‘Ze hebben mijn zoon,’ zei Tywin Lannister.
‘Inderdaad, heer.’ De stem van de bode was dof van uitputting. De gestreepte ever van Crakenhal op de borst van zijn gescheurde wapenrok was half onzichtbaar onder het opgedroogde bloed. Eén van je zoons, dacht Tyrion. Hij nam een slokje wijn en sprak geen woord, denkend aan Jaime. Toen hij zijn arm omhoogbracht ging er een pijnscheut door zijn elleboog die hem herinnerde aan zijn eigen kortstondige ervaring op het slagveld. Hij hield van zijn broer, maar hij had zelfs voor al het goud van de Rots van Casterling niet bij hem in het Fluisterwoud willen zijn.
De verzamelde aanvoerders en baandermannen van zijn vader waren doodstil geworden toen de koerier zijn verhaal deed. Het enige geluid was het knetteren en sissen van het houtblok dat in de haard aan het uiteinde van de langwerpige, tochtige gelagkamer brandde. Na de ontberingen van de lange, meedogenloze rit naar het zuiden had het vooruitzicht aan zelfs maar één nachtje in een herberg Tyrion reusachtig opgevrolijkt… al was het hem liever geweest als het niet wéér deze herberg met al zijn herinneringen was. Zijn vader had een moordend tempo aangehouden, en dat had zijn tol geëist. De gewonden moesten hen zo goed mogelijk zien bij te houden, anders werden ze achtergelaten en moesten ze zichzelf zien te redden, ledere ochtend bleven er weer een paar langs de weg liggen, mannen die waren gaan slapen om nooit meer te ontwaken. En elke avond sloop er weer een stel deserteurs weg, het schemerduister in. Tyrion was half en half in de verleiding geweest om mee te gaan. Hij had zich boven vermeid in het comfort van een donzen bed en de warmte van Shae’s lichaam toen zijn schildknaap hem had gewekt met de mededeling dat er een ruiter met ijzingwekkend slecht nieuws uit Stroomvliet was gearriveerd. Dus was het allemaal voor niets geweest. Die haastige tocht naar het zuiden, die eindeloze geforceerde marsen, de lijken die naast de weg waren blijven liggen… alles voor niets. Robb Stark had Stroomvliet al vele dagen geleden bereikt.
‘Hoe kan dat nou?’ kreunde ser Harys Vlugh. ‘Hóe? Zelfs na het Fluisterwoud hadden jullie Stroomvliet in een ijzeren greep, het was door een groot leger omsingeld… wat een krankzinnig besluit van ser Jaime om zijn manschappen in drie afzonderlijke kampen op te splitsen. Hij moet toch geweten hebben hoe kwetsbaar ze dan zouden zijn?’
Beter dan jij, kinloze lafaard die je bent, dacht Tyrion. Jaime mocht Stroomvliet dan hebben verloren, hij werd razend als hij zijn broer hoorde belasteren door een kerel als Vlugh, een schaamteloze strooplikker wiens grootste daad eruit bestond dat hij zijn al even kinloze dochter aan ser Kevan had weten uit te huwelijken en aldus aan de Lannisters geparenteerd was geraakt.
‘Ik zou hetzelfde hebben gedaan,’ antwoordde zijn oom, heel wat kalmer dan Tyrion vermoedelijk gedaan zou hebben. ‘U hebt Stroomvliet nooit gezien, ser Harys, anders had u wel geweten dat Jaime in deze kwestie weinig keus had. Het kasteel ligt aan de samenvloeiing van de Steenstort en de Rode Vork van de Drietand. De rivieren vormen twee zijden van een driehoek, en als er gevaar dreigt zetten de Tullings stroomopwaarts hun sluisdeuren open om aan de derde zijde een brede gracht te creëren en op die manier Stroomvliet in een eiland te veranderen. De muren rijzen loodrecht uit het water op en van hun torens kunnen de verdedigers de tegenoverliggende oevers vele tientallen mijlen ver overzien. Om alle aanvoerwegen af te snijden is een belegeraar wel gedwongen, één kamp ten noorden van de Steenstort, één ten zuiden van de Rode Vork en een derde tussen de rivieren ten westen van de gracht op te slaan. Een andere manier is er niet.’
‘Ser Kevan heeft gelijk, heren,’ zei de koerier. ‘We hadden palissades van gepunte staken om de kampen aangebracht, maar dat was onvoldoende, zo zonder voorafgaande waarschuwing, met die rivieren tussen ons in. Ze overvielen eerst het noordelijke kamp. Niemand was op een aanval voorbereid. Marq Pijper had onze bevoorradingscolonnes wel overvallen, maar hij had maar vijftig man. Ser Jaime was er de avond daarvoor op uitgetrokken om met hen af te rekenen… we dachten althans dat zij het waren. Ons was verteld dat de krijgsmacht van de Starks ten oosten van de Groene Vork naar het zuiden optrok.’
‘En jullie voorrijders?’ Het gezicht van ser Gregor Clegane leek als uit steen gehouwen. Het haardvuur verleende zijn huid een sombere oranje gloed, zodat zijn diepliggende ogen zwarte gaten leken.
‘Hebben die niets gezien? Hebben ze jullie niet gewaarschuwd?’
De bebloede boodschapper schudde zijn hoofd. ‘Onze voorrijders verdwenen steeds maar. Het werk van Marq Pijper, dachten we. Degenen die wel terugkwamen hadden niets gezien.’
‘Iemand die niets ziet heeft zijn ogen niet nodig,’ verklaarde de Berg. ‘Steek ze uit en geef ze aan je volgende voorrijder. Zeg hem dat je hoopt dat vier ogen meer zullen zien dan twee… en zo niet, dat de volgende man er dan zes zal hebben.’
Heer Tywin Lannister vestigde een aandachtige blik op ser Gregor. Tyrion zag een gouden vonk opflikkeren toen het licht van zijn vaders pupillen weerkaatste, maar hij had niet kunnen zeggen of diens blik instemmend of afkeurend was. Heer Tywin hield zich bij vergaderingen vaak op de achtergrond. Hij gaf er de voorkeur aan, eerst te luisteren en dan pas te spreken, een gewoonte die Tyrion zich ook eigen trachtte te maken. Toch was dit stilzwijgen zelfs voor hem ongebruikelijk, en zijn wijn stond er onaangeroerd bij.
‘Je zei dat ze ’s nachts kwamen,’ drong ser Kevan aan. De man knikte vermoeid. ‘De Zwartvis voerde de voorhoede aan. Hij hakte onze wachtposten in de pan en ruimde de palissades uit de weg voor de hoofdaanval. Tegen de tijd dat onze mannen in de gaten hadden wat er aan de hand was stroomden de ruiters al over de randen van de greppels en galoppeerden met zwaarden en toortsen in de hand het kamp door. Ik sliep in het westelijke kamp, tussen de rivieren. Zodra we hoorden dat er gevochten werd en tenten in brand zagen vliegen leidde heer Brax ons naar de vlotten. We probeerden naar de overkant te bomen maar werden met de stroom meegesleurd, en de Tullings begonnen met de katapulten stenen vanaf hun muren te slingeren. Ik zag één vlot tot brandhout versplinteren en drie andere kantelen, zodat de mannen in de rivier gleden en verdronken… en wie wel aan de overkant wist te komen werd daar door de Starks opgewacht.’
Ser Flemens Brax had een tabberd in de kleuren zilver en purper en het gezicht van iemand die niet kan bevatten wat hij zojuist heeft gehoord. ‘Mijn vader…’
‘Het spijt me, heer,’ zei de bode. ‘Heer Brax was in staal en maliën gehuld toen zijn vlot omsloeg. Hij was heel moedig.’
Hij was een dwaas, dacht Tyrion terwijl hij de wijn in zijn beker liet ronddraaien en in de rode kolk staarde, ’s Nachts op een primitief vlot in wapenrusting de rivier oversteken terwijl de vijand je aan de andere kant staat op te wachten — als dat moed was koos hij per definitie voor lafheid. Hij zou wel eens willen weten hoe moedig heer Brax zich had gevoeld toen hij door het gewicht van zijn harnas het zwarte water in werd getrokken.
‘Het kamp tussen de rivieren werd ook onder de voet gelopen,’ zei de boodschapper. ‘Terwijl wij probeerden over te steken kwamen er uit het westen nog meer Starks aanstormen, twee colonnes zwaar bewapende ruiters. Ik zag de geketende reus van heer Omber en de adelaar van de Mallisters, maar ze werden aangevoerd door de jongen. Naast hem rende een monster van een wolf. Ik heb het zelf niet gezien, maar ik hoorde dat het beest vier mannen heeft gedood en een stuk of twaalf paarden verscheurd. Onze speerdragers vormden een schildmuur en sloegen hun eerste aanval af, maar toen de Tullings het zagen openden ze de poorten van Stroomvliet, deden een uitval onder Tytos Zwartewoud en vielen hen van achteren aan.’
‘Goden, bewaar ons,’ vloekte heer Levoort.
‘Grootjon Omber stak de belegeringstorens die we aan het bouwen waren in brand en heer Zwartewoud trof ser Edmar Tulling in ketenen te midden van de overige gevangenen aan en nam ze allemaal mee. Ons zuidelijke kamp stond onder bevel van ser Forling Pape. Toen hij zag dat de andere kampen verloren waren, koos hij met zijn tweeduizend speren en evenzovele boogschutters tijdig de aftocht, maar de huurling uit Tyrosh die het bevel over zijn vrijruiters voerde streek zijn banieren en liep naar de vijand over.’
‘De ellendeling!’ Zijn oom Kevan klonk eerder boos dan verrast.
‘Ik had Jaime nog gewaarschuwd dat de kerel niet te vertrouwen was. Iemand die voor geld vecht is alleen zijn beurs trouw.’
Heer Tywin verstrengelde zijn vingers onder zijn kin. Hij luisterde, en het enige dat bewoog waren zijn ogen. Zijn stugge gouden bakkebaarden omlijstten een gezicht dat roerloos was als een masker, maar op zijn vaders kaalgeschoren hoofd zag Tyrion hier en daar kleine druppeltjes zweet.
‘Hoe hééft dit toch kunnen gebeuren,’ jammerde ser Harys Vlugh weer. ‘Ser Jaime gevangen, de belegering gebroken… dit is een ramp!’
Ser Addam Marbrand zei: ‘Fijn dat u die open deur voor ons intrapt, ser Harys. De vraag is, wat doen we eraan?’
‘Wat kunnen we doen? Jaimes krijgsmacht is afgeslacht, gevangen of gevlucht, en de Starks en Tullings blokkeren finaal onze aanvoerlijnen. We zijn van het westen afgesneden! Als ze willen kunnen ze zó tegen de Rots van Casterling optrekken, en wie houdt ze tegen? Heren, we zijn verslagen. We moeten om vrede smeken.’
‘Vrede?’ Peinzend liet Tyrion zijn wijn ronddraaien, nam een flinke teug en smeet toen zijn lege beker op de vloer, waar hij aan diggelen brak. ‘Daar ligt uw vrede, ser Harys. Die heeft mijn lieve neef voorgoed gebroken toen hij besloot de Rode Burcht met het hoofd van heer Eddard op te sieren. Het zal u gemakkelijker vallen om wijn uit die beker te drinken dan om Robb Stark ervan te overtuigen dat hij nu vrede moet sluiten. Hij is aan de winnende hand… of was u dat nog niet opgevallen?’
‘Twee veldslagen maken nog geen oorlog,’ hield ser Addam vol.
‘We zijn nog lang niet verloren. Ik zou mijn eigen staal graag eens tegen die jongen van Stark beproeven.’
‘Misschien stemmen ze in met een wapenstilstand en zijn ze bereid onze gevangenen tegen de hunne te ruilen.’
‘Dan slaat de weegschaal nóg naar hun kant door, tenzij ze er drie tegen een ruilen,’ zei Tyrion op snijdende toon. ‘En wat bieden we voor het rottende hoofd van heer Eddard?’
‘Het schijnt dat koningin Cersei de dochters van de Hand heeft,’ zei Levoort hoopvol. ‘Als we die jongen zijn zusters teruggeven…’
Ser Addam snoof laatdunkend. ‘Hij zou wel een volslagen rund zijn als hij het leven van Jaime Lannister tegen twee meisjes ruilde.’
‘Dan moeten we ser Jaime vrijkopen, tegen iedere prijs,’ zei heer Levoort.
Tyrion rolde met zijn ogen. ‘Als de Starks goud nodig hebben, dan kunnen ze altijd nog Jaimes wapenrusting omsmelten.’
‘Als we om een wapenstilstand smeken laten we onze zwakheid blijken,’ wierp ser Addam tegen. ‘We moeten meteen tegen ze te velde trekken.’
‘Onze vrienden aan het hof kunnen vast wel worden overgehaald, zich met verse troepen bij ons te voegen,’ zei ser Harys. ‘En iemand kan naar de Rots van Casterling teruggaan om een nieuw leger op de been te brengen.’
Heer Tywin Lannister rees op. ‘Ze hebben mijn zoon,’ zei hij nogmaals, op een toon die door het geleuter heen sneed als een zwaard door spekvet. ‘Weg. Allemaal.’
Tyrion, altijd de gehoorzaamheid zelve, stond op om samen met de rest te vertrekken, maar zijn vader keek hem aan. ‘Jij niet, Tyrion. Jij blijft. En jij ook, Kevan. De rest verdwijnt.’
Tyrion liet zich weer op de bank zakken, zo verrast dat hij geen woord kon uitbrengen. Ser Kevan liep naar de wijnvaten aan de andere kant van het vertrek. ‘Oom,’ riep Tyrion, ‘als u zo vriendelijk wilt zijn…’
‘Hier.’ Zijn vader bood hem zijn beker aan, de wijn onaangeroerd. Nu wist Tyrion écht niet meer hoe hij het had. Hij dronk. Heer Tywin ging zitten. ‘Je hebt gelijk wat Stark betreft. Levend hadden we heer Eddard misschien kunnen gebruiken om vrede met Winterfel en Stroomvliet te sluiten. Dood…’ Zijn hand balde zich tot een vuist. ‘Waanzin. Pure waanzin.’
‘Joff is nog maar een jongen,’ hield Tyrion hem voor. ‘Op zijn leeftijd heb ik zelf ook een paar stommiteiten begaan.’
Zijn vader wierp hem een scherpe blik toe. ‘Ja, misschien moeten we blij zijn dat hij nog niet met een hoer is getrouwd.’
Tyrion nipte van zijn wijn en vroeg zich ondertussen af hoe heer Tywin zou kijken als hij hem de beker naar zijn hoofd smeet.
‘We staan er nog slechter voor dan jullie weten,’ vervolgde zijn vader. ‘Het ziet ernaar uit dat we een nieuwe koning hebben.’
Ser Kevan keek alsof hij water zag branden. ‘Een nieuwe — wie?
Wat hebben ze met Joffry gedaan?’
Een zweempje van afkeer speelde om heer Tywins dunne lippen.
‘Niets… vooralsnog. Mijn kleinzoon zit nog steeds op de ijzeren troon, maar de eunuch heeft fluisteringen uit het zuiden opgevangen. Renling Baratheon is op Hooggaarde in het huwelijk getreden met Marjolij Tyrel, op dit moment twee weken geleden, en nu heeft hij de kroon voor zich opgeëist. De vader en de broers van de bruid hebben hun knie voor hem gebogen en hem hun zwaarden opgedragen.’
‘Dat is heel ernstig nieuws.’ Als ser Kevan zijn wenkbrauwen fronste werden de rimpels in zijn voorhoofd diep als ravijnen.
‘Mijn dochter beveelt ons onmiddellijk naar Koningslanding te komen om de Rode Burcht tegen Renling en de Bloemenridder te verdedigen.’ Zijn mond verstrakte. ‘Let wel, ze beveelt ons. Namens de koning en de raad.’
‘Hoe neemt koning Joffry het nieuws op?’ vroeg Tyrion met een grimmig soort vermaak.
‘Cersei achtte de tijd nog niet rijp het hem te vertellen,’ zei heer Tywin. ‘Ze vreest dat hij erop zal staan om zelf tegen Renling op te trekken.’
‘Met welk legej?’ vroeg Tyrion. ‘U bent toch niet van plan hem dit te geven, mag ik hopen?’
‘Hij overweegt de stadswacht aan te voeren,’ zei heer Tywin.
‘Als hij de wacht meeneemt laat hij de stad onverdedigd achter,’ zei ser Kevan. ‘En met heer Stannis op Drakensteen…’
‘Ja.’ Heer Tywin keek op zijn zoon neer. ‘Ik had gedacht dat jij de pias van de familie was, maar het lijkt erop dat ik het mis had.’
‘Nee maar, vader,’ zei Tyrion, ‘dat lijkt wel een compliment.’ Hij boog zich belangstellend naar voren. ‘Hoe zit dat eigenlijk met Stannis? Hij is de oudste, niet Renling. Wat vindt hij van de aanspraak van zijn broer?’
Zijn vader fronste zijn voorhoofd. ‘Ik heb al vanaf het begin het gevoel dat Stannis gevaarlijker is dan alle anderen bij elkaar. Toch doet hij niets. O ja, Varys vangt zo zijn fluisteringen op. Stannis bouwt schepen, Stannis neemt huurlingen in dienst, Stannis laat een schaduwbinder uit Asshai komen. Wat wil dat zeggen? Is er iets van waar?’
Hij haalde geërgerd zijn schouders op. ‘Kevan, breng de kaart eens.’
Ser Kevan deed wat hem gezegd werd. Heer Tywin rolde het leer uit en streek het glad. ‘Jaime heeft ons in een moeilijk parket gebracht. Rous Bolten zit met het restant van zijn troepen ten noorden van ons. De Tweeling en de Motte van Cailin zijn in vijandelijke handen. Robb Stark zit in het westen, zodat we ons niet op Lannispoort en de Rots kunnen terugtrekken zonder de strijd met hem aan te binden. Jaime is gevangen en zijn leger heeft praktisch opgehouden te bestaan. Thoros van Myr en Berk Dondarrion blijven onze foeragetroepen bestoken. In het oosten hebben we de Arryns, Stannis Baratheon zit op Drakensteen en in het zuiden roepen Hooggaarde en Stormeinde hun banieren bijeen.’
Tyrion glimlachte geniepig. ‘Kop op, vader. Rhaegar Targaryen is tenminste nog steeds dood.’
‘Ik had gehoopt dat je ons meer dan flauwe grappen te bieden had, Tyrion,’ zei heer Tywin Lannister.
Ser Kevan boog zich over de kaart, zijn voorhoofd vol groeven.
‘Robb Stark heeft nu Edmar Tulling en de heren van de Drietand aan zijn zij. Hun verzamelde strijdkrachten overtreffen de onze misschien wel in aantal. En met Rous Bolten in de rug… Tywin, als we hier blijven zitten we straks nog klem tussen drie legers.’
‘Ik ben niet van plan hier te blijven. We moeten met de jonge Stark afrekenen voor Renling Baratheon uit Hooggaarde kan optrekken. Over Bolten maak ik me geen zorgen. Hij is een voorzichtig man, en we hebben hem aan de Groene Vork nog voorzichtiger gemaakt. Hij zal niet gauw achter ons aangaan. Dus… gaan we morgen naar Harrenhal. Kevan, ik wil dat ser Addams voorrijders onze manoeuvres afschermen. Geef hem alle mannen die hij nodig heeft en stuur ze er in groepjes van vier op uit. Ik wil niet dat er iemand verdwijnt.’
‘Zoals u zegt heer, maar… waarom naar Harrenhal? Een naargeestig oord, dat ongeluk brengt. Volgens sommigen is het vervloekt.’
‘Dat moeten zij weten,’ zei heer Tywin. ‘Laat ser Gregor los en stuur hem met zijn plunderaars voor ons uit. Stuur Vargo Hoat met zijn vrijruiters mee, en ook ser Amaury Lors, alledrie met driehonderd man ruiterij. Zeg dat ik het rivierengebied van het Godsoog tot de Rode Vork wil zien branden.’
‘Het zal branden, heer,’ zei ser Kevan terwijl hij opstond. ‘Ik zal uw bevelen doorgeven.’ Hij boog en liep naar de deur. Toen ze alleen waren wierp heer Tywin een blik op Tyrion. ‘Die wilden van jou hebben vast wel zin in wat roven en brandschatten. Zeg maar dat ze met Vargo Hoat mee mogen om naar believen te plunderen — goederen, vee, vrouwen, ze mogen nemen wat ze willen en de rest platbranden.’
‘Tegen Shagga en Timet zeggen hoe ze moeten plunderen? Ik kan net zo goed tegen een haan zeggen hoe hij moet kraaien,’ merkte Tyrion op, ‘maar ik hou ze liever bij me.’ Hoe onbeschaafd en onhandelbaar ook, het waren zijn wilden, en hij vertrouwde hen meer dan wie ook van zijn vaders mannen. Hij was niet van plan ze te laten gaan.
‘Zorg dan dat je ze onder controle krijgt. Ik wil geen geplunder in de stad hebben.’
‘De stad?’ Tyrion kon het niet volgen. ‘Welke stad, als ik vragen mag?’
‘Koningslanding. Ik stuur je naar het hof.’
Dat was wel het allerlaatste wat Tyrion had verwacht. Hij pakte zijn wijn, nam een slokje en dacht even na. ‘En wat word ik geacht daar te doen?’
‘Regeren,’ zei zijn vader kortaf.
Tyrion brulde van de lach. ‘Daar zal mijn lieve zuster wel het een en ander op te zeggen hebben.’
‘Ze doet maar. Haar zoon moet worden ingetoomd voordat hij ons allemaal te gronde richt. Het is de schuld van die verwaande kwasten aan het hof — onze vriend Petyr, de eerbiedwaardige grootmaester en dat mirakel zonder pik, heer Varys. Wat is dat voor raad die ze Joffry geven, dat hij van de ene idioterie in de andere vervalt?
Hoe komen ze erbij om die Janos Slink tot heer te verheffen? Zijn vader was slager, en ze geven hem Harrenhal. Harrenhal, dat ooit de zetel van koningen was! Niet dat hij er ooit één voet in zal zetten als het aan mij ligt. Hij schijnt als wapenteken een bloedige speer te hebben genomen. In zijn plaats had ik een bloedig hakmes gekozen.’. Zijn vader verhief zijn stem niet, maar Tyrion zag de woede in zijn gouden ogen. ‘En Selmy ontslaan, waar was dat goed voor? Natuurlijk was de man oud, maar de naam Barristan de Boude roept nog steeds weerklank op in het rijk. Zijn eer straalde af op iedereen die hij diende. Wie zal dat ooit van de Jachthond zeggen? Je hond voer je botten onder tafel, die zet je niet naast je op de hoge zetel.’
Hij wees met een vinger naar Tyrions gezicht. ‘Als Cersei die jongen niet onder de duim kan houden moet jij het doen. En als die raadgevers vals spelen…’
Tyrion begreep het. ‘Pieken,’ zuchtte hij. ‘Hoofden. Muren.’
‘Ik merk dat je het een en ander van me hebt geleerd.’
‘Meer dan u beseft, vader,’ antwoordde Tyrion bedaard. Hij dronk zijn wijn op en zette peinzend zijn beker neer. Enerzijds was hij meer in zijn sas dan hij wilde toegeven. Anderzijds moest hij aan de slag bij de rivier denken en vroeg hij zich af of hij er soms weer op uit werd gestuurd om de linkervleugel te houden. ‘Waarom ik?’ vroeg hij, zijn hoofd schuin. ‘Waarom niet mijn oom? Waarom niet ser Addam, ser Flemens of heer Serret? Waarom niet iemand… die gróter is?’
Heer Tywin kwam abrupt overeind. ‘Jij bent mijn zoon.’
Toen begreep hij het. Je hebt hem opgegeven, dacht hij. Smeerlap die je bent, je denkt dat Jaime zo goed als dood is, dus ben ik het enige dat je nog overhebt. Tyrion had hem graag willen slaan, hem in zijn gezicht willen spugen, zijn dolk willen trekken en hem zijn hart willen uitsnijden om te zien of het van oud, hard goud was, zoals het gewone volk zei. Toch bleef hij zwijgend en onbeweeglijk zitten. De scherven van de gebroken beker kraakten onder zijn vaders voeten toen heer Tywin door het vertrek liep. ‘Nog één ding,’ zei hij bij de deur. ‘Die hoer gaat niet mee naar het hof.’
Toen zijn vader weg was bleef Tyrion nog lange tijd alleen in de gelagkamer zitten. Ten slotte beklom hij de treden naar zijn knusse dakkamertje onder de klokkentoren. Het plafond was laag, maar dat was nauwelijks hinderlijk voor een dwerg. Door het raam zag hij de galg die zijn vader op de binnenplaats had opgericht. Bij ieder zuchtje nachtwind draaide het lijk van de waardin langzaam aan het touw rond, al net zo mager en aangevreten als de verwachtingen van de Lannisters. Shae mompelde slaperig en rolde naar hem toe toen hij op de rand van het donzen bed ging zitten. Hij schoof zijn hand onder de deken en vlijde hem om een zachte borst, en haar ogen gingen open.
‘Meheer,’ zei ze met een soezerig lachje.
Toen hij haar tepel stijf voelde worden kuste Tyrion haar. ‘Ik heb zin om je mee naar Koningslanding te nemen, liefje,’ fluisterde hij.