Sansa

De wanden van de troonzaal waren kaal. Koning Roberts geliefde jachtgobelins waren verwijderd en op een slordige hoop in een hoek gesmeten.

Ser Mandon Moer liep naar de troon om zijn plaats tussen twee andere leden van de koningsgarde in te nemen. Sansa hing rond bij de deur, bij uitzondering nu eens niet bewaakt. De koningin had haar voor haar braafheid beloond door haar bewegingsvrijheid binnen het kasteel te geven, maar toch werd ze voortdurend begeleid. ‘Een erewacht voor mijn toekomstige dochter,’ noemde de koningin dat, maar Sansa voelde zich allesbehalve vereerd.

‘Bewegingsvrijheid binnen het kasteel’ betekende dat ze in de Rode Burcht kon gaan en staan waar ze wilde zolang ze maar beloofde, zich niet buiten de muren te begeven, wat Sansa maar al te graag had gedaan. Ze kon trouwens niet eens naar buiten. De poorten werden dag en nacht bewaakt door de goudmantels van Janos Slink, en ook de wacht van de Lannisters was alomtegenwoordig. En als ze het kasteel al had kunnen verlaten, waar had ze dan heen kunnen gaan? Ze nam er genoegen mee, over de binnenplaats te wandelen, bloemen te plukken in het tuintje van Myrcella en in de sept voor haar vader te bidden. Nu en dan bad ze ook in het godenwoud, omdat de Starks de oude goden aanhingen. Dit was de eerste zitting van het hof sinds Joffry aan het bewind was, en dus keek Sansa zenuwachtig om zich heen. Onder de ramen aan de westkant stond een rij Lannister-wachten en onder die aan de oostkant een rij goudmantels. Geen spoor van boeren of burgers te bekennen, maar onder de galerij drentelde een troepje hogere en lagere edelen rusteloos heen en weer. Het waren er niet meer dan twintig, terwijl Robert er altijd wel honderd om zich heen had gehad. Sansa begaf zich onopvallend onder hen en werkte zich onder het prevelen van begroetingen naar voren. Ze herkende Jalabhar Xho met zijn zwarte huid, de sombere ser Aron Santagar, de Roodweyntweeling Horror en Hobbel… alleen leek niemand haar te herkennen. Of als dat wel het geval was, schuwden ze haar alsof ze de grauwe pest had. De ziekelijke heer Gylles bracht op haar nadering zijn handen voor zijn mond en deed of hij een hoestbui kreeg en toen de dronken grapjas ser Dontos aanstalten maakte haar te begroeten, fluisterde ser Balon Swaan iets in zijn oor en keerde hij haar de rug toe.

En er ontbraken er zoveel. Sansa vroeg zich af waar de rest heen was. Tevergeefs zocht ze naar vriendelijke gezichten. Niet een van hen keek haar recht in de ogen. Het leek wel of ze een geest was geworden, gestorven voor haar tijd. Grootmaester Pycelle zat alleen aan de raadstafel. Hij leek te slapen, met zijn handen ineengeschoven voor zijn baard. Ze zag hoe heer Varys zich op geruisloze voeten de zaal inhaastte. Het volgende moment kwam heer Baelish binnen door de hoge deuren achter in de zaal. Hij glimlachte en knoopte onderweg naar voren beminnelijk een praatje aan met ser Balon en ser Dontos. Sansa had buikpijn van de zenuwen. Ik moet niet bang zijn, hield ze zich voor. Ik heb niets te vrezen, het komt allemaal goed, Joff houdt van me en de koningin ook, dat heeft ze zelf gezegd.

Een herautenstem galmde: ‘Heil Zijne Genade, Joffry van de huizen Baratheon en Lannister, Eerste van die Naam, Koning van de Andalen, de Rhoynar en de Eerste Mensen, en Heer van de Zeven Koninkrijken. Heil zijn moeder, Cersei van het huis Lannister, Regentes, Licht van het Westen en Beschermvrouwe van het Rijk.’

Ser Barristan Selmy in zijn magnifieke witte harnas leidde hen binnen. De koningin werd door ser Arys Eikhart geëscorteerd, terwijl ser Boros Both naast Joffry liep. Er waren nu dus zes leden van de koningsgarde in de zaal, alle Witte Zwaarden op Jaime Lannister na. Haar prins — nee, haar koning! — nam de trap naar de ijzeren troon met twee treden tegelijk, terwijl zijn moeder plaatsnam bij de raad. Joff ging gekleed in opengewerkt zwart pluche over scharlaken, een glimmende mantel van gouddraad met een hoge kraag en op zijn hoofd een gouden kroon, bezet met robijnen en zwarte diamanten. Toen Joffry zich omdraaide om de zaal te overzien viel zijn oog op Sansa. Hij glimlachte, ging zitten en sprak: ‘Een koning heeft tot taak de trouwelozen te bestraffen en hen die trouw zijn te belonen. Grootmaester Pycelle, ik gelast u mijn besluiten voor te lezen.’

Pycelle duwde zich overeind. Hij droeg een schitterend gewaad van dik rood fluweel met een kraag van hermelijn en glanzende gouden sluitingen. Uit een afhangende mouw die zwaar was van het sierverguldsel trok hij een perkament, ontrolde het en droeg een lange reeks namen voor die namens de koning en de raad bevolen werd, zich hier te vervoegen en Joffry de eed van trouw te zweren. Zo niet, dan werden ze als verraders beschouwd en vervielen hun grond en titels aan de kroon.

Bij het horen van de namen hapte Sansa naar adem. Heer Stannis Baratheon, zijn vrouwe, zijn dochter. Heer Renling Baratheon. De beide heren Roys en hun zonen. Ser Loras Tyrel. Heer Hamer Tyrel en diens broer, ooms en zonen. De rode priester, Thoros van Myr. Heer Beric Dondarrion. Vrouwe Lysa Arryn en haar zoontje, de kleine heer Robert. Heer Hoster Tulling, zijn broer ser Brynden, zijn zoon ser Edmar. Heer Jason Mallister. Heer Brys Caron van de Marken. Heer Tytos Zwartewoud. Heer Walder Frey en zijn erfgenaam, ser Stevron. Heer Karyl Vannis. Heer Jonos Vaaren. Vrouwe Shella Whent. Doran Martel, vorst van Dorne en al zijn zonen. Wat veel, dacht ze terwijl Pycelle maar doorlas. Er is een complete zwerm raven nodig om al die bevelen te versturen.

En aan het einde, bijna als laatsten, kwamen de namen die Sansa had gevreesd. Vrouwe Catelyn Stark. Robb Stark. Brandon Stark, Rickon Stark, Arya Stark. Sansa onderdrukte een kreet. Arya. Ze wilden dat Arya zich hier zou vervoegen om een eed af te leggen… dat moest inhouden dat haar zuster op de galei was gevlucht en inmiddels veilig op Winterfel was… Grootmaester Pycelle rolde de lijst op, stak hem in zijn linkermouw en trok uit zijn rechter een ander perkament. Hij schraapte zijn keel en hernam: ‘In plaats van de verrader Eddard Stark wenst de koning dat Tywin Lannister, heer van de Rots van Casterling en landvoogd van het Westen, het ambt van Hand des Konings aanvaardt, teneinde met zijn stem te spreken, zijn legers tegen zijn vijanden aan te voeren en zijn koninklijke wil ten uitvoer te brengen. Aldus het besluit des konings. De kleine raad hecht er zijn goedkeuring aan. In plaats van de verrader Stannis Baratheon wenst Zijne Genade dat zijn moeder, koningin Cersei Lannister, de regentes, immer zijn grootste steunpilaar, zitting neemt in zijn kleine raad, opdat zij hem kan helpen wijs en rechtvaardig te heersen. Aldus heeft de koning besloten, met goedkeuring van de kleine raad.’

Sansa hoorde een zacht gemompel opstijgen van de heren om haar heen, maar dat stierf snel weg. Pycelle vervolgde:

‘Het is eveneens de wens van Zijne Genade dat zijn trouwe dienaar Janos Slink, bevelhebber van de stadswacht van Koningslanding, direct tot de waardigheid van heer wordt verheven en als zetel het aloude Harrenhal ontvangt, met alle daartoe behorende gebieden en inkomsten, en dat deze eer na hem aan zijn zonen en kleinzonen toevalt, tot het einde der tijden. Voorts gelast hij dat Heer Slink onmiddellijk zitting neemt in zijn kleine raad om behulpzaam te zijn bij het bestieren van het rijk. Aldus heeft de koning besloten, met goedkeuring van de kleine raad.’

Uit haar ooghoek zag Sansa iets bewegen: Janos Slink trad binnen. Ditmaal klonk het gemompel luider en bozer. Trotse heren wier huizen duizenden jaren oud waren maakten met tegenzin plaats toen de kalende burgerman met zijn kikkerkop voorbijmarcheerde. Op het zwarte fluweel van zijn wambuis waren gouden schubben genaaid die bij iedere stap zachtjes tegen elkaar tikten. Zijn mantel was van zwart-goud geblokt satijn. Twee lelijke jongens die vast zijn zonen waren liepen voor hem uit en torsten moeizaam een zwaar metalen schild dat net zo lang was als zij. Als wapenteken had hij een bloedige speer gekozen, goud op een nachtzwart veld. De aanblik ervan bezorgde Sansa kippenvel op haar armen.

Toen heer Slink zijn plaats had ingenomen hervatte grootmaester Pycelle: ‘Ten laatste, in deze tijden van verraad en beroering, nu onze geliefde Robert nog maar zo kortgeleden is gestorven, acht de raad leven en veiligheid van koning Joffry van het allerhoogste belang…’ Hij keek naar de koningin. Cersei stond op. ‘Ser Barristan Selmy, treed naar voren.’

Ser Barristan had roerloos als een standbeeld aan de voet van de ijzeren troon gestaan, maar nu zonk hij op één knie en boog het hoofd. ‘Uwe Genade heeft slechts te bevelen.’

‘Sta op, ser Barristan,’ zei Cersei Lannister. ‘U kunt uw helm afzetten.’

‘Vrouwe?’ De oude ridder stond op en deed zijn hoge witte helm af, al leek hij niet te begrijpen waarom.

‘U hebt het rijk lang en trouw gediend, waarde ser, en iedere man en vrouw in de Zeven Koninkrijken is u dank verschuldigd. Maar nu is uw dienst ten einde, vrees ik. Het is de wens van de koning en de raad dat u uw zware last aflegt.’

‘Mijn… last? Ik vrees… dat ik het niet…’

De nieuwbakken heer Janos Slink, zijn stem zwaar en ruw, viel in: ‘Hare Genade probeert u duidelijk te maken dat u ontheven bent van uw positie als bevelhebber van de koningsgarde.’

De rijzige, witharige ridder leek ter plaatse te krimpen en had moeite met ademhalen. ‘Uwe Genade,’ zei hij ten langen leste, ‘de koningsgarde is een gezworen broederschap. Wij leggen onze gelofte af voor het leven. Slechts de dood kan de bevelhebber van zijn heilige plicht ontslaan.’

‘Wiens dood, ser Barristan?’ De stem van de koningin was zacht als zijde, maar haar woorden droegen tot het uiteinde van de zaal.

‘Die van u of die van uw koning?’

‘U hebt mijn vader laten sterven,’ zei Joffry boven op de ijzeren troon beschuldigend. ‘U bent te oud om nog iemand te beschermen.’

Sansa zag de ridder naar zijn nieuwe koning omhoogstaren. Hij had haar altijd jonger toegeschenen dan zijn leeftijd, maar nu niet meer. ‘Uwe Genade, zei hij, ‘ik werd op mijn drieëntwintigste uitverkoren om toe te treden tot de Witte Zwaarden. Daar had ik al van gedroomd sinds ik voor het eerst een zwaard ter hand nam. Ik gaf mijn aanspraken op de burcht van mijn voorouders op. Het meisje dat mijn vrouw zou worden trouwde in plaats daarvan met mijn neef, want ik had geen grondgebied of zonen nodig, ik zou voor het rijk leven. Ser Gerold Hoogtoren zelf nam me mijn geloften af… om met heel mijn kracht over de koning te waken… mijn bloed voor het zijne te geven… ik heb zij aan zij gevochten met de Witte Stier en prins Lewyn van Dorne… en met ser Arthur Dayn, het Zwaard van de Morgen. Voor ik uw vader diende strekte ik koning Aerys tot schild, en zijn vader Jaehaerys voor hem… drie koningen…’

‘Die alle drie dood zijn,’ bracht Pinkje hem in herinnering.

‘Uw tijd is voorbij,’ verkondigde Cersei Lannister. ‘Joffry moet jonge en sterke mannen om zich heen hebben. De raad heeft besloten dat ser Jaime Lannister uw plaats als bevelhebber van de gezworen broeders van het Witte Zwaard zal innemen.’

‘De Koningsmoordenaar,’ zei ser Barristan, zijn toon bitter van verachting. ‘De valse ridder die zijn kling bezoedelde met het bloed van de koning die hij gezworen had te verdedigen.’

‘Let op uw woorden, ser,’ waarschuwde de koningin. ‘U hebt het over onze geliefde broeder, de bloedverwant van uw koning.’

Nu nam heer Varys het woord, milder dan de anderen. ‘Wij zijn uw dienstbetoon niet vergeten, waarde ser. Heer Tywin Lannister heeft er goedgunstig mee ingestemd, u een aardig stukje grond te schenken, ten noorden van Lannispoort aan zee gelegen, en daarnaast voldoende goud en mannen om een sterke burcht te bouwen, en dienstpersoneel om in al uw behoeften te voorzien.’

Ser Barristan keek met een heftig gebaar op. ‘Een zaal om in te sterven en mannen om me te begraven. Ik dank u, heren… maar ik spuug op uw medelijden.’ Zijn hand ging omhoog en gespte zijn mantel los, zodat het zware witte kledingstuk van zijn schouders gleed en in een hoop op de vloer belandde,. Zij n helm viel kletterend neer. ‘Ik ben een ridder,’ zei hij tegen hen. Hij maakte de zilveren sluitingen van zijn borstharnas open en liet dat ook vallen. ‘Ik zal als ridder sterven.’

‘Een naakte ridder, dunkt me,’ grapte Pinkje.

Toen lachten ze allemaal, Joffry op zijn troon en de heren van zijn gevolg, Janos Slink en koningin Cersei, Sandor Clegane en zelfs de overige leden van de koningsgarde, de vijf die nog een ogenblik daarvoor zijn broeders waren geweest. Dat moet het pijnlijkst zijn, dacht Sansa. Haar hart ging uit naar de dappere oude man zoals hij daar stond, beschaamd en met een rood gezicht, te boos om een woord uit te brengen. Ten slotte trok hij zijn zwaard. Sansa hoorde iemand naar adem happen. Ser Boros en ser Meryn maakten al aanstalten hem verweer te bieden, maar ser Barristan nagelde hen aan de grond met een blik waar de verachting vanaf droop.

‘Weest u niet bang, heren, uw koning is veilig… zij het niet dankzij u. Zelfs nu nog zou ik er even gemakkelijk doorheen komen als een mes door de kaas. Als u onder de Koningsmoordenaar wilt dienen, is niet één van u waardig het wit te dragen.’ Hij smeet zijn zwaard voor de voet van de ijzeren troon neer. ‘Hier, jongen. Smelt het voor mijn part en voeg het aan de rest toe. Je zult er meer nut van hebben dan van de zwaarden die deze vijf hanteren. Misschien gaat heer Stannis er wel op zitten als hij jou van de troon heeft gestoten.’

Hij liep de ganse lange zaal door naar buiten. Zijn voetstappen galmden luid op de vloer en weerkaatsten van de kale stenen wanden. Heren en dames weken opzij om hem langs te laten. Pas nadat de pages de grote deuren van met brons beslagen eikenhout achter hem hadden gesloten hoorde Sansa weer geluiden: zachte stemmen, onrustig geschuifel, het geritsel van papieren op de raadstafel. ‘Hij noemde me jongen,’ zei Joffry pruilend, zodat hij jonger klonk dan hij was. ‘En bovendien had hij het over mijn oom Stannis.’

‘Loos gepraat,’ zei de eunuch Varys. ‘Zonder enige betekenis…’

‘Misschien is hij wel aan het samenzweren met mijn ooms. Ik wil dat hij gegrepen en ondervraagd wordt.’ Niemand verroerde zich. Joffry verhief zijn stem. ‘Ik zei: ik wil dat hij gegrepen wordtl’

Janos Slink kwam van achter de raadstafel overeind. ‘Daar zorgen mijn goudmantels wel voor, Uwe Genade.’

‘Goed,’ zei koning Joffry. Heer Janos beende de zaal uit. Zijn lelijke zonen moesten twee keer zoveel stappen zetten als hij, met dat grote metalen schild met de wapens van het huis Slink op sleeptouw.

‘Uwe Genade,’ bracht Pinkje de koning in herinnering, ‘als u ons toestaat om verder te gaan: de zeven zijn er nu zes geworden. We hebben een nieuw zwaard voor uw koningsgarde nodig.’

Joffry glimlachte. ‘Zeg het maar, moeder.’

‘De koning en de raad hebben besloten dat niemand in de Zeven Koninkrijken geschikter is om over Zijne Genade te waken en hem te beschermen dan zijn gezworen schild Sandor Clegane.’

‘Hoe bevalt je dat, hond?’ vroeg koning Joffry.

Het getekende gezicht van de Jachthond was moeilijk te lezen. Hij gunde zich één langdurig moment de tijd om na te denken. ‘Waarom niet? Ik laat geen land of vrouw achter, en wie zou daar trouwens om malen?’ De verbrande kant van zijn mond trok scheef.

‘Maar ik waarschuw u, ik leg geen riddergeloften af.’

‘De gezworen broeders van de koningsgarde zijn altijd ridders geweest,’ zei ser Boros op ferme toon.

‘Tot nog toe,’ raspte de Jachthond met zijn zware stem, en ser Boros deed er het zwijgen toe. Toen de koninklijke heraut naar voren trad besefte Sansa dat het ogenblik bijna gekomen was. Zenuwachtig streek ze de stof van haar rok glad. Als eerbetoon jegens de overleden koning droeg ze rouwkleding, maar ze had er wel speciaal op gelet dat ze er mooi uitzag. Haar jurk was die van ivoor kleurige zijde die ze van de koningin had gekregen, degene die Arya had geruïneerd, maar ze had hem zwart laten verven, en er was niets meer van de vlek te zien. Ze had urenlang zitten piekeren welke juwelen ze aan zou doen en ten slotte gekozen voor de elegante eenvoud van een doodgewone zilveren ketting.

De stem van de heraut bulderde: ‘Als iemand in deze zaal Zijne Genade nog iets wil voorleggen, laat hem dan nu spreken of heen gaan en zwijgen.’

Sansa kromp in elkaar. Nu, spoorde ze zichzelf aan, ik moet het nu doen. Mogen de goden mij moed geven. Ze deed een stap, en toen nog een. Heren en ridders weken zwijgend opzij om haar door te laten, en ze voelde het gewicht van hun blikken op zich rusten. Ik moet net zo sterk zijn als mijn moeder. ‘Uwe Genade,’ riep ze met een zacht, bevend stemmetje.

Hoog op zijn ijzeren troon had Joffry een beter overzicht dan alle anderen in de zaal. Hij zag haar het eerst. ‘Treed naar voren, jonkvrouwe,’ riep hij glimlachend. Zijn lach maakte haar stoutmoediger, maakte dat ze zich mooi en sterk voelde. Hij houdt van me, hij houdt echt van me. Sansa hief haar hoofd op en liep naar hem toe, niet te langzaam en niet te vlug. Ze mochten niet zien hoe nerveus ze was.

‘Jonkvrouwe Sansa van het huis Stark,’ riep de heraut. Onder aan de troon bleef ze staan, daar waar ser Barristans mantel als een witte plas op de vloer naast zijn helm en zijn borstharnas lag. ‘Is het iets wat de koning en de raad aangaat, Sansa?’ vroeg de koningin van achter de raadstafel.

‘Jawel.’ Ze knielde op de mantel om haar japon niet te bederven en keek op naar haar prins op zijn geduchte zwarte troon. ‘Als het u behaagt vraag ik om genade voor mijn vader, heer Eddard Stark, die de Hand des Konings was.’ Ze had de woorden wel honderdmaal geoefend. De koningin zuchtte. ‘Sansa, je stelt me teleur. Wat heb ik je gezegd over verradersbloed?’

‘Uw vader heeft ernstige en verschrikkelijke misdaden begaan, jonkvrouwe,’ hief grootmaester Pycelle aan.

‘Och, arm, treurig ding,’ zuchtte Varys. ‘Het is nog maar een kind, heren, ze weet niet waar ze om vraagt.’

Sansa had slechts oog voor Joffry. Hij moet naar me luisteren, bet moet, dacht ze. De koning ging verzitten. ‘Laat haar spreken,’ beval hij. ‘Ik wil horen wat ze te zeggen heeft.’

‘Heb dank, Uwe Genade.’ Sansa glimlachte, een verlegen, verstolen lachje, alleen voor hem bestemd. Hij luisterde. Dat wist ze.

‘Verraad is een schadelijk gewas,’ verklaarde Pycelle plechtig. ‘Het moet met wortel, tak en zaad worden uitgeroeid, opdat niet langs iedere weg nieuwe verraders ontspruiten.’

‘Loochen je je vaders misdaad?’ vroeg heer Baelish.

‘Nee, mijne heren.’ Sansa wist wel beter. ‘Ik weet wel dat hij gestraft moet worden. Alles wat ik vraag is genade. Mijn vader heeft vast en zeker spijt van zijn daad. Hij was koning Roberts vriend. Die was hem dierbaar, u weet allemaal dat het zo was. Het heeft nimmer in zijn bedoeling gelegen om Hand te worden vóór de koning hem dat vroeg. Ze moeten hem voorgelogen hebben. Heer Renling, of heer Stannis, of… iemand, ze moeten gelogen hebben, want anders…’

Koning Joffry boog zich naar voren, zijn handen om de leuningen van de troon geklemd. Gebroken zwaarden waaierden tussen zijn vingers uit. ‘Hij zei dat ik geen koning was. Waarom deed hij dat?’

‘Hij had een gebroken been,’ antwoordde Sansa gretig. ‘Dat deed zo’n pijn dat Maester Pycelle hem melksap van de papver gaf, en ze zeggen dat melksap van de papaver het brein benevelt. Anders had hij zoiets nooit gezegd.’

Varys zei: ‘Het geloof van een kind… hoe lief en onbedorven… en toch zeggen ze dat wijsheid vaak uit een kindermond komt.’

‘Verraad is verraad,’ antwoordde Pycelle onmiddellijk. Joffry zat rusteloos op de troon te wiebelen. ‘Moeder?’

Cersei Lannister keek Sansa peinzend aan. ‘Als heer Eddard zijn misdaad zou bekennen,’ zei ze ten slotte, ‘zouden we weten dat zijn dwaasheid hem berouwde.’

Joffry duwde zich overeind. Alsjeblieft, dacht Sansa, alsjeblieft, wees de koning die ik weet dat je bent, goed, vriendelijk en nobel, alsjeblieft. ‘Heb je nog meer te zeggen?’ vroeg hij.

‘Alleen… dat als u mij liefhebt, u mij deze gunst verleent, mijn prins,’ zei Sansa.

Koning Joffry bezag haar van top tot teen. ‘Je lieflijke woorden hebben mij geroerd,’ zei hij galant en knikte, als om te zeggen dat het allemaal wel goed zou komen. ‘Ik zal doen wat je vraagt… maar eerst moet je vader bekennen. Hij moet bekennen en zeggen dat ik de koning ben, anders is er geen genade voor hem.’

‘Dat zal hij doen,’ zei Sansa en haar hart sprong op. ‘O, ik weet zeker dat hij dat zal doen.’

Загрузка...