenis. De septa keek haar met toegeknepen ogen achterdochtig aan, maar vader knikte. Drie dagen daarna, midden op de dag, zond haar vaders rentmeester Vayon Poel Arya naar de kleine zaal. De schraagtafels waren opgeruimd en de banken tegen de muur geschoven. De zaal leek leeg, totdat een onbekende stem zei: ‘Je bent laat, jongen.’ Een onaanzienlijk mannetje met een kaal hoofd en een grote haakneus dook op uit de schaduwen met een paar smalle houten zwaarden in zijn hand. ‘Morgen ben je hier midden op de dag.’ Hij sprak met een accent, de tongval van een van de Vrijsteden, Braavos misschien, of Myr.
‘Wie bent u?’ vroeg Arya.
‘Ik ben je dansmeester.’ Hij wierp haar een van de houten zwaarden toe. Ze greep ernaar, miste en hoorde het op de vloer kletteren.
‘Morgen vang je het. En nu oprapen.’
Het was niet gewoon maar een stok, maar een echt houten zwaard, compleet met een gevest, een pareerstang en een knop. Arya raapte het op. Zenuwachtig hield ze het met allebei haar handen vast en stak het voor zich uit. Het was zwaarder dan het leek, veel zwaarder dan Naald. De kale man klikte met zijn tanden. ‘Niet op die manier, jongen. Dit is geen slagzwaard dat je met twee handen hanteert. Neem het wapen in één hand.’
‘Het is te zwaar,’ zei Arya.
‘Het is zwaar omdat dat nodig is om je sterk te maken, en met het oog op de balans. Vanbinnen zit een holte die met lood gevuld is, exact. Eén hand is alles wat je nodig hebt.’
Arya nam haar rechterhand van het gevest en veegde haar bezwete handpalm aan haar broek af. Het zwaard hield ze in haar linkerhand. Dat scheen hij goed te keuren. ‘De linker is prima. Alles andersom, dat maakt het lastiger voor je vijanden. Nu sta je verkeerd. Keer je lichaam opzij, exact. Je bent zo mager als een speerschacht, weet je dat? Ook prima, dan is het doelwit kleiner. Nu de greep. Laat eens kijken.’ Hij kwam dichterbij en keek nauwkeurig naar haar hand. Toen schoof hij haar vingers uit elkaar en verplaatste ze.
‘Exact. Niet zo hard knijpen, nee, je greep moet soepel zijn, subtiel.’
‘En als ik het laat vallen?’ zei Arya.
‘Het staal moeteen verlengstuk van je arm zijn,’ hield de kale man haar voor. ‘Kun je een stuk van je arm laten vallen? Nee. Negen jaar lang was Syrio Forel het voornaamste zwaard van de Zeeheer van Braavos, hij weet van wanten. Luister naar hem, jongen.’
Dat was de derde keer dat hij haar jongen noemde. ‘Ik ben een meisje,’ protesteerde Arya.
‘Jongen, meisje,’ zei Syrio Forel. ‘Je bent een zwaard, dat is alles.’
Hij klikte met zijn tanden. ‘Exact, dat is de greep. Je hebt geen strijdbijl in je hand, maar een…’
‘… naald,’ voltooide Arya fel.
‘Exact. Nu beginnen we aan de dans. En knoop dit in je oren, kind: het is niet de ijzeren dans van Westeros die we leren, de ridderdans, houwen en hakken, nee. Dit is de dans van de bravo, de waterdans, rap en abrupt. Alle mensen zijn van water, wist je dat?
Als je ze doorboort lekt het water weg en sterven ze.’ Hij deed een stap naar achteren en hief zijn eigen houten kling op. ‘Nu ga je proberen mij te raken.’
Arya probeerde hem te raken. Ze probeerde het vier uur lang, totdat elke spier in haar lichaam verkrampt was en zeer deed, terwijl Syrio Forel met zijn tanden klikte en haar vertelde wat ze moest doen.
De volgende dag begon het echte werk.